Economie werkgroep 1
1. Een van de meest beroemde uitspraken in de Economie is:“There is no such thing as
a free lunch”. Leg uit wat wordt bedoeld met deze uitspraak. Zelfs als de lunch gratis is,
moet je er wel tijd aan besteden. In die tijd had je ook iets anders kunnen doen. Er zijn dus
opofferingskosten: de nettowaarde van de keuze die je niet gemaakt hebt (= je tweede keuze).
Kosten die verloren gaan doordat je gaat lunchen.
De opbrengsten - de kosten van je tweede keuze.
2. Over het algemeen is het geboortecijfer (aantal kinderen per vrouw) van hoog
opgeleide vrouwen lager dan van minder hoog opgeleide vrouwen. Gebruik
“opofferingskosten” (opportunity costs) om dit fenomeen uit te leggen. Als je kinderen
krijgt, ben je tijd kwijt aan het opvoeden van en zorgen voor je kinderen. In de tijd die je
gebruikt om te zorgen voor je kinderen, kan je niet werken, en verdienen je dus geen salaris.
Voor hoogopgeleiden zijn de opofferingskosten voor deze tijd relatief gezien hoger, omdat ze
een hoger salaris hebben, en dus relatief gezien meer geld laten gaan.
3. Hoe zou een econoom de waarde die iemand hecht aan “vrije tijd” proberen uit te
drukken in euro’s? Leg uit. Door middel van opportunity costs: dus hoeveel geld is diegene
bereid om te laten liggen voor vrije tijd.
Door ervan uit te gaan dat je bv had kunnen werken in je vrije tijd. Het salaris dat je misloopt
zijn je opofferingskosten. Voor welk uurloon is iemand bereid om te gaan werken en waar zit
het kantelpunt waarop je geld verkiest boven vrije tijd.
4. Een argument tegen hogere inkomstenbelasting is dat mensen wellicht minder uren
gaan werken. Gebruik “marginale analyse” om dit argument uit te leggen. Door hogere
inkomstenbelasting worden de marginale opbrengsten per gewerkt uur lager. Dus na een
bepaalde hoeveelheid werk neemt het voordeel per uur af, omdat je steeds meer belasting
moet gaan betalen. Hierdoor zullen mensen minder uren gaan werken. De MO-lijn verschuift
naar beneden, waardoor het snijpunt met MO=MK verder naar links verschuift. De optimale
hoeveelheid waarbij het meeste winst wordt gemaakt is dan lager.
Marginaal betekent extra, door belasting worden de marginale opbrengsten minder en mensen
willen hun welvaart maximaliseren met mo=mk dus ze gaan minder uren werken.
5. Veel festivals maken gebruik van muntjes om eten en drinken te betalen. Deze
muntjes kunnen (aan het einde) worden omgewisseld voor geld, maar dit kost tijd en
moeite. Gebruik “opofferingskosten” en “marginale analyse” om uit te leggen waarom
het voor festivals economisch rationeel is om muntjes te gebruiken i.p.v. geld. Omdat het
tijd en moeite kost om de muntjes om te wisselen voor geld, zijn er hoge opofferingskosten
verbonden aan het inwisselen. De marginale kosten zijn voor het inleveren hoger dan de
marginale opbrengsten, waardoor veel bezoekers ervoor kiezen om hun muntjes niet in te
wisselen (of er snel ander eten van te kopen).
De marginale opbrengsten worden hoger omdat de opofferingskosten omlaag gaat. De tweede
keuze is inleveren, hiervoor moet je in de rij staan en verlies je vrije tijd waardoor de
opofferingskosten voor het halen van een drankje minder worden.
6. Stel dat het eerste uur studeren voor dit vak als tentamencijfer een 1 zal opleveren.
Hierna zal elke verhoging van het tentamencijfer ter grootte 1 punt een half uur langer
kosten. a) Wat kan je vertellen over de marginale kosten van studeren? Leg uit. De
marginale kosten bestaan uit de opofferingskosten, want in de tijd dat je studeert had je ook
andere dingen kunnen doen.
, De marginale kosten zijn progressief, de kosten lopen op. Voor ieder half uur extra krijg je
een punt extra dus eerst 1,5 uur, dan 2 uur etc.
b) Wat kan je vertellen over de marginale opbrengsten van studeren? Leg uit. De
marginale opbrengsten zijn dat je per half uur leren, één punt hoger op je tentamen scoort.
Kosten en opbrengsten scheiden, een punt blijft een punt. Is een verhoging van een 5 of 6
hetzelfde voor jou als een verhoging van een 7 naar 8. Een 6 is het meeste waard omdat je
dan een voldoende hebt, daarna wordt een punt extra minder waard.
7. Universiteiten ontvangen een gedeelte van de subsidie per student pas als de student
is afgestudeerd. Waarom zou de overheid een dergelijke prikkel gebruiken, en wat zou
een “unintended consequence” hiervan kunnen zijn? De overheid gebruikt deze prikkel,
zodat de universiteiten niet als hoofddoel hebben om zo veel mogelijk studenten aan te
trekken, maar om ze ook echt te laten slagen. Een onbedoeld gevolg kan zijn dat de
universiteit makkelijker studenten laat slagen (minder hoge eisen stelt), zodat ze de subsidies
ontvangen. Het gaat ze dan dus minder om de kwaliteit, maar meer om de kwantiteit.
Onbedoelde gevolgen: overspannen studenten, bedrijven hebben minder goede kwaliteit
werknemers door minder hoge eisen.
8. In een markteconomie is er een centrale rol voor “prijzen” om het “economische
probleem” op te lossen. Leg uit hoe prijzen deze individuele “keuzes” bepalen. Ieder
individu moet voor zichzelf de afweging maken of hij/zij het product wil kopen voor een
bepaalde prijs. Hierdoor is er een bepaalde vraag naar een product, waar het aanbod zich op
aan kan passen.
Economisch probleem: wat moet er worden gemaakt, hoe wordt het gemaakt en wie krijgt
het. Prijzen zijn een middel om ervoor te zorgen dat de allocatie goed gebeurt. Marktprijzen
van goederen bepalen hoeveel geproduceerd wordt door aanbieders en hoeveel gekocht
wordt, marktprijzen van middelen bepalen hoe producenten ze produceren.
9. Leg in je eigen woorden uit waarom Q1 het winstmaximaliserende punt van
productie is in onderstaande figuur 1. In het begin nemen de marginale kosten af. Bij het
snijpunt is de winst maximaal, omdat daarna bij elk volgend product de kosten hoger zijn dan
de opbrengsten. Voor elk extra product maak je dan verliest, maar het hoeft niet zo te zijn dat
je in totaal geen winst meer maakt. Je maximaliseert de winst op Q1 (MO=MK).
10. Gebruik voor de beantwoording van deze vraag Figuur 2.
a) Stel dat de inwoners van “Country A” en “Country B” niet geloven in “comparatieve
voordelen”, maar enkel in “absolute voordelen”: Welke handelsstromen zullen er tussen
deze twee landen plaatsvinden? Leg uit.
Country A is beter in het maken van computerchips dan shirts dus die zullen kiezen om dit te
gaan maken. Country B is even goed in het produceren van beide producten. Voor country B
bestaan er dus geen absolute voordelen om te handelen dus er zullen geen handelsstromen
tussen de landen zijn.
Country B is beter in zowel het maken van chips als shirts dus ze zijn in alles beter dus valt er
geen voordeel te behalen met handel. Country B heeft voor beide producten een absoluut
voordeel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinemeuleman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.