Dé samenvatting om het examen Cognitieve Psychologie te knallen! - Geslaagd in eerste zit
20 views 0 purchase
Course
Cognitieve psychologie (1006147BNR)
Institution
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Dit is een samenvatting voor het vak Cognitieve Psychologie gedoceerd door professor N. Deroost aan de VUB in het tweede jaar. Het omvat alle leerstof die gekend moet zijn voor het examen, nl. de leerstof op de slides en de uitleg gegeven door de prof. Ook bevat het een uitgebreide samenvatting van...
Cognitieve psychologie
Examenleerstof: slides + hoorcolleges + WPO (boek is soms afwijkend).
De cursus is voornamelijk fundamenteel en theoretisch, dat toepasbaar
wordt in de latere jaren.
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1. Cognitieve psychologie
= de wetenschappelijke studie van mentale processen/van onze cognities/onze gedachten, die
bestaat uit verschillende gespecialiseerde subdomeinen.
De basisfuncties en -processen van de menselijke cognitie: perceptie, aandacht, geheugen,..
Wetenschappers gaan zich specialiseren in een bepaald subdomein. Ze weten niet zozeer veel over
andere subdomeinen.
Er bestaat een verschil tussen de cognitieve psychologie en de cognitieve wetenschappen. Binnen de
cognitieve psychologie staan we stil bij de mentale processen en hoe we die kunnen afleiden uit het
gedrag. Cognitieve wetenschappen is een bredere term, het omvat meerdere disciplines. De
cognitieve psychologie is een interdisciplinair onderzoek van de cognitie: het is wetenschap op zich
geworden: psychologie, neurowetenschappen, linguïstiek, computerwetenschappen, filosofie,..
Wetenschappelijk leren denken: het is niet A of B (dus geen zwart-wit denken), maar belangrijk om
het standpunt te ondersteunen door zoveel mogelijk onderzoeksevidentie te verzamelen.
Wetenschappelijk denken vereist goed begrip over de wisselwerking tussen het onderzoek en de
theorievorming:
- data kunnen enkel verklaard worden door theorieën.
- theorieën kunnen enkel tot stand komen via data. (als we niets weten,
kunnen we alleen maar observeren en informatie opdoen, denk maar aan het coronavirus)
1.2. De experimentele methode
= onderzoeksvragen beantwoorden a.d.h.v. experimenten. Wat doen we precies?
- manipulatie van de onafhankelijke variabelen (= de variabelen die we
veranderen/manipuleren/variëren om na te gaan of dit een effect uitoefent op de afhankelijke
variabelen)
- effect op de afhankelijke variabelen (= de variabelen die we gaan meten om na te gaan of die
beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabelen). Is er een effect? Dan spreken we van causale
verbanden.
- controlevariabelen: storende variabelen zo veel mogelijk onder controle houden a.d.h.v.
randomizatie (random vrouwen en mannen verdelen onder de testgroep en controlegroep),
counterbalancing, matching.
(bv. effect van telefoneren op het rijgedrag: onafhankelijke variabele = het telefoneren (1 groep mag
telefoneren, de andere groep mag NIET telefoneren); afhankelijke variabelen = het autorijden)
* De afhankelijke variabelen in deze cursus:
-> Meestal: reactietijden, nauwkeurigheid (omdat het onderzoek binnen de cognitieve psychologie
voornamelijk met een computer gebeurt, waarbij een stimulus wordt aangeboden)
-> Andere: (minder in deze cursus) breinactivatie (bv. ERP, fMRI), oogbewegingen, zelfrapportering
(bv. depressie)
* Populaties, waarop het experiment uitgevoerd wordt, in de cognitieve psychologie:
-> Meestal: gezonde volwassenen, meestal studenten
1
,-> Specialisatie: kinderen en baby’s, ouderen; patiënten met laesies; psychiatrische aandoeningen;
dieren;....
O.b.v. experimenteel onderzoek tracht de cognitieve psychologie theorieën te ontwikkelen.
1.3. Waarom hebben we de theorieën nodig?
- theorieën dienen om data samen te vatten (er worden jaarlijks duizenden experimenten
uitgevoerd, theorieën proberen het overzicht te bewaren)
- soms ontdekken we mathematische wetmatigheden, bv. power law of learning en Power law of
practice: de hoeveelheid oefeningen op de x-as en de tijd die mensen nodig hebben om de oefening
te vervolledigen op de y-as. In het begin hebben mensen veel tijd nodig om één oefening te
vervolledigen, maar naar mate men meer oefent, gaan mensen sneller oefeningen kunnen oplossen.
(bv. gitaar leren spelen: vooral in het begin leert oefening veel op, maar wanneer je een bepaalde
expertise hebt, doet oefenen er niet veel meer aan: als je in het begin gitaar leert spelen, leert
oefening veel op.)
(bv. starten met lopen: in het begin gaat het heel zwaar zijn, na een jaar oefenen, gaat het lopen al
véél beter)
- vanuit die theorieën kunnen we een verklaring vormen voor de data: er is een causaal effect.
(cognitieve psychologie hanteert de experimentele methode => causaliteit!!)
- het voorspellen van data (bv. is het een goed idee om te telefoneren tijdens het rijden?)
=> dus theorieën vormen een samenvatting, verklaring en voorspelling van de data: zonder goede
theorie is zelfs de beste data waardeloos!!!
Hoofdstuk 2: Geschiedenis
2.1. Inleiding
- interesse in mentale processen is eeuwenoud
- filosofische studie van het bewustzijn, de geest: Aristoteles (het geheugen is een kleitablet waarop
we informatie kunnen schrijven) en Socrates (kennis is aangeboren, men kan deze verzamelen, maar
niet verwerven)
2.2. De eerste cognitieve psychologen
- cognitief psychologisch onderzoek reeds in de 19de eeuw
- deels zelfs voor de start van de academische psychologie (1879- oprichting van het eerste
psychologisch laboratorium door Wilhelm Wundt)
Bijvoorbeeld: - eerste experimenten psychofysica: zie HS perceptie
- de psychologische scholen (bv. Wat is hét studiegebied van de psychologie en wat
is de juiste wetenschappelijke methode?)
Pioniers van de cognitieve psychologie: Franciscus Donders en Hermann Ebbinghaus
2.2.1. De eerste pionier: Franciscus Donders (1868)
= de vader van de mentale chronometrie. We proberen achterhalen hoelang mentale processen
duren. Voor Donders veronderstelde men dat het proces van perceptie naar motoriek automatisch
gebeurde. Donders ging hier niet mee akkoord, hij stelde dat de mentale processen ertussen tijd in
beslag nemen. Dit wou hij in kaart bregen. Hoelang duren die? Donders bestudeerde dit a.d.h.v.
reactietijdtaken. Er worden bepaalde stimuli aangeboden, en je krijgt de opdracht om zo snel en
nauwkeurig mogelijk op de stimulus te reageren. Bv. het is donker, maar af en toe biedt Donders een
lichtje aan aan de proefpersonen. De tijd tussen het aanbiedenen van de stimulus (het lichtje) en de
2
,reactie van de proefpersoon, noemen we de reactietijd. Snel reageren = korte reactietijd; traag
reageren = lange reactietijd. Hij gebruikte verschillende soorten reactietijdtaken:
1. De enkelvoudige reactietijdtaak: af en toe biedt Donders een lichtje aan en af en toe niet. Als het
lichtje brandt, licht het rood op. Dus enkel reageren als je een rood lichtje zicht. M.a.w. één stimulus
(1 rood lichtje) lokt één reactie uit = dit noemen we de a-reactie. (S1 => R1)
2. De keuze reactietijdtaak: Als we werken met 2 lichtjes, heeft elk lichtje een bepaalde respons. In
functie van de kleur van het lichtje, moet je een andere reactie geven (bv. lichtje rood = links
drukken; lichtje groen = rechts drukken) = dit noemen we de b-reactie. (S1 => R1; S2 => R2) Je meet
de a-reactie, de proefpersoon moet in staat zijn tot stimulusdiscriminatie (rood en groen van elkaar
kunnen onderscheiden – niet kleurenblind zijn) en je moet ook een keuze kunnen maken: bv. nu is
het lichtje rood – je kiest respons 1; je ziet het groene lichtje – je kiest respons 2 = responsselectie!
3. Go-no go reactietijdtaak: binnen deze taak, meten we de c-reactie. Je werkt met 2 verschillende
kleuren (rood of groen), in het ene geval geef je een ‘go’. Zo is er maar één toets, die je kan
indrukken of niet: bij rood, druk je de toets in, zie je het groene lichtje (dus stimulus 2), druk je NIET.
(S1 => R1; S2 => geen R) Je meet dus de a-reactie, ook hier moet je aan stimulusdicriminatie doen! Er
is géén responsselectie!
Wat kunnen we hier uit afleiden? Donders introduceerde de substractiemethode: hij gebruikte die 3
verschillende taken om een aantal afttrekkingen door te voeren:
Substractiemethode = we gaan die van
elkaar aftrekken om te kijken hoeveel tijd
elk van die mentale processen in beslag
nemen.
De tijd van S discrimnatie bepaal je door c
min a te doen.
De tijd van R selectie bepaal je door b min
c te doen.
Mentale chronometrie = duur bepalen van
de mentale processen.
Belangrijk idee! Mentale processen kunnen we niet rechtsreeks meten, maar we kunnen het wél
afleiden uit het gedrag: we meten de reactietijden van proefpersoenen. Zo krijgen we een idee van
hoelang die mentale processen in beslag nemen. Dit is de grondslag voor psychologisch onderzoek!!
(afleiden van het gedrag, want we kunnen niet in het hoofd kijken van iemand)
Het dondersinstituut = onderzoek naar cognitieve processen.
2.2.2. De tweede pionier: Hermann Ebbinghaus (1885)
= de eerste persoon die geheugenexperimenten ging uitvoeren. Voornamelijk geïnteresseerd in
vergeetprocessen (hoeveel vergeten we? Hoe snel gaat dit?)
Ebbinghaus’ besparingsmethode: Hij maakte gebruik van zinloze lettergrepen, bv. DAX, QEH, LUH,
ZIF,... Waarom zinloze lettergrepen? Ervoor zorgen dat er geen invloed is van voorkennis. Hij liet
zichzelf die lettergrepen vanbuiten leren. Hij vroeg zich af hoeveel beurten hij nodig had om die
lijsten aan te leren. (beurten aanleren bv. 9) Dan liet hij er wat tijd over heen gaan. Hij merkte op dat
hij er een aantal vergeten was. Hoeveel beurten had hij nodig om de lijst nog eens aan te leren?
(beurten herleren bv. 3) Dit ging vlotter. De tweede keer iets leren gaat vlotter, dit merkte hij op. Er
bleef dus iets hangen = de besparing. Hoe meer je bespaart, hoe meer er blijft hangen, hoe minder
je bent vergeten.
3
, Formule van besparing: [(beurten van het leren- beurten van het herleren): beurten leren] x 100.
(bv. [(9-3):9]x100 = 67% heeft hij bespaard, één derde is hij vergeten)
Vergeetcurve: hoe meer tijd erover heen gaat, hoe minder besparing (hoe meer tijd erover heen
gaat, hoe meer je vergeet: iets dat je vorige week hebt geleerd weet je nog meer dan iets dat je een
maand geleden hebt geleerd). Je vergeet heel veel in het begin, maar na een tijd is er een afvlakking
(groot verschil tussen 1 uur en 2 dagen na het leren en klein verschil tussen 6 dagen en 31 dagen).
Voor Ebbinghaus hadden we een vermoeden dat het geheugen zo werkt maar het was nog niet
wetenschappelijk aangetoond. De besparingsmethode liet toe om voor het eerst de
geheugenfuncties te kwantificeren en te plotten.
2.3. De opkomst van het behaviorisme in 1913: hoe de cognitieve psychologie op de
achtergrond geraakte
2.3.1. Behaviorisme (belangrijke vertegenwoordigers: Watson en Skinner)
In het verleden was er sprake van psychologische scholen. Voorheen waren het scholen die de
nadruk legden op onderzoek naar het bewustzijn, het omvatte redelijk vage concepten. Het
behaviorisme ging daar tegen in. Ze stelden dat dat (onderzoek naar het bewustzijn) NIET het
studiegebied moet zijn van de psychologie, maar wél het onderzoek naar zaken die we kunnen
observeren. Het behaviorisme werd sterk geïnspireerd werd door het logisch positivisme.
DUS: - géén vage concepten zoals mentale processen en bewustzijn
- objectieve gegevensverzameling om wetmatigheden in S-R relaties te definiëren (een
stimulus leidt tot een reactie)
- dierlijk en menselijk gedrag beantwoorden aan dezelfde wetmatigheden
2.3.2. Waarom was het behaviorisme een groot gevaar voor de cognitieve psychologie?
Een behaviorist is een psycholoog die enkel geïnteresseerd is in S en R. Je hebt een bepaalde
stimulus, bv. de zon gaat op, met als respons iemand die met zijn armen open gaat staan of iemand
die begint te glimlachen. Waarom wij een bepaalde reactie maken, is te verklaren door processen in
het brein, maar we kunnen niet weten wat er gebeurt in het brein. Ze vergelijken het brein met een
black-box (een zwarte doos: wij weten niet wat er precies in zo’n zwarte doos gebeurt). Vandaar dat
het behaviorisme ook wel black-box psychologie wordt genoemd. Dus alle concepten die we niet
kunnen observeren en vastleggen in experimenten behoren volgens de behavioristen NIET tot het
interessegebied/studiegebied van de academische psychologie. De behavioristen waren er ook van
overtuigd dat het menselijk gedrag het resultaat is van leerprocessen/conditioneringsprocessen =
heel erg nurture denken.
MAAR: een cognitieve psycholoog is juist wél geïnteresseerd in die processen tussen S en R. De
opkomst van die dominante behavioristische stroming had een heel nadelig effect op de cognitieve
psychologie.
2.3.3. Een cognitieve winter
In de eerste helft van de 20ste eeuw was het behaviorisme heel erg dominant binnen de psychologie,
zelfs zo erg dat er in de VS sprake was van een ‘cognitieve winter’. Wat houdt die cognitieve winter
juist in? Er was weinig onderzoek mogelijk naar alles wat in die black-box bevindt, naar de
menselijke cognitie. De cognitieve psychologie werd als irrelevant beschouwd. Het onderzoek richtte
zich voornamelijk op onderzoek met dieren (bv. Pavlov met de hond, de bel en het kwijlen; ratten
die taken moeten uitvoeren..) Onderzoek beperkt zich tot hetgeen wat observeerbaar is. In de
eerste helft van de 20ste eeuw werd er in Europa wél nog actieve studies gedaan naar mentale
processen. Bijvoorbeeld binnen de ontwikkelingspsychologie onderzocht Piaget de cognitieve
stappen van het kind. OF: binnden de gestaltpsychologie waar men onderzoek deed naar de
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LoreSim. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.93. You're not tied to anything after your purchase.