Hoofdstuk 6 – Geschiedenis en wijsbegeerte van de biologie
Duitse fysiologie: biologische fysiologie direct bestaansrecht, experimenteren later geaccepteerd
Franse fysiologie: biologie pas geleidelijk een gerespecteerde wetenschap, direct experimenteren
Volgens de teleomechanisten waren vorm en functie beide noodzakelijk voor een goed begrip van
het organisme als doelmatige eenheid. Pas met de komst van Müller werd experimenteren
geaccepteerd. Echter ging experimenteren hand in hand met afzien van het teleomechanisme.
Schwann was de grondlegger van de celtheorie. Hij werd Müllers assistent. Hij werd vooral bekend
door de ontdekking van het enzym pepsine en het idee dat alcoholvergisting door een levend
organisme werd veroorzaakt. Schwann was het niet eens met Müller en vond dat er geen
beperkingen zijn voor experimenteel onderzoek op levende wezens. Als eerste zag Schwann af van
Lebenskraft; de aanname van speciale biologische wetten of krachten is overbodig. Bij onderzoek
konden dezelfde methoden worden gehanteerd als bij natuurkunde en scheikunde.
Hooke vergelijk de dode celwanden in kurk met kleine ‘kamertjes’ (cellulae). Ook
Leeuwenhoek, Grew en Malpigh namen cellen waar een beeldde deze af. Ecter was de rol van de cel
als bouwsteen van het leven nog niet duidelijk. De nadruk van hun beschrijvingen lag op de celwand
en niet op de cel inhoud.
In de achttiende eeuw dacht men wel dat dieren en planten uit dezelfde eenheden zijn
opgebouwd, maar dit zouden dan vezels moeten zijn. Zo dacht Boerhaave dat weefsels en organen
zijn opgebouwd uit gerangschikte vezels.
Door de slechte microscopen des tijds was veel informatie niet reproduceerbaar en daardoor
discutabel. In de negentiende eeuw ging dit onderzoek wel de goede kant op. Brisseau de Mirbel zag
en beschreef de structuren die ook wij vandaag de dag als cellen kennen. Dutrochet stelde ook dat
planten en dieren uit dezelfde eenheden zijn opgebouwd, echter is het door de slechte microscopen
maar de vraag of hij echt cellen zag of dat het maar artefacten waren.
Rond de jaren 1950 ging de microscoop zo ver vooruit dat er bijna geen artefact problemem
optraden. Zo beschreef Brown in 1831 dat plantencellen een nucleus bezitten. Purkinje zag de
celkern in het ei en beschreef zenuwcellen en hersencellen. Dit alles droeg bij aan de celtheorie van
Schwann.
Schleiden, leerling van Müller, constateerde dat de cel de elementaire bouwsteen is van de plant. Zo
ging Schwann opzoek naar een vergelijkbare structuur in dieren. Uiteindelijk besloot hij dat de
stelling van Schleiden ook voor dieren gold. Zo kwam de celtheorie tot stand; alle levende wezens
zijn opgebouwd uit dezelfde elementaire eenheden, de cellen. Schwann liet dus zien dat alle levende
wezens uit dezelfde elementaire eenheden zijn opgebouwd, maar hij deed geen uitspraken over het
functioneren van deze eenheden.
Ook stelde Schwann een theorie op voor de vorming van cellen, deze zouden intracellulair (in de
cytoblastema) gevormd worden. Hier zouden nieuwe kernen zich vormen, waar vervolgens de cel
zich omheen vormde. Ook dacht hij dat het mogelijk was dat nieuwe cellen in bestaande cellen
gevormd worden.
Echter was Virchow het hier niet mee eens en stelde hij omnis cellula e cellula; elke cel komt voort uit
een andere cel. Remak voegde hier aan toe dat bij een celdeling ook een kerndeling optreedt.
Aan de hand van de celtheorie stelde Schwann een nieuwe ‘theorie van het organisme’ op. Schwann
stelde dat de cel de eenheid van structuur van het organisme is, maar stelde ook dat de cel tevens de
elementaire eenheid voor functie was. Hier had hij twee argumenten voor:
1. Een cel kan volledig zelf bestaan, denk bijvoorbeeld aan de eicel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FFV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.