Week 1: Hoorcollege
Voorwaarden voor strafbaarheid
1. Er is een menselijke gedraging
2. Die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving (objectieve zijde)
3. Die wederrechtelijk is (objectieve zijde) (elementen)
4. En aan schuld te wijten (elementen)
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel gaat over de tweede voorwaarde van strafbaarheid. Het gaat over een
menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Dit heet ook
wel het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr). Op onmenselijk gedrag kan je pas worden
aangesproken als een verbod op dat gedrag in de wet is vastgelegd. Het gaat hierbij om de wet in
formele en materiële zin.
Het legaliteitsbeginsel is een diepgeworteld fundamenteel beginsel. Het wordt gezien als een
product van het Verlichtingsdenken. Rechtsstaatgedachte (rule of law): de overheid moet macht
kunnen uitoefenen/orde kunnen handhaven met begrenzingen. Het behoort ook te beschermen
tegen een willekeurig optredende overheid. Een andere achtergrond is generale preventie: wanneer
je duidelijk opschrijft wat wel en niet strafbaar is, dan gaan mensen zich eerder daaraan houden.
Duidelijkheid over de regels, weerhoudt mensen van het overtreden van de regels.
Het legaliteitsbeginsel is gecodificeerd in de wet: art. 1 lid 1 Sr, art. 16 Gw, art. 7 EVRM, art. 49 HGEU,
art. 15 IVBPR.
Het legaliteitsbeginsel bestaat uit vijf deelnormen:
1. Lex scripta: vereiste van geschreven strafbepalingen. Dit is niet zo strikt als dat het lijkt: een
basis in het recht is vereist, niet per se een basis in de wet. Nederland heeft een vergaande
codificatie van het strafrecht, andere landen minder (zoals VK). Recht wordt daar in de
rechtsspraak ontwikkeld. De wet in materiële zin en jurisprudentie, maar het moet wel
ergens zijn worden opgeschreven. Het gewoonterecht is dus geen bron.
2. Verbod van terugwerkende kracht. Als jij een bepaalde gedraging vandaag begaat en morgen
treedt een wet in werking dat dat strafbaar wordt gesteld, kan je daar niet voor aansprakelijk
gehouden worden. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld verjaring en het mildheidsgebod (art. 1
lid 2 Sr, art. 49 HGEU): als een wijziging ten gunste van de verdachte is, werkt het wel met
terugwerkende kracht
3. Lex certa: bepaaldheidsgebod. Er moeten duidelijke en toegankelijke strafnormen zijn. Je
moet een goed idee kunnen hebben van welk gedrag strafbaar is
(voorzienbaarheidsvereiste). Niet alleen het aspect van rechtszekerheid, maar ook het
aspect van vervolgbaarheid. Duidelijke strafbepalingen zijn ook voor de autoriteiten van
belang, dus de toegankelijke en duidelijke strafnormen heeft twee kanten. Het
rechtsbeschermende aspect staat voorop (dus voor de burger). De grenzen voor het
voorzienbaarheidsvereiste zijn bepaald in de (Europese) rechtsspraak: niet is vereist dat een
strafnorm volstrekt duidelijk is; het is voldoende als er sprake is van voldoende duidelijkheid.
Is het voorzienbaar dat dit gedrag onder het bereik van de strafwet valt? Er is een behoorlijke
mate van vaagheid toegestaan (HR Onbehoorlijk gedrag). Een strafwet moet een bepaalde
mate van flexibiliteit behouden, maar dit kan ook de toegankelijkheid van de wet behouden.
Beroepen op schending van het lex certa gebod redden het vrijwel nooit.
, 4. Begrensde interpretatievrijheid rechter. Hierbij is de vraag waar de grens ligt van de rechter.
Het legaliteitsbeginsel is in eerste instantie een instructie aan de rechter. De wetgever
creëert de wet en de rechter past deze toe. Deze vrijheid is niet omstreden: de
grammaticale, taalkundige en wetshistorische methode zijn niet omstreden. De rechter mag
best wel extensief interpreteren, zolang het goed gemotiveerd is. Dan keert de kernvraag
terug: Is voorzienbaar dat deze gedraging onder de reikwijdte van de betreffende
strafbepaling valt.
5. Verbod van analogische wetsinterpretatie. Een niet-geregelde situatie die voldoende
overeenkomsten zou hebben met de wel-geregelde situatie onder de norm van de geregelde
situatie zien, is niet toegestaan, tenzij het ten gunste van de verdachte is. Zoute pinda’s
vallen onder brood en andere lekkernijen.
Wederrechtelijkheidsbeginsel
Wederrechtelijkheid is een voorwaarde voor strafbaarheid. Vaak is wederrechtelijkheid een element
van de delictsomschrijving. Wederrechtelijkheid kan weerlegd worden door rechtvaardigingsgronden
of door het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid (HR Veearts), dit is een buitenwettelijke
rechtvaardigingsgrond. Na het Veearts arrest is een beroep op het ontbreken van de materiële
wederrechtelijkheid nooit meer aanvaard, omdat dit spanning zou opleveren tussen de rechter en de
wetgever. Men kiest dan op een andere manier voor het weerleggen van wederrechtelijkheid,
namelijk langs de weg van delictsinterpretatie. Dit kan door middel van een
kwalificatieuitsluitingsgrond die een rechter kan creëren.
Wederrechtelijkheid is soms juist expliciet opgenomen in de delictsomschrijving, zodat deze
bewezen/afgebakend moet worden. Een voorbeeld hiervan is artikel 350 Sr. Er zijn uiteenlopende
bewoordingen om wederrechtelijkheid als bestanddeel op te nemen (voorbeelden zijn art. 300 lid 1
Sr en art. 370 Sr).
Ruim wederrechtelijkheidsbegrip: in strijd met het objectieve recht.
Eng wederrechtelijkheidsbegrip: gebaseerd op de ratio van de betreffende bepaling. Bijvoorbeeld
zonder toestemming van eigenaar een huis binnentreden. Zonder vergunning 173a en b Sr.
Week 2: Literatuur
Hoofdstuk 5
Oneigenlijk (c)om(m)issiedelict: iemand doet door na te laten in een causale reeks van
gebeurtenissen en omstandigheden in te grijpen het gewraakte gevolg tot verwerkelijking komen.
Door het gevolg gekwalificeerd delict: een delict waaraan strafverzwarende gevolgen zijn verbonden
Een causaal verband (oorzaak gevolg) wordt verondersteld bij:
- Voorwaardelijk opzet
- Culpoze gevolgsdelicten
- Daderschap van de corporatie
- Strafbare poging
- Ontoerekenbaarheid of verminderde toerekenbaarheid
- Noodweerexces
Bij de vraag of er sprake is van causaliteit, wordt er gekeken of er sprake is van propter (wegens) of
post (nadat). Alleen wanneer het gaat over een gedraging die het gevolg heeft veroorzaakt (propter)
, kunnen we spreken over causaliteit. Om hier uitspraken over te kunnen doen, moet je tussen een
hoeveelheid opeenvolgende gebeurtenissen een bepaalde onderlinge afhankelijkheid onderkennen.
De kwestie van causaliteit heeft betrekking op de eerste vraag van 350 Sv, omdat het gaat over de
vraag of de verdachte het strafbare gevolg heeft veroorzaakt. Dit houdt in dat de causaliteitsvraag tot
vrijspraak kan leiden: iemand is de veroorzaker of is dit niet. Uit de rechtspraak zijn er vier
verschillende gedachtegangen ontstaan over causaliteit:
1. De leer van de conditio sine qua non
- Als oorzaak van een gebeurtenis is te beschouwen het geheel van daaraan voorafgaande
factoren of voorwaarden, die invloed hebben uitgeoefend op het ontstaan van die
gebeurtenis. Elke voorwaarde vormt dus in de causaliteitsketen een conditio sine qua non.
- Een factor kan hierbij ook een oneigenlijk commissiedelict zijn.
2. De causa proxima-theorie
- Als oorzaak van een gebeurtenis is de factor die zich het dichtst bij de verwerkelijking van het
gevolg bevindt, en dus de laatste is in de reeks van factoren die tot het gevolg heeft geleid
3. De theorieën van de adequate veroorzaking (de voorzienbaarheid)
- Er is sprake van een causaal verband tussen een gedraging en een gevolg indien het
ingetreden gevolg voor de betrokkene redelijkerwijze was te voorzien
- Subjectieve benaderingswijze van de voorzienbaarheid: kijkt naar de omstandigheden van
de dader en zijn individuele omstandigheden en wat een gemiddeld mens op het moment
van zijn gedraging kon voorzien
- Objectieve benaderingswijze van de voorzienbaarheid: niet gebaseerd op wat de dader op
het moment van zijn handelen bekend was of kon zijn, maar op de objectieve feiten van dat
moment, ongeacht of ze bekend waren.
4. De theorie van de redelijke toerekening (heersende leer)
- Er wordt gekeken naar of het gevolg redelijkerwijze kan worden toegerekend aan de dader.
Men kijkt dus naar het gevolg, en niet zozeer naar de oorzaak.
- Tegen deze leer is het bezwaar van vaagheid aangevoerd, het zou leiden tot apodictische
uitspraken.
- Het impliceert een normatief oordeel
- Stappenplan (niet cumulatief):
o 1. Aard van de gedraging is de aard geschikt om het gevolg in het leven te roepen,
dan wel de kans op het intreden van het gevolg te verhogen? (HR Aortaperforatie)
o 2. Opzet als het opzet van de verdachte mede gericht was op het intreden van het
gevolg, kan dit bijdragen aan het oordeel van redelijke toerekening.
o 3. Ratio van de delictsomschrijving in de bewijsvoering staat steeds het specifieke,
door het delictsomschrijving geëiste causaal verband centraal. De vaststelling van
causaliteit moet gevonden worden in het rechtsbelang dat de desbetreffende
delictsomschrijving zoekt te beschermen
o 4. Complexe causale keten als hiervan sprake is, moet er een afweging worden
gemaakt tussen verschillende in aanmerking komende oorzaken
o (HR Dwarslaesie) De causaliteit behoeft niet te worden doorbroken als het
slachtoffer zelf op enigerlei wijze aan het gevolg van de daad heeft bijgedragen
o (HR Bloedvergiftiging) Er kan nog steeds sprake zijn van causaliteit wanneer twee
of meer alternatieve mogelijkheden die tegelijkertijd plaatsvonden en op zichzelf het
gevolg kunnen hebben veroorzaakt, als kan worden vastgesteld dat het hoogst
onwaarschijnlijk is dat de tussenkomende factor het gevolg heeft veroorzaakt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller simonestuvia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.