100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociologie voor sociaal werk: semester 4, $6.25   Add to cart

Summary

Samenvatting Sociologie voor sociaal werk: semester 4,

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting sociologie voor sociaal werk voor de opleiding sociaal werk.

Preview 4 out of 69  pages

  • June 30, 2024
  • 69
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Sociologie voor sociaal werk
Les 1: Inleidingsles - 26/02/2024
Vertrekpunt cursus: ‘paradigmatisch pluralisme’ examenvraag
Er is niet één, maar verschillende theoretische stromingen (scholen, referentiekaders,
optieken, richtingen, benaderingen, ...) in de sociologie...
Cf. Actor versus structuurperspectief in de sociologie (deel 1)
• De context waarin je zit, bepaald je gedrag (bv. regels volgen: in de les moet je stil
zijn, de lessen volgen, etc.)
• Kijken naar de mens als individuele actor  Een groep studenten die de lessen
volgen
De manier waarop sociologen naar het sociale (mens en maatschappij) kijken verschilt
daardoor
- Paradigma: ‘specifieke combinatie van uitgangspunten, theorieopvattingen en
voorschriften van methodologische aard van waaruit naar de (sociale) werkelijkheid wordt
gekeken’ (p. 106) – wetenschappelijk, neutraal karakter
kan evolueren naar...
- Ideologie is een voorstelling van de werkelijkheid die vooral als functie heeft belangen te
behartigen... een levensbeschouwing – politiek, waardegeladen karakter
Bv. liberalisme, socialisme, conservatisme, …

Ter illustratie: paradigma’s uit andere werelden dan de sociologie
- Psychologische scholen & stromingen? Hoe kijken zij naar de mens?
• Je kan kijken naar gedrag, focussen op emoties, kijken naar non-verbale
communicatie, ...
• Freuderianen (de mens wordt bepaald door driften, gevoelens, …), Rogerianen,
Behavioristen (gedrag: stimulus  respons), etc. = psychologische scholen die op
een andere manier kijken naar de werkelijkheid
• Biologisch perspectief: mannen en vrouwen gedragen zich soms anders
• Cognitief (het denken, weten, oordelen, …): racistische, onverdraagzame,
stereotypes, … denkbeelden.  Als je negatief over jezelf denkt (bv. ik ga het niet
halen), dan ga je je daar ook naar gedragen
- Politieke ideologieën: welke mens en maatschappijbeelden zitten erachter?
• Liberalisme, socialisme (geen vrijheid zonder gelijkheid, moreel gevoel van
samenwerking, mensen van nature sociaal) en conservatisme (wij hebben meer
politie nodig op straat) = 3 grote ideologieën
- Economische kaders: neoklassieken versus de keynesianen – hoe kijken zij naar een
economische crisis?
• Neoklassieken: besparen  minder geld geven aan cultuur, welzijnszorg, etc. 
Geld inzetten aan belangrijke dingen, zoals bv. armenzorg (bed-bad-brood)


1

, • Keynesianen: durven investeren  Mensen stimuleren om leningen aan te gaan, te
kopen en te verkopen  De economie zuurstof geven. Bv. De kaaien heraanleggen
om zo verschillende werkers (arbeiders) aan te werven



Thomas Kuhn ‘The Structure of Scientific Revolutions’ (1962) (p. 106)
1. Wetenschap(sbeoefening) is sociaal bepaald
- Modieus karakter van wetenschap, methodiek, ...
- Dominante wetenschap (of stroming) wordt o.a. bepaald door het ideologisch klimaat,
niet (altijd of uitsluitend) door de juistheid ervan
2. Wetenschapsopbouw niet steeds cumulatieve kennisopbouw, ook gevolg van
periodes van strijd tussen parallelle referentiekaders (vb. tussen klassieken en
keynesianen in de economie, tussen Freudianen & behavioristen in de psychologie, ...)

Welke theorieën, ideologieën... zijn vandaag in de mode?
- Verlichting: op cultureel vlak een dominante model
- Mindfullness, coaching, …
- Neurobiologie: problemen, zoals bv. depressies  Het zit in de hersenen, niet in gedrag,
etc.  Het heeft te maken met verbindingen in uw hoofd (hierdoor moet je een pil pakken)
- Complottheorieën tegen economische biologie
- Verkiezingen: in het algemeen stemmen de meeste mensen niet extreemrechts of links,
maar centrumrechts (bv. NVA)



Belang van paradigma’s (p. 234-235)
Voor sociologen
• Diverse paradigma’s dragen bij aan een vollediger begrip van het sociale (feit)
De bril maakt het verschil! (de kijk bepaald de praktijk)
Voor sociaal werkers: inzet van diverse paradigma’s leiden tot beter begrip én diverse
handelingsstrategieën voor SW’ers
• Eenzelfde sociale situatie (vb. armoede, werkloosheid, …) behoefte, probleem kan
(moet!) vanuit meerdere invalshoeken worden belicht...
• ... Heeft dus meerdere implicaties voor sociaal handelen
• Voorbeelden? Zie hieronder




2

,Herinner je je deze nog? Herhaal p.97-98




De bril maakt het verschil. Hoe kijk jij (niet, beter, breder, minder eenzijdig...) naar armoede?
• Individueel schuldmodel: mensen leven in armoede omdat ze te lui zijn om te gaan
werken, omdat ze niet met geld kunnen omgaan en omdat ze onverantwoordelijk zijn. Hier
wordt dus gezegd dat het de schuld van de mensen zelf is. Dit is echter bekeken zonder
de maatschappelijke problemen die er zijn. Er wordt niet gekeken naar de achtergrond
van de mensen, dus in welke omstandigheden ze zijn opgegroeid.
• Individueel ongevalmodel: dit model slaat op het feit dat je in armoede kan geraken door
een ziekte of een ongeval. Je komt in armoede terecht doordat je een ongeval hebt
meegemaakt waardoor je bijvoorbeeld gehandicapt bent en dit heel veel geld kost voor
opvang en verzorging. Een bijkomend probleem hier is dat je je werk erdoor kan
verliezen. Het is dus niet de schuld van de persoon zelf, maar van het ongeval. Bv.
oorlog, bankencrisis, coronacrisis, enz.
• Maatschappelijk schuldmodel: armoede is niet het sociale probleem, maar wel de
samenleving die armoede voorbrengt. Het is de schuld van de samenleving dat armoede
blijft bestaan. Het is noodzakelijk dat armoede bestaat omdat het werk dat zij doen anders
niet gedaan wordt. Het is vooral goed voor de beter bemiddelde mens onder ons want zij
moeten dat werk dan niet doen en ze gebruiken mensen in armoede ook om educatief
aan te duiden dat mensen op het juiste pad moeten blijven.
• Maatschappelijk ongevalmodel: armoede is de schuld van veranderingen in de
maatschappij. Bijvoorbeeld de economische crisis: zodra deze voorbij is zal armoede
verdwijnen. Automatiseren maakt bepaalde beroepen overbodig, hierdoor verlies je je
werk, maar je kan er zelf niks aan doen.




3

, Ons oriëntatiemodel: 4 kwadranten / 4 paradigma’s (zie p. 111-114)




• Symbolisch interactionisme = Actoren die met elkaar in interactie gaan. Door interactie ga
je bepaalde symbolen creëren. Bv. wanneer docent zijn hand zwaait, begrijp je dat hij
‘goeiendag’ wil zeggen.
• Structureel functionalisme = Wat is de functie van sociaal werk? Wat zijn de doelen van
sociaal werk? Bv. VDAB, huisvestings- en arbeidsmarkt (die dragen bij aan de
samenleving) = consensus  Kerk, etc. = systeemperspectief
• Conflictsociologie = Mensen die Marxistisch denken  Ze kijken niet zozeer naar actoren,
maar naar grote structuren, kapitalisme, …  Concurrentie om jobs (bv. laagopgeleiden)
 Vertrekken vanuit idee van dissensus
• Ruiltheorie = Mensen ruilen met elkaar  Bv. docent geeft bepaalde kennis en wij geven
gehoorzaamheid  Een relatie is ruil.
Actor: als we kijken naar sociale feiten: naar relatie, werkloosheid  Bottom up
Systeem: actoren die werkloos zijn zitten in een bepaald systeem, zijn vaak alleenstaande
ouders, spreken de taal niet, …
Consensus: er is orde, samenwerking, mensen verstaan elkaar, …
Conflict: mensen sturen aan op hun eigenbelang, ze gaan in competitie met elkaar, ze ruilen
maar willen in die ruil niet bedrogen worden, …


Paradigmatische vragen en keuzes
Onderliggend aan de constructie van ons oriëntatiemodel liggen (tegenstellingen op) deze
filosofische vragen (Verbruggen et al., 2017, p. 238-239)
1. Objectivisme versus subjectivisme
Bestaat er een (objectieve of te objectiveren) sociale realiteit onafhankelijk of los van de
menselijke geest?
(cf. Durkheim: le fait social ou la conscience collective)

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HakimaT. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70840 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.25
  • (0)
  Add to cart