Hoofdstuk 7 – Geschiedenis en wijsbegeerte van de biologie
Het idee van evolutie had al in de 18e eeuw aanhangers. Vooral filosofen beschreven de
veranderlijkheid der soorten. Hun argumenten steunden dan meestal ook niet op empirisch
onderzoek. De teleomechanisten introduceerden het idee van veranderlijkheid binnen het type.
Omdat alle mogelijk vormen al binnen het type klaarlagen ontstond hier echter nooit iets nieuws.
Lamarck was een van de eerste echte biologische evolutiedenkers. In 1802 introduceerde hij niet
alleen de term “biologie” maar bracht hij ook een evolutietheorie onder woorden. Hij kwam op deze
ideeën door verschillen tussen fossielen en huidige dieren te vergelijken. Waar veel collega’s spraken
over uitgestorven dieren, klopte dit in Lamarcks evenwichtige wereldbeeld niet. Hij veronderstelde
dat de oorspronkelijke soorten in de loop der tijd geëvolueerd zijn tot de soorten die we vandaag de
dag hebben. Door een ononderbroken afstammelingsreeks konden de soorten niet echt als
‘uitgestorven’ gezien worden. Daarnaast werd ook veel aandacht geschonken aan evolutionaire
ontwikkeling; volgens Lamarck was evolutie een progressief proces. Leven begint als een klompje
levend materiaal waar over een lange tijd door toenemende complexiteit soorten uit ontstaan (zo
ook de mens). De evolutionaire veranderingen werden gedreven door twee processen:
- Er is een natuurlijk streven naar toenemende complexiteit.
- De uitwendige omstandigheden. Door een verandering in omgeving verandert het gedrag en
de leefwijze en zo veranderen ook de organen. Het organisme heeft dus een actief aandeel in
zijn evolutie.
Om evolutie tot stand te brengen moesten de veranderingen overgeërfd worden en accumuleren in
de volgende generatie. Hier had hij echter niet echt bewijs voor.
Kritiek op Lamarck’s idee kwam vooral uit de hoek van te weinig bewijs; de theorie had een erg
speculatief karakter. Grant, de leraar van Darwin, was wel een aanhanger van het evolutie idee, waar
Darwin nog lang onovertuigd bleef van de veranderlijkheid der soorten.
Ook Chambers had een evolutie idee; levende wezens zijn het product van een graduele en
progressieve ontwikkeling. Hogere vormen ontstonden door veranderingen in lagere vormen. Dit
proces was door God ingebouwd en had het een bepaald doel (= de mens). Ook hier was de
voornaamste kritiek een gebrek aan wetenschappelijkheid en de positie van de mens in het idee.
Het doel van de reis met de Beagle (1831-1836) was het in kaart brengen van de kustlijnen van Zuid-
Amerika. Darwin concentreerde zich op geologische verschijnselen en ongewervelde dieren. Aan het
begin van zijn reis was hij een fixist (= dieren zijn onveranderlijk). Niets ondersteunt de gedachte dat
dit is omgeslagen toen hij weer aan wal kwam. Wel waren er andere ideeën veranderd. Voor zijn reis
was hij net als zijn leraar Sedgwick aanhanger van Cuviers catastrofentheorie; in het verleden hebben
zich van tijd tot tijd grootschalige geologische omwentelingen voorgedaan met als gevolg
verandering van de dierlijke samenstelling en geologische structuur. Tijdens zijn reis met de Beagle
begon hij Lyell’s uniformitaristische theorie aan te hangen. Volgens dit principe zijn er zowel in het
verleden als in het heden dezelfde geologische krachten werkzaam (sedimentatie, erosie,
aardbevingen etc.), er hoeven geen catastrofes aangenomen te worden om de opbouw van de
aardkorst te verklaren. Het gevolg van deze theorie is dat de aarde een veel grotere ouderdom zou
hebben. Dit was een belangrijk uitgangspunt voor Darwin’s latere evolutietheorie.
Na zijn reis bestudeerde hij verzamelde dieren. Hierin vond hij dat soorten uit nabijgelegen gebieden
vaak een grote mate van verwantschap vertoonden (bijvoorbeeld Galapagos vinken). De
overeenkomsten suggereert een gezamenlijke voorouder, de verschillen suggereerde andere
manieren om aan eten te komen. Ook tussen uitgestorven en bestaande soorten vond hij
overeenkomsten, dit duidde op een geologische opvolging van soorten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FFV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.