De oecologie (= milieukunde) vindt zijn oorsprong rond 1850. Schleiden (van de celtheorie) wordt
opgeworpen als de woordvoerder van de nieuwe richting. Rond deze tijd vinden we ook het kritiek
op het vitalisme (van de teleomechanisten) en de natuurfilosofen. Deze kritieken kwamen onder
andere van Schwann, Du Bois Reymond en Helmholtz. Schleiden volgde Schwann maar bleef de
kantiaanse natuurvisie trouw. Echter moeten er wel nauwkeurige en zorgvuldige beschrijvingen van
het plantenleven komen. Waarnemingen en experimenten moesten de leidraad worden van de
‘nieuwe botanie’. Omdat de cel de bouwsteen van de plant was, waren de microscoop en het
laboratorium onmisbaar. Tot 1850 ging het de botinici vooral om taxonomische kennis van soorten,
hun verspreiding en systematiek (= floristische benadering). In 1850 werd een verschuiving duidelijk;
de aandacht moest gaan naar de inwendige structuren en levensprocessen.
Hofmeister ging hier mee aan de slag en toonde middels microscopisch onderzoek de
generatiewisseling aan.
Met de komst van de Origin werden er ook bescheiden fylogenetische studies gedaan. Na 1880 werd
ook in de botanie kritiek geuit op de fylogenetische morfologie en werd een voorkeur uitgesproken
richting experimenteel onderzoek. Echter waren deze grenzen minder scherp dan binnen de nieuwe
zoölogie. De botanici stelde namelijk ook al voor 1850 de nadruk van controleerbare feiten centraal.
En ook binnen de nieuwe botanie bleven waarnemingen belangrijk (al werd dit soms wel als
tweederangs afgeschilderd). Schleiden en Sachs wilde dan ook niet zo zeer een grens tussen
beschrijving en experiment maar vooral tussen empitie en speculatie.
Haberlandt en Schwendener zijn een van de eerste botanici binnen de nieuwe botanie. Samen leggen
ze de basis voor de fysiologische plantenanatomie. Haberlandt was vooral geïnteresseerd on de
anatomische structuren en fysiologische mechanismen die ervoor zorgen dan een plant zich in een
specifiek milieu kan handhaven. Dit kon gezien worden als iets Darwiniaans; planten zijn evolutionair
aangepast aan hun omgeving, hun kenmerken kunnen daarom ook wel gezien worden als adaptaties.
Enkel een fysiologische-anatomische benadering gaf inzicht in hoe bepaalde aanpassingen aan de
omgeving zijn gerealiseerd. Werkelijk inzicht gaf alleen een indeling die rekening hield met het
functionele aspect, dit gaf namelijk het antwoord op de ‘waarom’ vraag van de vormkenmerken. De
indeling van de planten moest dus anatomisch-fysisch zijn.
- Zo kunnen in steunweefsels cellen van verschillende afkomsten heel erg op elkaar lijken. Is
het dan zinvol om een uitgangspunt voor dit soort cellen te beschrijven? Het steunweefsel
kan gezien worden als de adaptatie van de plant binnen bepaalde omstandigheden.
Haberlandt vond dat niet alleen de indeling van weefsels, maar ook de indeling van plantensoorten
op basis van anatomisch-fysische adaptaties moest plaatsvinden. Omdat adaptaties leidde tot
verschillende soorten (volgens de evolutietheorie) was het dus juist nuttig om ze ook op basis hiervan
te onderscheiden.
Kritiek op Haberlandt was dat hij terugviel in het teleologische denken van eerdere generaties. De
aanname dat anatomische structuren functioneel en doelmatig zijn was speculatief. Daarnaast was
er het argument van de cirkel redenatie: de functie bepaalde de vorm en de vorm bepaalt de functie.
Echter was het onderscheid tussen Haberlandt en de teleologie dat Haberland zijn doelgerichtheid
baseerde op adaptaties, natuurlijke selectie en evolutie.
Ondanks dit alles leidde Haberlandts ideeën toch tot een nieuwe stroming; de oecologie (de studie
van de relaties tussen organismen en hun omgeving). Haberlandts studies resulteerde in enorme
vragen naar het functioneren van bepaalde plantenweefsels (huidmondjes, transpiratie, bladeren).
Met de kolonisatie tochten naar Amerika resulteerde de nieuwe botanie in veldwerk (werk buiten de
muren van de laboratoria).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FFV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.