100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Infectie en afweer $6.95   Add to cart

Summary

Samenvatting Infectie en afweer

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle hoorcolleges en een uitgebreide samenvatting van parasitologie en bacteriologie.

Preview 4 out of 35  pages

  • June 27, 2024
  • 35
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Infectie en afweer

Quinn: ProQuest Ebook Central - Reader
Jacobs: ProQuest Ebook Central - Reader
Zachary: eBooks from Elsevier UK (uu.nl)

HOORCOLLEGE 1 – INLEIDING
Zoönotisch agens: infectieus agens dat overgaat van dier naar mens en in de mens ziekte
kan veroorzaken.
Typen afweer:
- Aangeboren afweer (Toll-like receptoren die micro-organismen herkennen)
- Aangeleerde afweer (dendritische cellen bieden stukje bacterie aan T-cellen aan die
daar geheugen mee opbouwen)




Prionen en virussen zijn beide geen levende organismen  kunnen zich niet buiten een
gastheer vermenigvuldigen.
Bacteriën zijn prokaryoten (DNA met cytoplasma met eiwitten en ribosomen); schimmels en
parasieten zijn eukaryoten. (Gisten en protozoa: eencellige eukaryoten.)
Prokaryoten:
- Eencellig, kleiner dan 5 micrometer
- Geen membraangebonden organellen
- 70S ribosomen (70S is kleiner dan 80S)
- DNA is circulair en haploid
- Replicatie door deling
S = Svedberg; hangt af van vorm en grootte van een ribosoomdeel.
Eukaryoten:
- Vaak meercellig, 10 micrometer
- Membraangebonden organellen aanwezig
- 80S ribosomen
- DNA in chromosomen
- Kernmembraan aanwezig
- Replicatie door mitose
Symbiose:
- Commensalisme (één profiteert)
o Bescherming en voedsel
o Geen schade aan de gastheer

, - Mutualisme (beide profiteren)
o Beide organismen hebben voordeel
o Geen schade aan de gastheer
- Parasitisme (één lijdt, de ander profiteert)
o Alleen de parasiet heeft voordeel
o (Ernstige) schade aan de gastheer
Routes van transmissie infectieuze agentia:
- Oraal: besmet voedsel en water
- Direct (huid)contact
- Aerosolen (= luchtwegen)
- Directe inoculatie (injectie/trauma/bijten/steken)
- Transplacentaal
Postulaten van Koch (hoe is bepaald welke agens welke ziekte veroorzaakt?):
1. Het micro-organisme moet aanwezig zijn in elk geval van de ziekte
2. Het verdachte micro-organisme moet kunnen worden geïsoleerd en gegroeid als een
reincultuur
3. Inoculatie van het geïsoleerde micro-organisme in een gezonde gastheer geeft
dezelfde ziekte
4. Hetzelfde micro-organisme moet opnieuw uit de experimenteel geïnfecteerde
gastheer kunnen worden geïsoleerd in een reincultuur
Reincultuur: één soort virus/bacterie/parasiet in een omgeving geïsoleerd.
Hoe overleef ik als agens?
- Zo weinig mogelijk afweer opwekken
- De effecten van afweer ontwijken
- De afweer van de gastheer onderdrukken
- Snelle vermeerdering
- Overleven in individuen met een verminderde afweer (YOPI’s = young, old, pregnant,
immunosuppressed)
Aanwezigheid agens: ziekte of dragerschap.
Wat zonder infectieuze agentia?
- Vertering
- Kolonisatie resistentie
- Afweer
Waarom en hoe ziek? Pathogenese.
Infecties voorkomen of behandelen:
- Insleep voorkomen door hygiëne of beweiding
- Vaccinatie
- Therapie (antibiotica, antimycotica = gisten, anthelmintica = parasieten, antivirale
middelen)

HOORCOLLEGE 2 – HET INNATE IMMUUNSYSTEEM
Aangeboren immuunsysteem is snel, lokaal en aspecifiek.
Maternale immuniteit: antilichamen worden doorgegeven van moeder naar kind.
Wat bepaalt infectie?
- Het soort pathogeen  virus/bacterie/parasiet
- De omgeving
- De immuniteit van de gastheer
Immuunhomeostase wordt verstoord; eerst een snelle aspecifieke reactie van de
aangeboren immuniteit. Als dat niet lukt adaptieve immuniteit van de geheugenspecifieke B-
en T-cellen. De immuunrespons geeft weefselschade en moet dus op tijd worden geremd,
door de regulatoire T-cellen.
Niet-specifieke afweer  innate/aangeboren afweer: ter plaatse, snel geactiveerd, a-
specifiek (tussen 4-96 uur; neutrofielen, macrofagen, dendritische cellen, mestcellen, NK-
cellen).

,Specifieke afweer  adaptieve/verkregen afweer: herbesmettingsimmuniteit na natuurlijk
contact of vaccinatie. Geheugen/memory specifiek (na 96 uur; B-lymfocyten, T-lymfocyten,
antilichamen, effector T-cellen).
T-cellen maken geïnfecteerde eigen cellen dood; antilichamen van B-cellen maken
virus/bacteriedeeltjes dood die rondzwerven.
Componenten van aangeboren afweer:
- Fysieke barrières  huid
- Fysiologische barrières  temperatuur/pH
- Cellulaire verdediging  granulocyten/macrofagen
- Biochemische verdediging  enzymen, AMP’s (= antimicrobiële peptiden),
complement
Fysieke barrières:
- Ogen: traanvocht, knipperen, enzymen
- Luchtwegen: cilia en mucus, hoestreflex, enzymen
- Huid: ondoordringbaar, zweet, talgklieren, huidflora
- Maag: lage pH  zuurgraad
- Darmen: peristaltiek, mucus, enzymen, darmflora
Biochemisch: oplosbare factoren: antimicrobiële peptide, complement.
Cellen: macrofagen, neutrofielen, mestcellen, NK-cellen.
Antimicrobiële peptiden: klein, amfipatisch (zowel een positieve lading als een hydrofoob
deel), positief geladen. Gaan een interactie aan met het membraan van een bacterie en
maken daar poriën in. Dan gaan de bacteriën dood.
Complement: een lange serie van eiwitten die elkaar knippen; drie soorten start van de
cascades:
- Classical pathway: bacterie die bindt aan een antilichaam wordt herkend door een
complementmolecuul
- Alternative pathway: spontane interactie bij signalering van een bacterie
- Lectin pathway: lectine (suiker) bindt aan de bacterie
Bij C3 convertase komen alle pathways samen, en daarna splitsen ze weer.




3 effecten van het complement systeem (voor bacteriën en parasieten):
- Immuuncellen door chemotaxis getrokken naar de juiste plek
- Fagocytose door macrofagen
- Complex dat bacteriën dood maakt
Pattern recognition receptoren herkennen lichaamsvreemd materiaal = gevaar; bijvoorbeeld
TLR  toll-like receptoren. Deze herkennen specifieke kenmerken van bacteriën en virussen

,  breed spectrum, want maakt niet uit welke bacterie of virus. (Voorbeeld: de flagel van een
bacterie.)
Innate cellen:
Macrofagen:
- Zitten vol met TLR’s
- Zitten ook vol met mannose receptoren, complement receptoren, lipide receptoren
enz.
- Bacterie bindt aan het membraan  instulping membraan  ontstaan vesikel 
chemische stoffen in vesikel  bacterie gaat dood (dit proces gebeurt niet door TLR’s
maar door de andere receptoren)
- Herkenning van pathogenen, fagocytose; veel signaalmoleculen uitzenden zoals
cytokines
Neutrofielen:
- Veel agressiever; veroorzaken veel weefselschade
- Kunnen fagocyteren, hebben veel granules waarin toxische stoffen in zitten voor
bacteriën = degranulatie, kunnen ontploffen en dan komt al hun DNA eruit waarin
reactieve stoffen zitten die de bacteriën wegvangen  netose
NK-cellen:
- Herkennen geïnfecteerde cellen doordat stukjes van het virus worden gepresenteerd
- Uitscheiding cytokines
- Maken beschadigde (kunnen bijv. ook tumorcellen zijn) en geïnfecteerde cellen dood
Door cytokines zijn er heel veel interacties tussen immuuncellen.
Mestcellen:
- Produceren veel cytokines en proteases
- Scheiden histamine uit  versterkt de afweerreactie
- Heeft IgE antilichamen op het membraan; als dat een antigen herkent wordt
histamine uitgescheiden  degranulatie
Wat gebeurt er bij een ontsteking:
- Rubor  roodheid
- Calor  warmte
- Dolor  pijn (neutrofielen die granules uitscheiden beschadigen ook normaal weefsel
= pijn)
- Tumor  zwelling
- Function laesa  functieverlies
Bacteriën worden herkend door bijvoorbeeld een macrofaag  maakt cytokines  witte
bloedcellen uit het bloed naar de infectie doordat cytokines de bloedvatwand permeabel
maken  vochtuittreding en cellen naar het weefsel.
Acute respons:
- Infectie
- Herkenning in weefsel
- Activatie
- Ontstekingsmediatoren
- Eiwitten
- Cellen van het aangeboren afweer systeem
Bacteriën breken door de huid heen en komen in contact met innate cellen die al aanwezig
zijn in het weefsel. Deze cellen gaan veel cytokines maken, die zorgen weer voor het
uittreden van bijvoorbeeld neutrofielen. Deze proberen het pathogeen te neutraliseren. Dan
wordt geprobeerd de bacteriën te fagocyteren of dood te maken.
Lukt dit hele proces niet?  naar het adaptieve immuunsysteem.

HOORCOLLEGE 3 – PARASIETEN IN VOGELVLUCHT
Paardenwormen zijn over het algemeen niet zoönotisch.
Anthelminthica: ontwormingsmiddelen.
Onderscheid tussen latente infectie of normale infectie.  bij prooidieren/rauw vlees: latent.
Als dierenarts de volgende vragen stellen:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jetslobbe. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

71498 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.95
  • (0)
  Add to cart