Summary
Samenvatting leereenheid 8 Formeel strafrecht RS0812
- Course
- Institution
Samenvatting leereenheid 8 Formeel strafrecht RS0812
[Show more]
Seller
Follow
demeta
Reviews received
Content preview
Formeel strafrechtLeereenheid 8
Rechterlijk beslissingsmodel en het vonnis
Inleiding cursussite
Casus:
Vader X wordt verdacht van hennepteelt en van het deelnemen aan een criminele organisatie. Hij zou dat
samen met zijn zoon hebben gedaan. De rechtbank heeft zowel de vader als de zoon onder andere
veroordeeld voor deelneming een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet,
In hoger beroep heeft de raadsman van de vader het volgende verweer gevoerd:
'Er was in casu geen sprake van een criminele organisatie. Er is niet meer gebeurd dan dat cliënt samen
met zijn zoon een handel in softdrugs heeft gedreven. De advocaat-generaal heeft in het requisitoir
gezegd dat er sprake was van een zekere hiërarchie en dat cliënt het sluitstuk zou zijn in de organisatie.
Cliënt was echter niet de baas, maar hij was de vader van Van K. Hij heeft de verkeerde beslissing
genomen om op deze manier zijn zoon uit de problemen te helpen. Cliënt had daarbij slechts goede
bedoelingen. Hij wilde ook af van die handel en heeft daarom later het bedrijf A. opgezet. (...)
Het gaat te ver om te zeggen dat er sprake was van organisatie met daarin bepaalde geledingen. Er was
dus maar één hiërarchie, namelijk die van vader en zoon. Dat is geen strafwaardige hiërarchie. Mitsdien
is hier geen sprake van een criminele organisatie in de zin van de strafwet en zoals de Hoge Raad dat in
zijn jurisprudentie heeft bepaald. Het is gewoon een zaak van tezamen en in vereniging verkopen van
hennepstekken.'
Het hof is het echter niet met dit verweer eens en veroordeelt pa wederom voor deelneming aan een
criminele organisatie. In het arrest wordt er met geen woord gesproken over het door de raadsman
gevoerde verweer.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de voorgaande leereenheden is besproken:
Het verloop van het OTT
De beginselen v/h Nederlands bewijsrecht
De kern v/h strafprocesrecht is gericht op de totstandkoming van een rechterlijke beslissing.
Deze rechterlijke beslissing komt tot stand na de beraadslaging die plaatsvindt na afloop v/h
OTT.
De structuur v/d beraadslaging wordt bepaald door de rechterlijke beslissingsmodel v/d artt. 348
en 350 Sv. Dit beslissingsmodel en de weerslag daarvan in het vonnis wordt in deze LEH
besproken.
De vragen v/h beslissingsmodel v/d artt. 348 en 350 Sv. op een rij:
Voorvragen (artt. 348 en 349 lid 1 Sv):
1. Is de dagvaarding geldig? Zo niet: de dagvaarding is nietig (einduitspraak).
2. Is de rechter bevoegd? Zo niet: de rechter is onbevoegd (einduitspraak).
3. Is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging? Zo niet: de officier van justitie is niet-
ontvankelijk (einduitspraak).
4. Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging? Zo ja: de vervolging wordt geschorst
(einduitspraak).
Hoofdvragen (artt. 350 en 352 Sv):
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen? Zo niet: vrijspraak (einduitspraak).
2. Is het bewezenverklaarde strafbaar? Zo niet: ontslag van alle rechtsvervolging (einduitspraak).
3. Is de verdachte strafbaar? Zo niet: ontslag van alle rechtsvervolging (einduitspraak).
4. Welke sanctie wordt opgelegd?
Pagina 1 van 45
,In deze cursus richten we ons op:
De hoofdvragen
De vraag tot welke uitspraak een negatief antwoord op de eerste drie hoofdvragen moet leiden.
En belangrijk: In welke gevallen moet de rechter de gronden van beslissing in de uitspraak opnemen? Of
anders gezegd: Wanneer moet er gemotiveerd worden?
Na bestudering van deze LEH kunt je antwoord geven op de vraag: Wacht de verdediging in de hierboven
opgenomen casus al dan niet tevergeefs op antwoord?
Pagina 2 van 45
,H3. ART. 350 SV. – HOOFDVRAGEN
Inleiding
Het beslissingsmodel van de artt. 348 en 350 Sv. (hierna: het beslissingsmodel) =
Na afloop van het onderzoek ter terechtzitting moet de recht o.g.v. artt. 348 en 350 Sv. antwoord geven
op een aantal vragen. Die vragen moeten in een vaste volgorde worden beantwoord.
Dit betreft de kern van het strafprocesrecht.
- Art. 348 Sv. = De voorvragen (formele of procedurele vragen).
- Art. 350 Sv. = De hoofdvragen (materiële of inhoudelijke vragen).
Het doel van het beslissingsmodel: Het voorkomen dat de recht cruciale vragen over het hoofd ziet en
dat hij tijd en moeite verspilt aan kwesties waar hij toch niet aan toekomt. Het behoedt de rechter ervoor
dat hij zich het hoofd breekt over vragen die hij misschien niet eens hoeft te beantwoorden.
Artt. 349 lid 1 en 352 Sv. = De uitspraken die de rechter moet doen als hij bij de voorvragen blijft
hangen of de hoofdvragen ontkennend beantwoord staan in deze artikelen.
Nadat de rechter de voorvragen uit art. 348 Sv. heeft beantwoord, kan hij overstappen naar de
hoofdvragen uit art. 350 Sv.
Bij de beantwoording van de hoofdvragen uit art. 350 Sv. komt de rechter toe aan de beslissing over
‘’het feit’’. Dit zal leiden tot de volgende uitspraken:
Vrijspraak
Ontslag van alle rechtsvervolging
= De beslissing van de rechter dat de verdachte de tenlastegelegde feit wel heeft gepleegd, maar
dit feit ( zoals in geval van noodweer) of de verdachte (zoals bij psychische stoornis of
noodweerexces) niet strafbaar is.
Veroordeling
O.b.v. deze uitspraken mag geen nieuwe vervolging plaatsvinden (art. 68 Sr.).
Het beginsel Ne bis in idem = Dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan terechtstaan en mag
worden gestraft.
Het OM mag dus niet een nieuwe dagvaarding uitbrengen inzake hetzelfde feit. Doet het OM dat toch,
dan is hij niet-ontvankelijk wegens schending van het beginsel ne bis in idem.
Wat betekent het beginsel van Ne bis in idem?
Als in de tenlastelegging de locus delicti (= plaatsaanduiding) ontbreekt, dan is de dagvaarding
nietig. In dit geval mag er wel opnieuw worden vervolgd.
Als in de tenlastelegging de locus delicti onjuist is, dan volgt vrijspraak.
In dit geval mag er niet opnieuw worden vervolgd.
Pagina 3 van 45
, Opbouw strafbaar feit
Het strafbaar feit bevat vier voorwaarden, namelijk:
1. Het gaat om een menselijke gedraging.
Een gedachte is niet strafbaar.
Burgers kunnen alleen bestraft worden als zij controle over hun handelen of nalaten
kunnen uitoefenen.
Iedere beweging is terug te voeren tot een gewilde ingreep van de geest (= de
gedraging of gewilde spierbeweging).
Een dier (bijv. gevaarlijke Pitbull) die een kind heeft gebeten kan worden gedood, maar
dan zonder proces en zonder dat wij het gedrag van het dier omschrijven als een
strafbaar feit.
Rechtspersonen kunnen ook strafbare feiten plegen (art. 51 Sr.). Bij daderschap van
rechtspersonen gaat het veelal om gedragingen van mensen die aan de rechtspersoon
worden toegerekend, daarom vallen zij onder deze voorwaarde.
2. De gedraging moet voldoen aan een geldige delictsomschrijving.
O.g.v. het legaliteitsbeginsel (artt. 1 en 91 Sr.) moet een delictsomschrijving zij
neergelegd in de wet in materiële zin (dus geschreven recht).
Verboden is dus een redenering: ‘’Voor dit geval is er geen delictsomschrijving, maar het
gebeuren lijkt sterk op een andere delictsomschrijving, dus beschouwen we het toch als
strafbaar’’.
Een delictsomschrijving omschrijft (1) het gedrag dat van een norm afwijkt OF de norm
zelf, (2) bepaalt dat het plegen daarvan strafbaar is (ofwel strafbaarstelling) en (3)
soms de sanctienorm.
Voorbeeld:
(1) Hij die groente verkoopt buiten de veiling om,
(2) wordt gestraft,
(3) met een geldboete van de eerste categorie.
De drie componenten van de delictsomschrijving kunnen bij elkaar in één artikel staan,
maar ze kunnen ook verspreid over artikelen staan.
Voorbeeld:
# Artt. 8 lid 1 jo. 176 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
# In sommige wetten (zoals het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens RVV)
wordt niet het gedrag dat van de norm afwijkt beschreven (vb. Het is bestuurders
verboden onnodig links aan te houden), maar de norm zelf (vb. Bestuurders zijn
verplicht zoveel mogelijk rechts te houden).
De strafbaarstelling gedrag dat strijdig is met die norm vind je in art. 92 lid 1 RVV.
De sanctienorm vind je art. 177 WVW.
Pagina 4 van 45
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demeta. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.25. You're not tied to anything after your purchase.
Can Stuvia be trusted?
4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)
71184 documents were sold in the last 30 days
Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now