Biologie Nectar - samenvatting hoofdstuk 9 Erfelijkheid, hoofdstuk 10 Evolutie en hoofdstuk 11 transport alleen paragraaf 1
2 views 0 purchase
Course
Biologie
Level
HAVO
In dit document vind je een samenvatting van heel hoofdstuk 9 Erfelijkheid en heel hoofdstuk 10 Evolutie. Doormiddel van deze samenvatting hoef je niet meer uit het boek te leren en heb genoeg aan het doorlezen van de samenvatting. Alle begrippen uit het boek staan erin genoemd en zijn uitgelegd. O...
Chromosomenportret
Bij een bevruchting versmelt de kern van een haploïde zaadcel (n) met de kern van een
haploïde eicel tot een diploïde zygote (2n).
Haploïd: van alle chromosomen is één paar aanwezig (n). Het zit bij de vrouwen in de eicel
en bij de mannen in de zaadcel.
Diploïd: alle chromosomen komen in paren voor (2n).
Chromosomen bestaan uit DNA opgerold rond steuneiwitten [Binas 70A].
Chromosoom: drager van een deel van de erfelijke eigenschappen; bestaat uit DNA en
eiwitten.
DNA: grote moleculen in de celkern met informatie voor het maken van eiwitten.
Homologe chromosomen: paren chromosomen die twee aan twee aan elkaar gelijk zijn.
Bevatten informatie over dezelfde onderwerpen. Een van beide chromosomen is afkomstig
van moeder; de andere van vader.
Karyogram: chromosomenportret.
In een karyogram staat het grootste chromosomenpaar vooraan. Daarna volgen in
afnemende grootte, de chromosoomparen 2 tot en met 22, de autosomen.
Autosomen: alle chromosomen behalve, de geslachtschromosomen X en Y.
De geslachtschromosomen vormen het 23e paar. Een man heeft XY en een vrouw heeft XX.
Karyotype: een weergave van het aantal chromosomen in een kern, bijvoorbeeld 46,XX of
47,XY,+21 (trisomie).
Een chromosoom te veel of te weinig
Trisomie: van een chromosomenpaar zijn niet twee, maar drie
exemplaren aanwezig.
Door een verstoring tijdens de meiose kunnen de chromosomen
van een homoloog paar bij elkaar blijven. Hierdoor ontstaan er
geslachtscellen met een extra chromosoom en geslachtscellen die
een chromosoom minder hebben. Bij een bevruchting kan dan
een zygote ontstaan met 47 (trisomie) of 45 chromosomen
(monosomie).
Aangeboren en erfelijke eigenschappen
Aangeboren: de eigenschappen die je bij je
geboorte hebt.
Gen: een stukje DNA met informatie voor een
bepaalde eigenschap. Denk aan haarkleur of
oogkleur.
Allel: variant van een gen. Als je kijkt bij het gen
oogkleur heb je de allelen: bruin, blauw en groen.
Genotype: alle allelen van een organisme samen. Het bouwplan van je lichaam.
Ruim 90% van je DNA bevat geen genen. Het DNA in de celkern en in de mitochondriën van
een cel vormen samen het genoom van een organisme.
Genoom: het DNA van een organisme in de celkern en in de mitochondriën.
,Invloed van het milieu
Fenotype: waarneembare eigenschappen van een individu (uiterlijk), ontstaan door een
samenspel van genotype en milieu.
Het milieu kan invloed hebben op je fenotype. Denk aan het verven van je haar. Dat is niet
van nature, dat is het milieu.
Emergente eigenschappen: een nieuwe eigenschap die ontstaat op een hoger niveau door
samenwerking van onderdelen op een lager niveau. De onderdelen apart hebben die
eigenschap niet. Denk aan een stoel, die je maakt van hout, riet en spijkers. Dat zit veel
lekkerder als je het in elkaar timmert, dan dat het los zit.
Waardoor cellen verschillen
Na de bevruchting delen alle diploïde cellen in je lichaam door een mitose en krijgen
daardoor exact hetzelfde genoom. Via celdifferentiatie specialiseren cellen in een bepaalde
taak.
Celdifferentiatie: vormverandering van cellen, passend bij de functie.
In elk celtype in je lichaam zijn andere genen actief, waardoor elk celtype andere eiwitten
maakt.
Genexpressie: het omzetten van de genetische code in het DNA via een RNA-afschrift naar
eiwitten.
Speciale regulatorgenen in het DNA regelen de genexpressie door de structuurgenen, die
het RNA maken voor de eiwitproductie, aan of juist uit te schakelen.
Regulatorgen: een gen in het DNA dat de genexpressie stuurt door structuurgenen aan of uit
te zetten.
Structuurgen: een gen in het DNA dat RNA kan maken voor de eiwitsynthese.
Tweelingen
Tweelingen groeien vaak op onder dezelfde omstandigheden: een gelijk milieu. Hun
genotype kan verschillen (twee-eiige tweeling) of hetzelfde zijn (ééneiige tweeling). Uit
vergelijking van twee-eiige tweelingen kunnen onderzoekers de bijdrage van het genotype
aan een eigenschap of gedrag afleiden. De beide genotypen verschillen, de omstandigheden
vrijwel niet.
Eeneiige tweelingen leveren extra informatie. Hun genotype is hetzelfde. Verschillen in
milieuomstandigheden kunnen er de loop der jaren toe leiden dat er verschillen ontstaan in
genexpressie.
Stambomen
Een stamboom geeft een overzicht van de overerving van een eigenschap in een bepaalde
familie. In een stamboom geef je een man aan met een vierkantje en een vrouw met een
rondje. Heeft iemand een bepaald fenotype, bijvoorbeeld inhammen, dan kleur je dat
vierkantje of rondje in.
Het gen voor haarinplant kent twee allelen: voor inhammen en voor een rechte haarinplant.
De vraag is welk allel dominant en welk allel recessief is.
Dominant allel: overheersend allel bij een heterozygoot.
Recessief allel: onderdrukt allel bij een heterozygoot.
Om dit uit te zoeken neem je de volgende drie stappen:
Je zoekt in de stamboom naar twee ouders met hetzelfde fenotype die een
nakomeling hebben met een ander fenotype.
Beide ouders zijn dan heterozygoot en de nakomeling is homozygoot recessief. Het
fenotype van de ouders is veroorzaakt door het dominantste allel, dat van de
nakomeling door twee recessieve allelen. Je noteert de afgeleide genotypen in de
stamboom.
Je controleert in de rest van de stamboom of dit overal geldt.
Beide allelen geef je aan met dezelfde letter. Het dominante allel met een hoofdletter en het
recessieve allel met een kleine letter.
Homozygoot: beide allelen op de homologe chromosomen zijn hetzelfde.
Heterozygoot: beide allelen op de homologe chromosomen zijn verschillend.
Drager: heterozygoot individu. Door het dominante allel komt het recessieve allel niet in het
fenotype tot uiting. Het recessieve allel kan wel worden doorgegeven aan de nakomelingen.
X-chromosomale allelen
Autosomale overerving: overerving van allelen via de autosomen.
X-chromosomale overerving: overerving van allelen via het X-chromosoom.
Denk aan mensen met rood-groen kleurenblindheid. Daarvoor zijn twee allelen op het X-
chromosoom. Een allel B bevat informatie voor een werkzaam eiwit: dit leidt tot kleuren
zien. Het andere allel b voor een onwerkzaam eiwit: dit leidt tot rood-groen
kleurenblindheid. Allelen op het X-chromosoom hebben een andere schrijfwijze. Het
dominante allel B noteer je als XB en het recessieve allel b noteer je als Xb.
Verschil overerving mannen en vrouwen
Mannen hebben een X en een Y-chromosoom, dus kunnen ze niet voor X-chromosomale
allelen heterozygoot zijn. Een recessief X-chromosomaal allel komt bij mannen tot uiting in
het fenotype. Het Y-chromosoom bevat geen genen. Als mannen geen dominant allel
hebben (XB), zijn ze kleurenblind. Zonen krijgen het X-chromosoom altijd van hun moeder.
Dochters krijgen van beide ouders het X-chromosoom.
Bij X-chromosomale overerving geldt:
Alle zonen van een moeder die homozygoot recessief is, krijgen het fenotype dat
hoort bij het recessieve allel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vwoleerling2005. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.16. You're not tied to anything after your purchase.