11.5
Nieren = 12 cm lang en 160 g zwaar
- Nierslagaders = beide 1L bloed naar de nieren (1500 L per dag)
- Nieren filteren water met opgeloste stoffen tot 160 L voorurine per dag waarvan 99% weer terug gaat
naar het bloed, de rest plas je uit (0,9 /2 L per dag)
- Filtratie vindt plaats in de buitenste laag van de nieren dat het nierschors heet
- Bewerken van de voorurine tot urine gebeurt in het nierschors en het niermerg wat een diepere laag is
- De urine komt in het nierbekken en gaat dan via de urineleider naar de urineblaas door de urinebuis
naar buiten
- Nefronen = vertakkingen van de nierslagaders bij de functionele eenheden van de nier (1,3 mil per nier)
- Begin van elk nefron daar zit een bundel van speciale haarvaten = glomerulus, binnen een kapsel van
Bowman wat het beginstuk van een nierbuisje is
- Ultrafiltratie is mogelijk door extra poriën in de haarvaten
- Voorurine eerst in kapsel van Bowman -> gekronkelde buisje (lis van Henle) -> tweede gekronkelde
buisje -> verzamel buisje -> bloedvaten in de buurt nemen water en opgeloste stoffen op -> overblijfsel is
urine (PwP van de docent bekijken)
- Cellen passeren het nierbuisje en bloedvat, dus 4 celmembranen
Gefaciliteerd transport -> via eiwitpoorten
Actief en passief transport -> via eiwitpoorten
Osmose -> via waterkanalen
Combinatie van transport
- Symport -> stoffen dezelfde kant op
- Antiport -> stoffen in tegengestelde richting
Transport in concentratiegradiënt (actief en kost energie)
- Con transport zorgt ervoor dat een stof kan ‘meeliften’ waardoor het geen energie kost -> secundair
actief transport
- Ook de lading van deeltjes kunnen voor transport zorgen als een deeltje een grote lading heeft waardoor
het andere deeltje mee ‘getrokken’ kan worden
- Stappenplan blz 108
Stappenplan voorurine -> urine
Stap I
- Voor urine ontstaat in het kapsel van Bowman
- Bloeddruk verhoogt doordat de diameter van het aanvoerende buisje grotere is dan die van het
afvoerden buisje (ultrafiltratie treedt op)
- Het filtraat bevat alle stoffen uit het bloed behalve de grote eiwitten, want die zijn te groot
Stap II
- 1e gekronkelde buisje = stoffen uit de voorurine halen
- Stoffen die aanwezig zijn = glucose, aminozuren, vitaminen, hormonen, ureum, K+, Na+ en a- en water
- Nuttige stoffen gaan vanuit de voorurine via weefselvloeistof het bloed in
- Als het glucose gehalte goed is in het bloed gaat dit mee terug (hierin kan de hoeveelheid wisselen)
- Uitscheiding van H+ en NH3 vormt NH4+ wat de Ph goed houdt
- Water gaat via osmose en colloïd osmotische waarde terug
, Stap III en IV
- Dalende deel van de lis van Henle = bevatten veel waterkanalen, maar laten weinig ionen door -> het
volume van de voorurine daalt en de osmotische waarde stijgt (hoogst onder in de bocht)
- Stijgende been van de lis van Henle = geeft H+ en Cl- ionen af waardoor de osmotische waarde daalt
- Onderste dunne deel = passief
- Hogere dikke deel = door Symport actief geven cellen Na+ af aan de weefselvloeistof waardoor Cl- mee
gaat door ladingsverschil
- Onderste deel geeft ook ureum af aan de weefselvloeistof
- Door de concentratiegradiënt van het nierschors is er waterafgifte vanuit de voorurine
Stap V
- Hormoon aldosteron beïnvloedt zoutconcentraties in het bloed
- 2e gekronkelde buisje = aldosteron -> K+ van bloed naar voorurine en in het verzamelbuisje gaan Na+ en
Cl- terug naar het bloed
- Zuurgraad beïnvloed door H+ ionen in 2 e gekronkelde buisje wordt afgegeven aan de voorurine en
HCO3- wordt opgenomen
Stap IV
- ADH wordt door de hypofyseachterkwab gemaakt voor een te laag bloedvolume, het zorgt voor extra
waterkanalen voor ureum naar de wandcellen van het verzamelbuisje
- Meer ADH = extra terugresorptie van water
Stap VII
- Urine bevat water met ureum, ammonium en andere stoffen
- 0,5% van de voorurine
Tegengestelde richting
- Het bloed in het stijgende haarvat neemt water uit de weefselvloeistof op en geeft actief Na+ en Cl- af
- Het bloed in het dalende haarvat geeft water aan de weefselvloeistof en neemt passief Na+ en Cl- op
- Circulatie van Na+ en Cl- en ureum door het niermerg en nierschors houdt de osmotische gradiënt in
stand, waardoor het tegenstroom principe de terugresorptie in stand houdt
Hormonale invloed
- ADH = waterresorptie
- Aldosteron = afgifte van Na+ ionen
- Te lage concentratie ionen -> te lage osmotische waarde -> meer urine afgifte -> kleiner
bloedplasmavolume
- Rennie = in het bloed komt omzetting van angiotensinogeen -> angiotensine I
- In de longen is angiotensine II wat de aldosteron door de bijnierschors stimuleert
- Hogere bloeddruk -> lagere hoeveelheid ADH -> meer urine
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller diannherder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.60. You're not tied to anything after your purchase.