Organisatiekunde
1 Organiseren, organisatie en management
Na bestudering van dit thema kunt u
Uitleggen wat er onder de begrippen organisatie, organiseren en management wordt verstaan en
welke kernaspecten daarvan in deze cursus aan de orde komen.
De kern van het verschijnsel organisatie aan de hand van een aantal organisatiekundige termen
uitleggen en deze in een aantal eenvoudige casussen herkennen.
Organiseren;
Het proces waarin mensen hun handelen op elkaar en op doelen afstemmen. Kernaspecten;
- Taakverdeling en afstemming, coördinatie
- Aangeboren vermogen voor samenwerking
- Empathie en taal, grammatica (zinvolle betekenis)
- Gereedschappen en technologie
- Machtsverhoudingen en leiderschap
- Cultuur, leerprocessen
- Vormen van routines
- Communicatie en zingeving
Management;
Tamelijk recente uitvinding. Management is een toevoeging aan processen die al bestaan zonder dat
er sprake is van explicitiet management.
Managers zijn functionarissen die een bijzondere verantwoordelijkheid hebben richting de
organisatie – vorming van taken, structuren en dergelijke – de aansturing van mensen en processen
en de strategie van de organisatie, hun werken noemen we management.
Organisatie;
Als resultaat van organiseren.
1. Institutionele organisatiebegrip;
Als iets concreets, geheel van mensen en middelen.
2. Instrumentele organisatiebegrip;
Iets wat een systeem heeft zoals een bureachcratische organisatie, het gaat om alle middelen
of instrumenten die men gebruikt om te organiseren.
Vaak het startpunt van de analyse van organisaties. Verwant met structuur.
3. Functionele organisatiebegrip;
Synoniem van organiseren > het tot stand brengen van effectieve samenwerking.
Instrumentele en functionele organisatie geven vaak de kern aan als het gaat om doelgerichte
samenwerking, taakverdeling en coördinatie.
De basiselementen van organiseren benoemen en de onderlinge samenhang ervan begrijpen;
herkennen in en toepassen op eenvoudige praktijkgevallen: Doelen, missie, strategie en
stakeholders, Leiderschap, cultuur en de vorming van gedeelde ambities en vormgeving van
werkprocessen, systemen en structuren.
Formele arbeidsorganisaties, kenmerken (3);
1
, - Werk wordt verricht ten behoeve van een klant of opdrachtgever > diensten en/of producten
worden geleverd
- Er is sprake van specifieke doeleinden > organisatie levert een verzameling resultaten
- Relaties tussen betrokkenen zijn formeel gedefineerd > contractueel vastgelegde relaties
(rollen en functies); arbeidsovereenkomst > impliceert hiërarchie.
Twee klassieke vormen van coördinatie; (door economen onderscheiden)
De keuze van één van de twee > meest efficient?
1. Markt
Berust op ruil. Partijen zijn ip gelijkwaardig en onderhandelen vanuit hun eigen belangen.
Afstemming tussen vraag en aanbod komt tot stand.
2. Hierarchie
Gebaseerd op de arbeidsverhouding (onder leiding van managers). Nadeel is dat er door het
precies volgen van richtlijnen en bevoegdheden vertraging kan ontstaan.
Netwerken;
Naast markt en hierarchie ook netwerken en ketens > afhankelijkheden van organisaties >
organiseren loopt over de grenzen van organisaties heen > samenwerking met gedeelde doelen.
Belangrijker naar mate productieprocessen niet meer binnen 1 organisatie afspelen > binnen een
ketens van organisaties.
Goed organiseren (vereisten);
Samenwerking tussen mensen > leidt tot resultaten.
1. Gedeelde doeleinden of ambities
2. + realisatie daarvan > effectiviteit (doeltreffendheid)
3. Efficientie (doelmatigheid) > resultaat bereiken met het aantal middelen.
Aangeven dat management en managers een recente uitvinding is en aangeven dat gangbare
patronen van organiseren en management ter discussie staan en er een evolutie bestaat in het
denken over organisaties.
Management;
Basis werd tussen 1900-1920 gelegd (Scientific management > industrieel organiseren).
Managementkennis > ontwikkelt zich evolutionair > risico is dat we de problemen van vandaag
proberen op te lossen met de ideeën van gisteren.
Tendensen in de context van die om anders organiseren vraagt (Child 2005);
- Globalisering of mondialisering van economieen > bewegen steeds meer over grenzen heen.
- Nieuwe technologie > ICT; grenzenvan tijd en afstand overbrugt en kosten verlaagt.
- Kenniseconomie > innovatie belangrijk + kenniswerkers kern vd economie.
- Hypercompetitie > organisatie moeten sneller zijn met nieuwe producten dan andere.
- Grote nadruk op verantwoording en controleerbaarheid (accountability) > organisaties
moeten zich verantwoorden naar diverse belanghebbenden.
Leidt tot nieuwe organisatievormen
De voornaamste visies of beelden op organisaties en opvattingen over mensen die in het vakgebied
een rol spelen, benoemen en toepassen: rationele en natuurlijke systemen, open en gesloten
systeem en mensbeelden: eigenbelang of vertrouwen als basis voor organiseren.
Metafoor;
2
,Om een complex probleem te begrijpen wordt deze vervangen voor iets wat er een beetje op lijkt,
iets vertrouwds.
Organisatiebeelden (8) volgens Morgan (jaren 60-80);
1. De Machine;
Taak van managers >soepel lopende en efficiente machine construeren. Management >
technisch vak. Gesloten en passief systeem. Rationeel en formeel.
2. Het Organisme;
Systeem dat zich aanpast aan de eisen vanuit de omgeving, de technologie en de
werknemers. Oog voor aanpassing, afstemming en ontwikkeling (groei).
3. Het Brein;
Systeem dat zichzelf bestuurt > zelfsturing in organisaties.
4. De Cultuur;
Minisamenleving > eigen normen en waarden, gewoontes en rituelen.
5. Het Politieke systeem;
Systemen van macht en invloed. Verwant met het besturen van de staat.
6. Psychische gevangenis;
Organisatie is een uitdrukking van irrationele en vaak duistere motieven, oorsprong ligt bij
Freud. Managers en betrokkenen zijn met elkaar gevangen.
7. Voordurende stroom van verandering;
Organisatie als geheel van processen die steeds hun eigen tegendeel oproepen. De dingen in
een onvaste en bruisende wereld niet kunnen vastpakken omdat ze continue in verandering
zijn.
8. Instrument van overheersing;
Evenwicht vinden tussen verschillende belangen. Instrumenten in handen van de macht die
ten koste van anderen manifesteert. Geinspireerd vanuit de Marxistische stroming.
Rationeel systeem;
Manier waarop een organisatie is gebouwd wordt bepaald door rationele overwegingen. Start met
doelen > structuren > procedures > plannen en beheersingsmechanismen.
Ontwikkeld vanuit de techniche en bedrijfseconomische benaderingen. In scientific management
stond het rationele ontwerp centraal.
In het hedendaagse technisch geinspireerde ontwerpdenken (d.m.v. ICT) > sterke invloed van
rationeel ontwerpdenken. Geldt ook voor Lean Manufactering, BPR en six sigma.
Het legt de nadruk op het instrumentele organisatiebegrip > nadruk van de harde kanten >
structuren, procedures en systemen.
In termen van Morgan > de machine.
Caluwe > blauwdrukdenken.
Natuurlijke systemen;
Organisatiesociologen > organisaties niet allen rationele constructies maar ook sociale systemen met
een eigen dynamiek. Processen lopen vaak via hun eigen wetten en daarbij anders dan bedoeld.
Termen van vergelijkingen; organismen >homeostase of zelfstabilisering, complexe organismen die
zich voeden vanuit de omgeving, eigen identiteit bewaren, groei, ontwikkeling en aanpassing,
evolutie (actief experimenteren).
Minder instrumenteel > eerder minisamenlevingen met een eigen cultuur, machtsverhoudingen en
geschiedenis > institutionele begrip. Daarnaast > veel aandacht voor processen van organiseren >
functionele organisatiebegrip.
In termen van Morgan > organisme, het brein en stroom van continue verandering > vindt
doorlopende evolutie plaats.
Caluwe > Groen en wit (spontane processen van ontwikkeling)
3
,Open systeem;
Organisatie in wisselwerking met de omgeving.
Huidige tendensen vragen om organisaties die zich als open systemen gaan gedragen.
Is aandacht voor het rationele als natuurlijke systeem.
Gesloten systeem;
Omgeving wordt niet meegenomen.
Klassieke management > hield niet van de markt > probeerden organisaties als gesloten systeem te
construeren.
Mensbeeld en organisatiebeeld hebben met elkaar te maken.
Mensen handelen vanuit eigen belang vs algemeen belang en vertrouwen vs strijd. Danwel
eigenbelang of onderling vertrouwen.
Scientific management > kritiek vanuit het HR-denken op motivatietheorie.
McGregor (1960);
Theorie X > werknemers liever lui dan moe, willen geen verantwoordelijkheid, moeten hard
aangepakt worden om tot prestaties te komen + gecontroleerd worden.
Theotie Y > werknemers zijn gemotiveerd, verdienen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid, kans
krijgen op ontplooiing en ontwikkeling, hebben autonomie nodig om te presteren.
= meer het sociotechnische denken over organisaties + ook visie op zelfsturende teams.
Self-fulfilling prophecy;
Leidinggevende reageren op de gedachten van een type X (straffen en belonen) waardoor een
verhouding geschept wordt waarin dit inderdaad zo blijft te zijn.
Verschillende managementopvattingen ordenen a.d.h.v. het concurrerende-waarden-model van
Quinn en kunnen toepassen op kleine casussen.
Concurrerende waardemodel van Quinn;
Rationeel (gefocust op beheersing) vs het natuurlijke systeem benadering (nadruk op flexibiliteit) +
Gesloten (intern gericht) vs open systemen (aandacht voor de omgeving = extern)
Human relations model;
Het denken over menselijk relaties binnen
de organisatie. Cohesie en moraal.
Intern proces model;
Gericht op rationele beheersing. Technisch
en administratief.
Open systeem model;
Dynamiek, leren en flexibilieit.
Aangeven wat de beperkingen in maakbaarheid van organisaties zijn en kunt u de noodzaak van
de bescheidenheid van de rol van de manager aangeven.
4
, Menselijke samenwerking vindt ook plaats zonder managers of manegementmethodes > de
boodschap is dat managers hun toegevoegde waarde moeten laten zien omdat niet altijd duidelijk is
wat deze is.
Organiseren is breder dan managen. Organisaties kunnen in principe zonder management. In dit
geval noemen we dit zelfmanagement.
Voor de toekomst gaat het om innovatie en daarvoor is een gezonde varieteit van ideeen nodig >
geen one-size-fits-all oplossingen.
De beste oplossing bestaat niet > wel bewust zijn van de spanningsvelden waarmee rekening mee
gehouden dient te worden.
2 Strategie en omgeving
Na afronding van dit thema kunt u
De elementen benoemen waaruit de omgeving van een organisatie bestaat.
Strategie;
Koers voor de organisatie in relatie tot de omgeving.
Omgeving van een organisatie > alles wat niet als onderdeel van de organisatie wordt beschouwd >
wat wel/niet zijn de grenzen.
Transactionele omgeving;
Om de omgeving te begrijpen, wordt de nadruk gelegd op de elementen waarmee relatief sterke
verbindingen bestaan > dichtst bij de organisatie staan de partijen (actoren cq stakeholders) die
zaken doen met de organisaties > er vinden transacties plaats > organisatie is direct afhankelijk
hiervan.
Contextuele omgeving;
Waar de organisatie rekening mee dient te houden en van invloed is op de organisatie maar niet
direct betrokkken is met transacties. Bijv.overheid en haar regelgeving, nationale autoriteitscultuur,
etc...
De omgeving van een organisatie ontleden in termen van bedrijfskolom en soorten markten en
aangeven welke invloed dit heeft op de organisatie-inrichting.
Bedrijfskolom;
Weg die een product of dienst aflegt tussen oerproducent en consument. De partners zijn belangrijk
voor het handelen van elk bedrijf.
Voor het onstaan van grote geintegreerde onderneming > coördinatie tussen de schakels van de
bedrijfskolom door de markt.
Verticale integratie;
Toenemende communicatiemiddelen en verbetering infrastructuur (begin vorige eeuw) >
organisaties hielden het gehele proces van grondstof tot eindpruduct in eigen hand.
Deze tendens is al geruime tijd omgekeerd > supply chains (integraal ketenbeheer) met behulp van
ICT.
Verticale integratie is de bedrijfsstructuur waarbij het bedrijf zoveel mogelijk activiteiten van de
bedrijfskolom bij zichzelf onderbrengt. Hierdoor is het bedrijf niet afhankelijk van andere bedrijven.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anita01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.70. You're not tied to anything after your purchase.