Histologie en histopathologie van de orgaanstelsels
Summary
samenvatting open vragen histologie
8 views 0 purchase
Course
Histologie en histopathologie van de orgaanstelsels
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Dit document bevat uitgewerkte voorbeeldvragen van het deel histologie. De uitwerkingen omvatten een groot en belangrijk deel van de cursus, maar check het zeker met de gegeven lessen. Ik maak mijn samenvattingen niet al te lang zodat het nog een samenvatting blijft (en geen cursus) en het dus makk...
Histologie en histopathologie van de orgaanstelsels
All documents for this subject (36)
Seller
Follow
stressystudent
Content preview
Examenvragen histologie
Bespreek de functionele histologie en voorkomen van de verschillende types capillairen.
Capillairen (haarvaten) zijn buizen met een diameter van 7-9μm, gevormd door een enkele laag van
aaneensluitende endotheelcellen. Bij de aanhechting (met tight junctions) van 2 endotheelcelranden ontstaan
soms randplooien (marginal folds). In en rond endotheelcellen kunnen structuren voorkomen die het type en
de functie van een capillair bepalen.
Rond het capillair kan een lamina basalis liggen, die door het endotheel zelf wordt gevormd en die aansluit op
het omgevende endotheel. Soms zijn fenestrae (poriën) aanwezig. Deze zijn meestal in groepjes gelegen en
vormen op die manier zogeheten zeefplaten. De fenestrae zijn soms voorzien van een diafragma, dat als een
dunne membraan de vrije doorgang van vloeistof en/of deeltjes beperkt.
In de wand van de capillairen komen pericyten voor. Ze bevatten actinefibrillen en kunnen contraheren.
Continue capillairen (type I) komen het meest voor. Hierbij is de endotheellaag ononderbroken en rust ze op
een lamina basalis. De endotheliale wand heeft een gelijkmatige dikte. Transport vindt plaats door transcytose
(vesikeltransport doorheen het cytoplasma). De capillairen worden gevonden in spieren, bindweefsel,
exocriene klieren en zenuwweefsel.
In gefenestreerde capillairen (type II) komen fenestrae voor die al dan niet een diafragma bevatten. De
fenestrae worden omgeven door een lamina basalis (dikker bij capillairen zonder diafragma). Transport vindt
plaats doorheen de fenestrae en kan beperkt worden door de aanwezigheid van een eventueel diafragma. Dit
type wordt gevonden in de endocriene klieren en in het darmkanaal.
De sinusoïdale capillairen zijn aaneengesloten endotheelcellen die gefenestreerd zijn. De fenestrae’s bevatten
geen diafragma. De capillairen hebben geen lamina basalis, maar wel een verwijd lumen. Leversinusoïden
worden omgeven door stellate cells (peryciten). Bij discontinue sinusoïden komen er grotere spleten voor
tussen het endotheel.
Lymfecapillairen worden door niet-gefenestreerd, tamelijk los endotheel begrensd, zonder dat er een basale
lamina aanwezig is.
Capillairen maken de uitwisseling tussen het bloed en de omgevende weefsels mogelijk. Dit doen ze door een
capillairbed te vormen tussen de terminale arteriolen en de postcapillaire venulen. In dit capillairbed komen
precapillaire sfincters voor die de doorstroming controleren.
Bespreek de cellen in het hart die de bloeddruk en hartfrequentie bepalen.
In de atrioventriculaire knoop ontspringt de atrioventriculaire bundel (bundel van His). Deze splitst verder op in
twee bundeltakken. De atrioventriculaire bundel bestaat uit dezelfde kleine cellen als die waaruit de knopen
bestaan, maar na splitsing nemen de cellen in omvang toe tot hun diameter groter wordt dan gewone
hartspiercellen. Men spreekt dan over purkinje-vezels die het geleidingssysteem vormen (centrale kern en
myofibrillen in de periferie).
De sinoatriale knoop is de eigenlijke pacemaker van hartcontractie. Dit kan direct gebeuren door atriale cellen
of indirect door stimulatie van de atrioventriculaire knoop en van ventrikels via purkinje-vezels.
Verschillende zenuwvezels en ganglioncellen kunnen de frequentie beïnvloeden. Prikkeling via de n- vagus
heeft vertraging van hartslag tot gevolg terwijl prikkeling via het sympathisch systeem zorgt voor een verhoging
van het hartritme. Sensibele innervatie zorgt ervoor dan pijn geregistreerd wordt.
Bespreek de chemoreceptoren ter hoogte van het carotislichaampje.
De carotislichaampjes zijn tegen de a. carotus communis gelegen. Ze detecteren veranderingen in de CO 2-, O2-
en H+-concentraties in het bloed. Er is vervolgens afgifte van neurotransmitters en terugkoppeling naar de
hersenen. De orgaantjes functioneren dus als chemoreceptoren.
Baroreceptoren in de adventitia van de a. carotis communis bestaan uit een concentratie van vrije
zenuwuiteinden, die gestimuleerd worden door rekking. Ze registreren veranderingen in de bloeddruk,
doorgegeven via de n. glosso-pharyngeus. Ze dragen bij aan regulering van bloedgaswaarden en bloeddruk.
Pa g i n a |1
,Vergelijk de structuur van de arteria en vena femoralis.
De a. femoralis is een musculeuze arterie met een drielagige wand. De tunica intima bestaat uit endotheel met
daaronder subendotheliaal bindweefsel. Tussen de tunica intima en media is er altijd een membrana elastica
interna aanwezig. Deze lamina is meestal meanderachtig geplooid. De tunica media is goed ontwikkeld en
bestaat uit circulair verlopende gladde spieren met een glycosaminoglycaanrijke extracellulaire matrix met
collageen en elastine. De tunica adventitia bestaat uit longitudinale vezels die naar buiten toe losser worden.
Alleen bij de grote vaten is er tussen de tunica media en adventitia een membrana elestica externa terug te
vinden.
De v. femoralis valt onder de categorie van de grote venen. De tunica intima is hier duidelijk ontwikkeld en
bestaat uit endotheel met hieronder een dunne subendotheliale bindweefsellaag. de tunica media is duidelijk
dunner dan bij de overeenkomstige arterie. Ze bestaat ook uit gladde spieren, maar tussen de lagen kan je
meer bindweefsel waarnemen. De tunica adventitia vormt, bij de grote venen, het grootste deel van de wand.
Ze bestaat uit longitudinaal verlopende bundels van gladde spieren en longitudinaal verlopende
bindweefselvezels.
Bespreek de structuur van de milt aan de hand van het verloop van de bloedvaten.
De structuur van de milt is het best te beschrijven door uit te gaan van de weg die de bloedstroom door het
orgaan volgt. De vertakkingen van de arteria lienalis, die de milt aan de hilus binnentreden, splitsen zich in het
bindweefsel van het hilusgebied in arteriën. Deze arteriën volgen het verloop van de trabekels en worden
trabekelarteriën genoemd.
Takken van deze arteriën verlaten de trabekels en dringen het parenchym binnen, waar ze direct en volledig
worden omgeven door een schede van lymfoïd weefsel (PALS in de rode pulpa). Dit weefsel is zo dicht met
lymfocyten bevolkt, dat de reticulumcellen daarin geheel schuilgaan. Gezien hun centrale ligging in de PALS
worden deze vaten centrale arteriolen genoemd.
Aan de rand van de PALS liggen follikels (witte pulpa), die uit de centrale arteriole een eigen vaatvoorziening
ontvangen. Deze vaatvoorziening mondt uit in de marginale sinus, van waaruit het bloed vrijelijk het reticulaire
bindweefsel van de rode pulpa instroomt.
Wanneer de centrale arterie verder verloopt, wordt de lymfoïde schede dunner en deelt het vat zich in een
aantal uitwaaierende, recht verlopende arteriolen die de rode pulpa ingaan. Deze terminale arteriolen worden
penseelarteriën genoemd. Hierna zetten de penseelarteriën zich als gewone capillairen voort.
De wijze waarop het bloed van de capillairen naar de veneuze sinussen vloeit kan op twee manieren. Bij een
gesloten ciruclatie zijn de capillairen continu met de veneuze sinussen, terwijl bij een open circulatie het bloed
terecht komt in het reticulumweefsel (Billroth-strengen) om dan via openingen in de veneuze sinussen te
stromen.
Vanuit deze veneuze sinussen wordt het bloed afgevoerd naar venen, die zich tot grotere vaten verenigen en,
na een vrij kort verloop in de rode pulpa, als trabekelvenen in de bindweefseltrabekels van de milt verlopen in
de richting van de hilus. Daar verenigen ze zich in de vena lienalis.
Bespreek de plasmacellulaire reactie en de folikkelcentrumreactie in de lymfeknoop.
Voor de meeste antigenen geldt dat ze thymus afhankelijk zijn, dat wil zeggen dat de hulp van helper-T-
lymfocyten nodig is om B-lymfocyten te activeren tot proliferatie en differentiatie. De hulp bestaat daaruit dat
de T-lymfocyt lymfokinen uitscheidt nadat deze met zijn T-celreceptor het antigeen en de MHC-klasse-II-
moleculen op de celmembraan van een antigeenpresenterende cel heeft herkend. Die initiëren de B-
celproliferatie en differentiatie. B-lymfocyten transformeren daarbij tot plasmablasten. Deze plasmablasten
gaan zich delen en differentiëren tot onrijpe en vervolgens rijpe plasmacellen. Die komen in grote getale in de
mergstrengen te liggen en geven aan de langsstromende lymfe immunoglobulinen mee. Dit proces noemt men
de plasmacellulaire reactie.
Pa g i n a |2
, Aansluitend vindt ook in het centrale deel van de folikkels een reactie plaats, de folllikelcentrumreactie,
gekenmerkt door een lokale proliferatie van B-lymfoblasten. Antilichamen die via de circulatie het
ontstekingsgebied bereiken, zullen daar met antigenen reageren en de pathogeen onschadelijk maken. Daarbij
ontstaan antigeen-antilichaamcomplexen, die voor een deel weer via de lymfe de drainerende lymfeknoop
bereiken. Deze immuuncomplexen worden daar aan het oppervlak van de folliculaire dendritische cellen
geruime tijd vastgehouden, waardoor ze bijdragen aan het onderhouden van de follikelcentrumreactie. Een
deel van de bij de proliferatie ontstane cellen gaat dood door apoptose. De resten van deze cellen worden door
macrofagen gefagocyteerd en zijn zichtbaar als tingibele Köper (kleurbare lichaampjes). Enkele weken na
contact met het antigeen neemt de delingsactiviteit weer af. Hierbij ontstaan B-geheugencellen. Tijdens de
differentiatie van deze geheugencellen vindt een omschakeling plaats van IgM-productie naar productie van
IgG-moleculen (isotype switch). Wanneer deze follikelcentrumreactie zich afspeelt in een primaire follikel zal
deze transformeren tot een secundaire follikel.
Bespreek de ontwikkeling van de T-lymfocyten in de thymus.
Prothymocyten verlaten als gerichte stamcellen het beenmerg en bereiken via de bloedbaan de thymus waar
ze een proliferatie en selectie ondergaan. De proliferatie van thymocyten speelt zich voornamelijk af in de
schors van de thymus. Na enkele celdelingen begint de expressie van T-celreceptoren (TCR) aan het oppervlak
van de cel. Aansluitend brengen de thymocyten ook de differentiatiemerkers CD4 en CD8 tot expressie.
In dit stadium vindt een eerste positieve selectie plaats. De epitheelcellen van de schors brengen zowel MHC-
klasse-I-moleculen als MHC-klasse-II-moleculen tot expressie. Hierbij overleven alleen die thymocyten waarvan
de TCR past op de MHC-moleculen. De niet-geselecteerde cellen gaan via apoptose afsterven.
Verdere differentiatie zorgt voor het ontstaan van CD4 -CD8+- en CD4+CD8--T-lymfocyten. Bij de overgang naar
het merg worden vervolgens nog uit deze primair positief geselecteerde T-cellen, door middel van interactie
met daar gelegen dendritische cellen, juist die cellen geëlimineerd waarvan de TCR een te hoge affiniteit heeft
voor de eigen MHC-moleculen. Dit is het stadium waar de negatieve selectie plaatsvindt om autoreactieve
cellen te verwijderen.
Het selectieproces leidt ertoe dat rijpe T-lymfocyten, na het verlaten van het merg, in de periferie hetzij MHC-
II+-antigeenpresenterende cellen kunnen herkennen (dit geldt voor de CD4 +-helper-T-lymfocyten), dan wel
bijvoorbeeld door virus geïnfecteerde MHC-I+-cellen (dit geldt voor CD8+-cytotoxische-T-lymfocyten) en
daardoor worden geactiveerd.
Geef een overzicht van de verschillende klassen van immunoglobulinen en hun functie.
Bij de mens zijn er vijf klassen immunoglobulinen, namelijk IgM, IgG, IgA, IgD en IgE.
IgM (5-10%) wordt in de beginfasefase van een immuunreactie geproduceerd. Het komt aan de oppervlakte
van B-cellen en in het bloed. Het is in staat het complement te activeren. Dit is een groep enzymen in het
bloedplasma, die het vermogen hebben om cellen te lyseren.
IgG (80%) komt voor aan de oppervlakte van B-cellen, in het bloed, in de lymfe en in het darmlumen. Het
neutraliseert het antigen, bevordert de fagocytose en beschermt de pasgeborene. Het is het enige
immunoglobuline dat de placenta kan passeren om zo de foetale bloedsomloop te bereiken.
IgA (10-15%) komt voor aan de oppervlakte van B-cellen, in het darmlumen, in de luchtwegen, in het speeksel,
in tranen en in melk. Het speelt een rol bij de afweer van de darmflora. Het secretorisch IgA is een dimeer
bestaande uit twee IgA monomeren die door een polypeptideketen met elkaar verbonden zijn. dit complex
wordt gekoppeld aan een ander eiwit en heeft hierdoor een verdedigingsfunctie.
IgD (0.2%) komt alleen voor aan de oppervlakte van B-cellen. Het speelt een rol bij de activering van B-cellen,
maar andere eigenschappen en activiteiten zijn nog onvoldoende gekend.
IgE (0.002%) komt voor aan de oppervlakte van mestcellen en basofiele granulocyten. Ze speelt een rol bij
allergische reacties en het lyseren van parasitaire wormen.
Pa g i n a |3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stressystudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.52. You're not tied to anything after your purchase.