Zelf een 7.9 gehaald. Alle benodigde hoofdstukken zijn samengevat van het boek samen met aanvullende verplichte artikelen. Voor premasterstudenten van Forensische Orthopedagogiek en bachelorstudenten van Pedagogische Wetenschappen.
Hoorcollege 1. Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Hoofdstuk 1
• Psychopathologie is de wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestudeerd. Het
kijkt naar het voorkomen, hoeveelheid, ontstaan en de behandeling van de stoornissen. Het
moet niet verward worden met de psychiatrie; psychopathologie richt zich op de theorie van
de stoornissen, terwijl psychiatrie richt op de hulpverlening.
• De ontwikkelingspsychopathologie gaat over het ontstaan en het beloop van psychische
stoornissen. Het is het begrijpen van een proces en kijken hoe gedrag is ontstaan
o 10% krijgt te maken met psychische stoornissen waarbij de prevalentie groter is bij de
adolescentie in vergelijking tot de vroege en midden kindontwikkeling. Dit kan mede
komen doordat in de adolescentie erover gesproken wordt vanuit de persoon zelf.
o Tussen jongens en meisjes is er ook een verschil te zien, namelijk of het
internaliserend (verlegen, angst, depressiviteit) of externaliserend (liegen,
concentratie, agressie) is.
• Tussen vroeger en nu zitten verschillen in het kijken naar de ontwikkeling van een stoornis.
o Gedrag wordt complexer in de loop der tijd van een persoon
o Bij complexer worden van gedrag spelen zowel vroegere ervaringen als de kenmerken
en eisen van de huidige situatie een rol.
o Er wordt niet meer gekeken naar dat ervaringen 100% meespelen in het ontwikkelen
van een stoornis
o Relatie tussen vroeger en huidige ervaring is een wisselwerking
▪ De vroegere ervaring bepaalt hoe iemand in het leven staat
▪ Huidige ervaringen kunnen correctie geven op vroegere ervaringen
▪ Maar ervaringen uit het verleden kunnen niet gewist worden door het heden.
o Ontwikkelingsopgave zegt dat:
▪ Bij elke leeftijdsfase horen taken die een kind moet volbrengen, wijkt dit af is
er een grotere kans op problemen
▪ Een psychische stoornis is een ontwikkeling die door bepaalde oorzaken
anders is gaan lopen.
• Afwijkend gedrag of een stoornis wordt niet als iets statisch gezien maar juist als iets
dynamisch; soms een beetje last, soms heel veel en dan juist weer niet. Gedrag kan gedurende
een levensloop nog veranderen.
o Gedrag dat volgens Nederlandse normen, waarden en verwachtingen te veel afwijkt
van het gemiddelde is niet meer ‘normaal’.
▪ In sommige fases hoort bepaald gedrag en in een andere levensfase wordt het
als abnormaal gezien. Er kan gekeken worden naar de leeftijd van een kind of
een ontwikkelingsfase waar een kind zich in bevindt.
• De ontwikkeling van een kind wordt beïnvloed door factoren uit de omgeving
(gezinsfactoren, culturele/maatschappelijke normen, school en leeftijdsgenoten etc) als
factoren uit het kind zelf (gender, leeftijd, IQ). De fout hierbij is dat er te snel wordt
toegegeven aan omgevingsfactoren. Elk kind is uniek met eigen ervaringen en reageert hier
ook vaak anders op.
o Er moet gekeken worden of het gedrag afwijkend is van de normale ontwikkeling van
een kind en wat daarbij hoort per fase. Dit kan verschillen tussen jongens en meisjes
en cultuur kan ook een rol spelen. Er wordt gekeken van 0- tot 23 jaar.
Leeftijdsperiode Probleemgebieden Indicatie van ernst
Vroege kindertijd • slaapproblemen • gaat meestal over
, • eet, groeiproblemen • gaat over
• hechting • lastig te behandelen
• autisme • chronisch
• zindelijkheid • gaat over
• taal, leerproblemen • sommige chronisch
Midden • aandachts/impulsiviteit • ADHD chronisch
kindertijd • gedrag • lastig te behandelen
• angst • goed te behandelen, maar
terugkeer is aanwezig
Pubertijd • stemmingsproblemen • goed te behandelen. Bipolair
chronisch
• lastig te behandelen
• eet, lijnproblemen • afkicken zwak
• middelenmisbruik • chronisch
• schizofrenie, psychoses • suïcidaliteit goed te
• omgaan met dood en eigen voorkomen en behandelen.
sterfelijkheid
• Stoornissen worden beschreven door de DSM-5 maar dit sluit niet volledig aan op de
ontwikkelingsgerichte benadering. Hier is de DC-05 beter in!
o Het laat specificaties, stressoren, ernst en niveau van functioneren zien.
• Cultuur kan invloed hebben op de psychopathologie, omdat het de kans op bepaald gedrag
kan vergroten of verkleinen.
o Wat normaal of afwijkend is kan per cultuur verschillen zoals internaliserend gedrag
of externaliserend.
• Risico en beschermingsfactoren beïnvloeden elkaar wederzijds en kunnen de invloed
vergroten of juist verkleinen.
o Een risicofactor heeft een negatief effect op de ontwikkeling en een
beschermingsfactor kan de risicofactor tenietdoen.
▪ Het is niet statisch maar kent ook een ontwikkeling.
o Het voordeel van de risico- en beschermingsfactoren zijn om preventief te handelen,
door bijvoorbeeld de risicofactoren te verkleinen en de de beschermingsfactoren te
vergroten.
o Deze factoren kunnen zowel binnen het kind, binnen het gezin en binnen de sociale
omgeving een rol spelen.
• Wanneer er sprake is van psychopathologie moet er gekeken worden naar:
o Klachten:
▪ lichamelijk
▪ gedragsmatig
▪ emoties
▪ cognitie
▪ relaties
o Mate van ernst:
▪ Past niet meer bij de leeftijd
▪ Kind en/omgeving lijdt
▪ Algemeen functioneren dat bij een kind past
▪ Ontwikkeling stagneert
Hoofdstuk 2.
, • Classificaties gaat puur om het beschrijven van gedrag op basis van wetenschappers die
gedragskenmerken onderscheiden of groeperen om te bepalen of er sprake is van een stoornis.
Het gaat om stoornissen indelen in categorieën. Classificeren is NIET diagnosticeren.
Classificatiesystemen zijn systematische beschrijvingen van gedrag op basis van wetenschap
die informatie geven over een stoornis.
o Epidemiologisch onderzoek kijkt naar hoeveel kinderen een stoornis hebben en stelt
factoren vast die kinderen kunnen beïnvloeden.
• Diagnosticeren is nauwkeurig leren kennen en een continu proces om te kijken of een kind
behoefte heeft aan hulp.
o Hoe is deze stoornis ontstaan? Diagnostiek inzetten om hierachter te komen.
2.2 Classificatie
• Cultuur en plaatsgebonden
o We moeten kunnen waarnemen en onderscheid maken tussen waarnemingsresultaten.
Hij gebruikt kennis die gebonden is aan tijd, personen en cultuur waarin hij leeft.
• Leren classificeren
o Kennis is niet statisch
o Kennis opdoen door waarnemingen te onderscheiden van elkaar.
• Mogelijkheid tot ordenen
o Zonder classificatie is een naam geven aan iets onmogelijk, dan blijft het maar een
‘ding’
• De DSM-5 is opgericht in 1999 en heet nu de DSM-5 TR. Hierin staan afspraken over hoe een
stoornis wordt gedefinieerd door kenmerken te omschrijven. Zulke symptomen worden
kenbaar in een gesprek zelf vanuit de patiënt of door te observeren. De symptomen zijn een
beschrijving en GEEN verklaring.
o Er werken veel adviseurs mee
o Er is een aantal minimum symptomen aanwezig voor een stoornis, maar wordt ook
mede bepaalt door de ernst
o Laat specificaties, stressoren, ernst en niveau van functioneren zien (0% goed
functioneren tot aan 100% afhankelijk).
o Comorbiditeit: meerdere stoornissen tegelijkertijd en dit komt vaak voor!
• Voordelen van de DSM-5 zijn:
o Uitgangspunt is dat klachten van een patiënt in te delen zijn in duidelijke categorieën
van een stoornis.
o Duidelijke samenvatting van complexe informatie
o Vertaald naar elkaar (eenduidigheid)
o Richtgeving voor behandeling.
• Nadelen van de DSM-5 zijn:
o Sterk gereduceerd (stressoren) nodig
o Categorie indeling past niet bij de werkelijkheid wat echt voorkomt
o Suboptimale basis voor de behandeling
o Alleen voor de westerse cultuur geschikt.
• In de DSM-5 wordt een stoornis categoriaal benaderd. Er wordt wel een stap gemaakt om te
kijken naar de mate van ernst binnen een stoornis dat een brug maakt naar dimensionaal
werken. Aan de hand van testen/vragenlijsten een cijfer binden aan een stoornis is vaak beter
dan ja/nee voor een stoornis zeggen.
o In Nederland wordt de dimensionele benadering Child Behavior Checklist (CBCL)
gebruikt. Dit is voor kinderen van 1,5-5, 6-18 en 18+ (Adult Version).
• Het verschil tussen categoriaal en dimensionaal is:
o CBCL sluit beter aan bij de gedachtegoed van de ontwikkelingspsychopathologie in
vergelijking tot de DSM-5
o CBCL kan veranderingen beter in kaart brengen en de DSM 5 minder goed
, o De CBCL heeft geen harde criteria voor een stoornis en de DSM-5 wel. Er wordt
meer gekeken naar de normen van andere leeftijdsgenoten.
o CBCL heeft vragenlijsten ontwikkeld die door meerdere mensen ingevuld kunnen
worden en DSM-5 niet.
• Er zijn ook nadelen ten opzichte van de DSM-5
o DSM-5 is wereldwijd dat de communicatie makkelijker maakt tussen hulpverleners.
o De CBCL spoort alleen veelvoorkomende stoornissen (internaliserend en
externaliserend) op en niet de zeldzame stoornissen met maar één symptoom.
2.3 Diagnostiek
• Diagnostiek geeft antwoord op de vragen hoe een stoornis is ontstaan en waarom die niet
voorbij gaat. De diagnose is een aanzet tot het verklaren en begrijpen wat de hulpverlener
waarneemt bij een uniek kind.
o Er wordt gebruikgemaakt van wetenschappelijke bronnen zoals biopsychosociale
modellen, risico en beschermingsfactoren, kennis uit de psychologie, psychiatrie en
pedagogiek.
• Er zijn drie waarom vragen die centraal staan bij diagnosticeren:
1. Waarom heeft het kind deze klachten en niet eerder geleden?
2. Waarom heeft het kind deze klachten ontwikkeld en niet andere klachten?
3. Waarom heeft het kind psychische problemen en niet zijn broertje/zusje?
• Het is belangrijk om aandacht te schenken aan het gezin, want de ontwikkeling wordt in hoge
mate beïnvloed door het gezinsfunctioneren. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de
rollen in het gezin.
o Er moet gekeken worden naar wie hulp nodig heeft of eventuele uithuisplaatsing.
o Rekening houden met de leeftijd van het kind. Kinderen tussen de 11 en 13 jaar
hebben meer kans op psychische problemen door de snelle veranderingen die een kind
doormaakt.
o Er moet ook gekeken worden naar de sterke kanten van het gezin
2.4 Diagnostische methoden en instrumenten
• Er zijn vier diagnostische methoden:
1. Diagnostisch gesprek
1. Luisteren, vragen stellen en observeren
2. Anamnese: voorgeschiedenis van probleem in kaart brengen of vanuit het
systeem
3. Interview: diagnostic interview schedule for children
2. Observeren
1. Gebeurt vaak onbewust
2. Opzettelijk, doelgericht en systematisch waarnemen
3. Psychodiagnostiek
1. Vragenlijsten, testen, beoordelingsschalen
2. Functietesten: meet de functie van een kind om problematiek te
bevestigen/ontkrachten
3. Zelfinvullijsten: bijv persoonlijkheidsvragenlijst
4. Projectieve testen
4. Lichamelijk onderzoek
1. Alleen arts
2. Vaak in de psychiatrie
• Hulpverleners moeten zich altijd afvragen of hun uitspraken betrouwbaar en valide zijn.
o Er moet een overeenstemming tussen oordelen van verschillende onderzoekers zijn,
o Standvastigheid in een uitspraak over een bepaalde tijd (test-hertest)
• Als het gaat om validiteit gaat om de interpretatie van je meting kan het
o binnen een stoornis zijn:
▪ Heterogene stoornissen (andere kenmerken hebben dan een ander). Kan het
dan gelabeld worden?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller naomigroenewoud732. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.