Week 1
Omvang omgevingsplan.
Iedere gemeenteraad stelt één omgevingsplan op voor het hele gebied (art. 2.4
Ow) (delegatie van delen aan College van B&W mogelijk, zie art. 2.8 Ow). In het
omgevingsplan mogen met het oog op de doelen van de wet (art. 1.3 Ow) dingen
geregeld worden indien zij de fysieke leefomgeving aangaan (art. 4.1(1) Ow). Dat
is de bovengrens. De ondergrens geeft aan wat er in ieder geval in het
omgevingsplan moet staan, en dat zijn regels die zorgen voor een evenwichtige
toedeling van functies aan locaties (art. 4.2(1) Ow). Naast het omgevingsplan,
zijn er ook algemene verbindende voorschriften voor de fysieke leefomgeving
door het waterschap (waterschapsverordening), provincie
(omgevingsverordening) en het rijk (AMvBs).
Wat onder de fysieke leefomgeving valt, blijkt uit art. 1.2 Ow. Hieruit valt af te
leiden tot activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving,
door bijvoorbeeld te emitteren, ook onder de fysieke leefomgeving vallen. Gelet
op het ruime begrip en art. 1.3 Ow dat de doelen van de wet weergeeft, kan in
het omgevingsplan veel meer worden geregeld dan in het voormalige
bestemmingsplan. Dit betekent evenwel niet dat er niet alsnog verordeningen
zullen zijn die de fysieke leefomgeving aangaan. Art. 2.7 Ow geeft aan dat er
thema’s zijn die uitsluitend in het omgevingsplan geregeld mogen worden (lid 1),
er thema’s zijn die niet in het omgevingsplan geregeld mogen worden ondanks
hun invloed op de fysieke leefomgeving (lid 2) en er thema’s zijn waarover de
wet zwijgt en de gemeenteraad dus een keuze mag maken.
De manier van regulering kan per gemeente verschillen. Zolang aan de
bovenstaande eisen wordt voldaan, kan per activiteit (bomen kappen) de fysieke
leefomgeving gereguleerd worden, maar ook per functie (wonen; voorheen
bestemming). Voorts is het werken van open normen toegestaan, mits er nog een
nader besluitmoment plaatsvindt waarin eventuele uitwerking van die open norm
in beleidsregels, kan worden getoetst. Een dergelijk naderbesluitmoment is een
vergunningverlening. Het voordeel hiervan is dat de invulling van de open norm
dynamisch, dat wil zeggen los van het omgevingsplan en dus na het vaststellen
van het omgevingsplan, kan wijzigen. De beleidsregel die dan wordt aangepast is
niet appellabel en doorgaat ook niet de hele procedure van een planwijziging.
Gelet op de latere wijzigingsmogelijkheid van de beleidsregels, moet de open
norm van het omgevingsplan op zichzelf wel voldoende concreet en objectief
begrensd zijn (Maanplein).
In het omgevingsplan kan een vergunningplicht, art. 4.4(1) Ow of een
meldingsplicht art. 4.4(2) Ow worden opgenomen. De regels hierover staan
binnen het omgevingsplan. Zodoende wordt bij vergunning van een binnenplanse
omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit gesproken. Deze staat
tegenover de buitenplanse omgevingsvergunning die kan worden verleend ter
afwijking van het omgevingsplan, waarbij dus het omgevingsplan niet wordt
gewijzigd (er geldt wel een actualisatieplicht waarbij het omgevingsplan de
buitenplanse omgevingsvergunningen bij moet opnemen, art. 4.17 Ow). Voor de
beoordelingsregels van de vergunningen, zie art. 8.0a e.v. Bkl.
Art. 2.22 e.v. Ow geven aan dat het Provincie respectievelijk het Rijk
instructieregels vast kan stellen, hetgeen in een Omgevingsverordening
,respectievelijk een AMvB geschiedt. Met een dergelijke instructieregel wordt een
bepaalde regeling in het Omgevingsplan afgedwongen, en dient bij een
buitenplanse omgevingsvergunning rekening met de instructieregels te worden
gehouden. Zie dat voor dergelijke afdwinging het subsidiariteitsbeginsel van art.
2.3 Ow geldt (zie ook dat onder de Ow van samenwerking tussen BOs wordt
uitgegaan (art. 2.2 Ow). Tevens is ipv een instructieregel, hetgeen op het regelen
van (mogelijk) meerdere gevallen ziet, een instructie mogelijk waarin slechts één
geval wordt geregeld (art. 2.33 e.v. Ow).
Procedure omgevingsplan
Alvorens een omgevingsplan is vastgesteld of gewijzigd, kan er een
voorbereidingsbesluit worden genomen zodat niet nog iets wordt gerealiseerd
onder het oude omgevingsplan dat in het nieuwe niet meer mag (art. 4.14 Ow).
Zie voor de procedure par. 16.3.5 Ow. O.b.v. daarvan wordt de afd. 3.4 Awb van
toepassing (behalve bij een kennelijke verschrijving, art. 16.24 Ow, of wijziging
van ondergeschikte aard art. 16.83 Ow), hetgeen maakt dat par. 16.3.1 Ow van
toepassing is. Hierdoor kan een ieder een zienswijze indienen (uitz. Art. 16.31
Ow). Ook zijn via art. 16.30(2) Ow bepalingen van afd 3.6 Awb en de gehele afd.
3.7 Awb van toepassing. De bekendmaking en inwerkingtreding van het
omgevingsplan is geregeld in art. 16.7.2 Ow. Hieruit blijkt dat de gedeputeerde
staten twee weken de tijd hebben om te bepalen of een door hun ingediende
zienswijze correct is verwerkt, anders kunnen ze hier nog tegenin gaan. Deze
reactieve interventie (art.16.21 Ow) maakt dat sommige delen van het
omgevingsplan nooit effectief zullen gelden doordat het besluit van de
gedeputeerde staten ter afwijking van het vastgestelde omgevingsplan
gelijktijdig inwerking treedt met het omgevingsplan. (vier fasen: 1.
terinzagelegging, waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend, 2. Vaststelling,
3. Bekendmaking, 4. Inwerkingtreding).
Overgangsrecht
Vanaf 1 januari 2024 heeft iedere gemeente een omgevingsplan. Deze bestaat
uit een tijdelijk en niet-tijdelijk deel. In het tijdelijke deel bevinden zich volgens
art. 22.1 onder a Ow de besluiten van art. 4.6 Invw. Ow. Hierin staan de
voormalige bestemmings-, inpassings- en wijzigingsplannen, die van rechtswege
doorwerken als een deel van het omgevingsplan. Tevens bevinden zich in het
tijdelijke deel de bruidsschatregels (art. 22.1 onder C jo. 22.2 Ow jo. art. 7.1 Invb.
Ow.). Dit zijn regels die eerst op nationaal niveau waren gesteld en die nu worden
gedecentraliseerd. Bij de overgang naar een permanent omgevingsplan dient de
gemeenteraad een keuze te maken over wat ze van de nationale regelgeving
willen overhouden.
Tot 2032 wordt de werking van art. 122 Gemw. uitgesteld, waardoor de
verordeningen die nu onder de “fysieke leefomgeving” vallen en zodoende in het
omgevingsplan dienen te worden opgenomen, nog blijven gelden. Zie art. 22.4
Ow. (Zie dus dat de verordeningen niet onderdeel maken van het (tijdelijke deel
van het) omgevingsplan).
Tot 2032 hoeft er nog geen sprake te zijn van een evenwichtige toedeling van
functies aan locaties (art. 4.2(1) Ow), waardoor de actualisatieplicht van art. 4.17
Ow ook niet geldt, zie art. 22.5 Ow.
, Art. 22.6(1) Ow geeft aan dat regels voor een bestemmingsplan cs voor een
locatie slechts allemaal ineens kunnen worden geschrapt (je kan geen
onderdelen laten vervallen hetgeen materieel een wijziging van het figuur zou
betekenen dat niet meer bestaat). Hierdoor zijn er twee opties om doorgang te
geven aan een ontwikkeling in de fysieke leefomgeving. 1. Je laat het
bestemmingsplan cs voor dat gedeelte vervallen en maakt daarvoor een
omgevingsplan dat reeds aan alle vereisten voldoet (dit vergt al een keuze over
de bruidsschatregels). 2. Je verstrekt een omgevingsvergunning voor een
buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dan is er nog de work-around, waarbij je in
het niet-tijdelijke deel een voorrangsregel opneemt zodat strijdige regels daarin
voorgaan op het tijdelijke deel. Dit mag niet (gaat tegen de bedoeling in van
art.22.6(1) Ow). Regels die niet strijdig zijn met regels uit het bestemmingsplan
cs, kunnen thematisch worden omgezet in het niet-tijdelijke deel van het
omgevingsplan (denk aan regels uit verordeningen, dit schept mogelijk wel een
probleem indien die verordeningen een relatie hebben met locatiegebonden
regels zoals functie-aanduidingen).
De hierboven geschetste situatie ziet op een geleidelijke overgang van algemene
verbindende voorschriften. De reeds verleende vergunningen met dier
voorschriften, zijn inmiddels meteen omgezet in vergunningen onder het nieuwe
regime.
Week 2
Bestemmingsplan
Art. 3.1 Wro geeft aan dat voor het gehele grondgebied, de gemeenteraad een of
meerdere bestemmingsplannen vaststelt. Hierin worden bestemmingen
aangegeven en regels over het gebruik van de grond. Het draait om een goede
ruimtelijke ordening, wat daaronder wordt verstaan is door belangenafweging
verschillend per gemeente. Uit Uitspraak Ruimtelijke Relevantie blijkt in ieder
geval dat regels over energieverbruik en dierenwelzijn (die waren overgenomen
doordat een certificeringssystem was overgenomen), niet ruimtelijk relevant zijn
en niet in het bestemmingsplan mogen landen.
Het bestemmingsplan is opgedeeld in vier hoofdstukken: 1. Inleidende regels
(begrippen, wijze van meten), 2. Bestemmingsregels (de bestemmingen per
plaats, zie art. 1.2.5 Bro, met daarbij de doel- en gebruiksomschrijvingen, zie art.
3.1 Wro, 3.1.3 Bro), 3. Algemene regels (let op, ook hier kunnen afwijk-, gebruik-,
bouw- of wijzigingsregels staan net zoals bij de bestemmingsregels), 4.
Overgangs- en slotregels (hierin staat het overgangsrecht dat in principe in ieder
bestemmingsplan hetzelfde is en eerbiedigende werking kent, zie par. 3.2 Bro).
Een bestemmingsplan heeft tevens een toelichting o.g.v. art. 3.1.6 Bro, maar
deze maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan zelf.
In het bestemmingsplan kon een vergunningplicht voor het uitvoeren van
bepaalde werken en voor slopen worden opgenomen, art. 3.3 Wro. Tevens
bevatte het bestemmingsplan flexibiliteitsbepalingen. Zo kon worden bepaald dat
het college van B&W een gedeelte van het plan kon wijzigen (art. 3.6(1) onder a
Wro), nader kon uitwerken (art. 3.6(1) onder b Wro), een binnenplanse
vergunningplicht kon opnemen (art. 3.6(1) onder c Wro) en dat nadere eisen
gesteld kon worden (art. 3.6(1) onder d Wro). Volgens lid drie maken wijzigings-
en uitwerkingsplannen deel uit van het bestemmingsplan. Ten aanzien van de
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rjhvrinzen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.