Dit zijn alle notities van hoofdstuk 2: verbale communicatie
hoofdstuk 3: non-verbale communicatie
van het vak communicatiewetenschappen.
Dit vak wordt gegeven door Wannes Heirman. Ik heb met deze notities een 15/20 behaald.
Taal (gesproken/geschreven) = code, systeem dat gebruik maakt van symbolen
Die symbolen = arbitrair gekozen
Wij maken onderscheid tss de signifiants en signifié
Verbale communicatie = via woorden
Gedachten in hoofd w omgezet in code (= de taal) en je brengt die over via een kanaal (=lucht)
FOCUS? Ligt bij de natuurlijke taal
B. KENMERKEN VD NATUURLIJKE TAAL
= talen (Ned, Fra) die gebruikt zijn voor algemene communicatie in de menselijke gemeenschap
Kinderen leren ze vanaf de geboorte (moedertaal) kost geen moeite
Taal is “natuurlijk” maakt deel uit van de eigenheid vd mens
Gesproken taal = dominant <-> geschreven taal = vaak representatie v gesproken taal
Er is veel meer gesproken taal dan geschreven taal
Geschreven taal heeft als nut om gesproken taal vast te leggen, te representeren
<-> Artificiële taal; Esperanto = taal vd wiskunde
Worden door de mens gemaakt, en kunnen door de mens veranderd w
≠ natuurlijk, kennen de taal niet van de geboorte
TAAL IS SYMBOLISCH
Tekens zijn eigenlijk een voertuig v betekenis (signifiant en signifié)
Bij natuurlijke taal: signifiant = klanken
Bij artificiële taal: signifiant = tekens, gebaren, elektrische pulsen (vb: computercode)
Kleuren en vormen dragen ook betekenis (vb: vlag, verkeersborden)
= arbitrair: bepaald via afspraken of conventies
Verschillen van land tot land
Amerika en W-EU = rood de kleur vd liefde
<-> China, Japan = rood de kleur v rijkdom en overvloed
TAAL IS EEN SOORT KENNIS
Taal = mentaal opgeslagen kennis in hersenen
We weten dat we grotendeels ook in taal denken
Taal w indirect bestudeerd (we kijken naar de gesproken taal)
Speech = gesproken taal <-> language = interne kant van speech (in de hersenen)
Elk kind w geboren met potentieel om klanken, woorden & zinsconstructies van eender welke taal te leren
Onze taal is puur een gevolg van onze socialisatie nature vs. nurture
Wat is aangeboren (geluk, verdrietig, …) non-verbale communicatie
Socialisatie = verbale communicatie (tweeling die ergens anders w opgevoed)
TAAL = OP REGELS GEBASEERD EN PRODUCTIEF
,Examen:
Taal laat ons toe ongewone zinnen te creëren & begrijpen die we voordien nog nooit gehoord hebben
= linguïstische productiviteit
Dat is het wonderlijke van taal; je kan daar betekenis mee creëren die iedereen begrijpt
Verbale communicatie laat toe om heel concrete betekenissen over te brengen
Veel meer dan non-verbale je zou zo’n zin niet kunnen uitbeelden bij pictionnary
Via taal leren wij algemene regels die ons toelaten betekenis te creëren
Vanaf dingen heel complex w, gaan we taal gebruiken om het heel concreet te maken
Het toepassen vd regels vd taal gebeurt echter vaak onbewust
Taal regels = complex & zeggen ons verschillende dingen:
Hoe we geluiden moeten uitspreken fonologie
Hoe we geluiden combineren tot woorden semantiek
Hoe we woorden kunnen samenvoegen tot zinnen syntaxis
Hoe we deze zinnen in interacties kunnen gebruiken pragmatiek
= afhankelijk vd context kunnen dezelfde zinnen iets anders betekenen
TAAL BEÏNVLOEDT MANIER WAAROP WE WERELD ZIEN
Menselijke taal = sterk verbonden met het denken
Vb: jonge kinderen praten of fluisteren wanneer ze aan het denken zijn
Inner speech: we denken in woorden maar we leren die gedachte voor onszelf te houden
Taal beïnvloedt hoe we visuele representaties maken
Experiment Carmichael en collega’s (eyeglasses <-> dumbbell) ≠ super betrouwbaar
Ze kregen een tekening te zien en vervolgens een woord tekening op papier zetten
Aan de hand van het woord tekenden ze een boogje erbij of een dubbel streepje
Sapir-Whorfhypothese = wel bewezen
(1) linguïstisch determinisme taal beïnvloedt het denken, bepaalt hoe we denken
Geen woorden voor tijdsaanduidingen, lineair proces, tijd ≠ realiteit voor hen
(2) linguïstisch relativisme omdat mensen andere talen hebben, hebben zij een verschillende kijk
op de wereld, vb: geen benaming voor ‘gezin’ in Engels
Doordat mensen versch. talen spreken, concluderen we dat ze op versch. manieren denken
Linguïstisch determinisme toegepast op romeinen:
Maakten geen onderscheid tussen muis/rat want hadden alleen een woord voor “muis”
Rat was geen realiteit voor de romeinen
Talen ≠ equivalent
Er zijn een hoop woorden in het Engels waar geen equivalent van is in het frans
Vb: cyperpesten ≠ cyberharseler
Sommige woorden zijn voor de ene cultuur belangrijker
De Inhouit heeft enorm veel woorden voor sneeuw
Het kan een verschil maken van leven tot dood, belangrijke realiteit voor hen
<-> voor ons is sneeuw veel minder belangrijk
+ gebruiken vaak het voorwaardelijke woord ‘als’ want ze vinden het ≠ evidentie oud te w
OMDAT hun gemiddelde levensduur rond de 40jaar ligt
Niet alleen woorden, ook de grammatica verschilt tss talen
Nederlands: 2 aansprekingsvormen (“je” of “u”)
<-> Engels kent dit niet (altijd “you”)
OF ik = in het Engels met een hoofdletter USA hoogst scorende voor individualisme
C. TAALVORMEN
, Mensen die dezelfde taal delen, spreken niet noodzakelijkerwijs op dezelfde manier
Zowel qua uitspraak (dialect: de letter “g”) als qua woordenschat (“kamer” vs “kot”)
Dialecten: wnr subgroep gebruik maakt van versch. ws, gram of uitspraak dan andere sprekers v/e taal
We assimileren dialecten, maar ook non-verbale communicatie van mensen die we leuk vinden
PROBLEEM: als het ene dialect meer status krijgt dan het andere
Pidgins: eenvoudige taal bewust gecreëerd (door het drijven handel vroeger)
ZODAT mensen die nieuw zijn in de regio kunnen communiceren met mensen die er al langer leven
Vb: long time no see
Lingua Franca: een wereldtaal mensen v verschillende taalgemeenschappen kiezen een derde taal
ZO kunnen ze makkelijker communiceren met elkaar
Die taal is de lingua franca (vb: Engels in wetenschap)
Jargon: gebruik v speciale/technische woorden door leden v beroepsgroepen
Het is wel dezelfde taal MAAR w niet door iedereen begrepen
Argot: woorden gebruiken in een andere betekenis dan de klassieke betekenis
Vaak door niet-dominante groepen in de maatsch. die dingen verborgen willen houden voor anderen
Vb: Bargoens = dieventaal (420 = marihuana)
D. DE SUBSYSTEMEN VAN TAAL
1. Klanken (het klanksysteem)
Het leren v/e taal klanken die typisch zijn voor een taal leren uitspreken en combineren
Fonologie = studie v significante klankpatronen v/e taal
Elke taal heeft unieke klanken (vb: van het Engels voor ons)
DUS een kleine portie klanken uit het geheel v klanken zijn maar belangrijk in een taal
Fonemen = significante klankverschillen in een taal
Vb: “p” en “b” zijn fonemen WANT je krijgt een ander woord (paard <-> baard)
“d” en “t” zijn al veel moeilijker om een verschil waar te nemen
Klanken = gepaard met specifieke intonatie en klemtoon
Als je die technieken kent, heb je de kennis vh klankensysteem v/e taal
2. Woorden
Semantiek = wetenschap die zich bezighoudt met betekeniseenheden in onze taal
Morfemen = de basiseenheid van betekenis
Vrije morfemen = equivalenten van woorden
Woorden die op zichzelf een betekenis vormen (vb: poes, hond, …)
Gebonden morfemen = alleen in combinatie met andere morfemen (vb: -je poesje)
Kinderen leren deze basisregels toepassen, en maken dan fouten op uitzonderingen (schippen <-> schepen)
3. Zinnen
Syntaxis = wetenschap die zich bezighoudt met zinsstructuur v/e taal
Woordvolgorde en opbouw = belangrijke aspecten v communicatie
!! je kan nog steeds geen taal spreken, ook al ken je alle woorden
Vb: man bijt hond <-> hond bijt man
MAAR ook grammaticale ambiguïteit = dezelfde woordvolgorde maar toch ambiguïteit
Vb: man slaat de hond met een tak (draagt de hond een tak of sloeg de man met een tak?)
E. SOCIALE CONTEXT VAN TAAL
= de pragmatiek (interactanten kunnen taalgebruik aanpassen aan eisen vd context)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lunaamolenberghs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.