100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Bestuur, macht en rechtvaardigheid $5.39   Add to cart

Summary

Samenvatting Bestuur, macht en rechtvaardigheid

4 reviews
 192 views  25 purchases
  • Course
  • Institution

Uitgebreide hoorcollege-aantekeningen van "Bestuur, macht en rechtvaardigheid". Een tweedejaars Bestuurskunde vak aan de Radboud Universiteit door drh. Tholen. Genoeg om je tentamen mee te halen, incl. verwijzingen naar de artikels.

Preview 4 out of 42  pages

  • September 5, 2019
  • 42
  • 2018/2019
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: AyleenS • 2 year ago

review-writer-avatar

By: kayleesmits • 3 year ago

review-writer-avatar

By: abigailawana • 3 year ago

review-writer-avatar

By: yycc-123 • 4 year ago

avatar-seller
Hoorcollege 1 (04-02)
Begripsbepaling: Politiek, Staat Macht
Wat is de effectiefste en efficiëntste aanpak?  Rationaliteit
Wie bepaalt? Wie heeft invloed?  Macht
Wat behoort te gebeuren? Hoe zou het moeten zijn?  Moraliteit
 Deze drie aspecten hebben invloed op elkaar. Een beleid kan goed zijn op basis van rationaliteit, maar
ook moraal (het moet representatief zijn etc.). Machtsvragen bekijken wie de macht in een organisatie
moet hebben zodat die zo effectief en efficiënt mogelijk is.

Politiek, Macht en Staat: de moderne opvatting
Weber over politiek, staat en macht
Wat bedoelen we met ‘een staat’?
 Juridische/volkenrechtige definitie van een staat
o Een actor die door andere staten als gelijkwaardige erkend wordt. Zoals bij de vrede van
Europa, ze erkende elkaar als gelijken.
 Weber’s sociologische/politicologische definiëring van de staat
o Een kenmerkend doel van de staat  veel verschillende doelen. Kenmerkend middel van
staat  geweldsmonopolie.

Politik als Beruf  Studenten wilden van Weber antwoorden hebben op actuele vraagstukken. Weber schreef
echter alleen over hoe je de politiek kunt begrijpen. De concepten en logica van de politiek stonden centraal in
het boek.

Webers definiëring van staat:
 Staat definiëren als doel (vrijheid of God of democratie), maar verschillende staten hebben
verschillende doelen. Dus lukt niet.
 Staat definiëren als middel. Het kenmerkende middel is de geweldsmonopolie.

Definitie politiek volgens Weber, politie is…:
 Het streven naar een aandeel in de macht
of naar het beïnvloeden van de machtsverdeling
 Hetzij tussen staten, hetzij binnen de staat tussen de door hem omsloten groepen

De staat volgens Weber
Volledige definitie, de staat is een menselijke gemeenschap, die binnen bepaald grondgebied et succes
aanspraak maakt op het monopolie van het legitieme gebruik van geweld.

1. Staat omvat een gemeenschap: er moet een verbintenis zijn tussen de mensen en de staat, hierin
moet gedeeldheid inzitten, zoals gedeelde normen en waarden. Een staat moet het waard zijn om
voor te vechten, nationalistisch gevoel. De leden moeten iets willen opofferen voor het belang van de
gemeenschap (oorlog, belasting). Een gemeenschap is een eenheid maar intern ook weer
verdeeldheid. Weber legt dit niet verder uit.
2. Staat heeft een grondgebied: Nomadenstammen (simpele samenlevingen, die rondtrokken, zonder
veel voorzieningen maar wel met een leider etc.) hadden geen grondgebied nodig voor een
geweldsmonopolie maar voor een moderne staat is zonder grondgebied bijna niet meer mogelijk
i.v.m. industrie en handel. Of het volk heeft een oerplek.

Waarom kunnen we niet zonder grondgebied?
- Complexiteit huidige samenleving
- Alle verhalen zijn juist op zoek naar een eigen plek (thuis), dit hoort bij de gemeenschap.

3. Politieke strijd om de macht. Vijand-vriend verhouding.
4. Geweldsmonopolie: Een vage abstracte betekenis van dwang. De staat mag dit toepassen op zijn
burgers wanneer de mens iets niet wil doen, of juist niet houdt aan regels.
5. Legitimiteit: Het is vaag wie/wat legitiem is, je kan zeggen: het bestuur in het algemeen maar ook de
individuele gezagsdragers. Hij geeft aan welke redenen hij ziet om gezag van een staat te erkennen, hij
beschrijft maar geeft geen inhoudelijk argument.

,Twee redenen om te luisteren naar een ander:
a) Interne reden: gezagreden is een legitieme machtsuitoefening met erkenning voor gezag
(traditionele legitimiteit etc.), je accepteert het gezag van de baas.
a. Charisma
b. Traditie
c. Legaliteit
b) Externe reden: machtreden is wanneer je iets niet doet er consequenties zullen zijn. Hoop en
vrees.

Macht  de mensen laten doen wat je wilt, externe gronden
Gezag  mensen hebben interne redenen om je te volgen

Weber gaat ervan uit: je hebt een staat, die heeft een geweldsmonopolie, maar er is wel strijd om die
staatsmacht (dat is de politiek). Macht is dus dat je de geweldsmonopolie kan inzetten.

Vragen die erbij komen kijken:
 Is de EU een staat?
 Is Koerdistan een staat?
 Is Libië een staat?  geen duidelijke geweldsmonopolie, dus niet volgens Webers definitie. Wel via de
volkenrechtige definitie, want Libië is erkend als staat.
 Is de Katholieke kerk een staat?
 Is IS een staat?

De traditie waar Weber in staat
“Moderne kijk op politiek, macht en staat” = politiek realisme (Machiavelli, Hobbes, Schmitt, Kissinger, Mouffe)

Carl Schmitt: der begriff des politischen
 Wat er misgaat in gangbare definities van het politieke, is dat politiek aan staat wordt gekoppeld. Dit is
een cirkelredenering: ‘politiek is handelen binnen een staat en een staat is iets met politiek’. Politiek
vaak iets negatiefs.
 Kenmerkende eigenschap:
1. Politiek is in ieder geval niet: religie, ethiek etc.
2. In elke sector is een tegenstelling, is die er ook in de politiek?
3. Ja: de strijd tussen vriend en vijand, wij tegen zij.
 Marx heeft een vaste vijand (arbeiders – rijken). Weber zegt dat de actoren zelf kiezen wie vriend
en vijand zijn, dat kan elke dag veranderen.
 Politiek is strijd. Strijd kan ook oorlogsstrijd zijn. Oorlog kun je dus niet afschaffen zonder dat je de
politiek moet afschaffen.

C. Mouffe: on the political (2005)
 Antagonisme, strijd is nodig.
 Parlementaire democratie: maakt vijanden tot tegenstanders. Wordt gepacificeerd tot plastische strijd
zonder letterlijk met elkaar op de vuist te gaan maar gepraat wordt.
 Kritiek op “politiek zonder strijd en rivaliteit”. Het moet geen radicale strijd worden maar e moet ook
niet te lief naar gekeken worden. Het moet strijd tussen winnen en verliezen blijven.

Bepalen wie macht heeft
Heel veel ideeën over wie de macht heeft, maar hoe stel je dat dan vast? Niet eenduidig.

Bachrach en Baratz (1962) , Debat elitisme vs pluralisme:
 Pluralisten zijn politicologen die de stelling verdedigen dat de macht in een land verdeeld is 
verschillende machtsbronnen (media/bedrijfsleven) en door de tijd heen zijn er andere
machtsbronnen.
 Elitisme is er van overtuigd dat er een vaste clique (kleine groep) in de verdeling van macht zit, die
clique veranderd onderling maar niet daar buiten.
 Bachrach en Baratz zeggen dat deze discussie komt omdat het niet duidelijk is hoe je macht meet.

,Dahl (pluralist): de actor die de macht heeft is degene die zijn zin krijgt bij belangrijke maatschappelijke
debatten
- Kritiek B en B. Ten eerste wat zijn de belangrijkste issues en ten tweede ziet men niet wie de
echte belangrijke beslissingen neemt (=onzichtbaar). Rutte neemt de beslissing maar kan zijn dat
hij onder druk stond van Phillips. Daarnaast komen sommige onderwerpen niet aan de orde,
omdat mensen bang zijn wat er gaat gebeuren als het onderwerp aan de orde komt.
 Onzichtbaarheid: Moet er meer geld naar het honoursprogramma? Maar de vraag of het
afgeschaft mag worden of niet, is niet eens gesteld. De macht ligt dus eigenlijk bij degene die
die agenda bepaalt (= backstage), niet zo zeer de voor- of tegenstanders van meer/minder
geld naar het honoursprogramma (= front-stage).

Wil je echt onderzoek doen naar macht? Dan moet je naar de two faces of power kijken. Dus naar de
backstage, en de frontstage.

Methoden van machtsmeting:
 Formele-positiemethode: wie heeft formeel de macht? = regering + 2 e kamer
 Netwerkmethode: wie zit in de meeste netwerken/clubjes?
 Intensieve procesanalyse: wie heeft wat wanneer tegen wie gezegd?
 Before-after-method (preferentie-uitkomst-methode): aan het begin van het debat kijk je wie welke
preferentie heeft, en aan het einde kijk je wie zijn zin heeft gekregen.
 Reputatie-methode: ik ga het vragen aan mensen van wie ik denk dat ze het kunnen weten
 Met welke benadering(en) kun je ook ‘second face’ meten?

Bedenkingen, zijn er nog andere manieren?
 Begrip van politiek: Als politiek alleen maar om winnen gaat, dan gaat het toch nergens over? Waarom
zou je willen winnen? Wat is datgene waarom je wil winnen?
 Begrip van staat: ?
 Begrip van macht: macht kan je meten, maar in termen van dominantie (m/v) is dat ook macht?
Hoorcollege 2 (05-02)
Volgens anarchisten hoeft er geen staat te zijn. BV groepen in Amerika met een cowboy mentaliteit. Leven
zonder overheidsgezag.

Rousseau over de staat
Achtergrond Rousseau:
 Leefde in de tijd van de standensamenleving en voor de Franse revolutie.
 Was geen upperclass/universitair geschoold
 Deed verhaal in salons en werd hiervoor uitgenodigd door zijn dwaze ideeën
 Rousseau bekritiseerd het zelf nadenken (verlichting = rationaliteit, individualisme, losmaken van
traditie, vooruitdenken, vooruitgangsoptimisme)

Vertoog over de ongelijkheid (1755)
De staat legt ongelijkheid vast. De staat wordt verbonden met iets slechts: in de loop van de tijd ontstaat er
ongelijkheid tussen mensen en de staat zorgt ervoor dat de rijken hun rijkdom kunnen houden tegenover de
armen. De staat beschermt de eigendomsrechten. Goede mensen werden door eigendomsrechten slecht. De
mens is egoïstisch geworden omdat ze zich verheffen en onderscheiden van anderen. Dus:
 Natuurtoestand  mensen maakt zich los uit dierlijke staat, vormen gezinnen etc.
 Afhankelijkheid  van elkaar, door onder andere klimaat, eten. Meer samenwerking.
 Eigendom  mensen raken in staat meer voedsel etc. te verzamelen dan dat ze nodig hebben, er
ontstaat ongelijkheid, ontstaan “eigendomsgevoel” (dit is van mij!).
 Van Amour de soi (medelijden- zorg voor jezelf en ander) naar Amour propre (afgunst- zelfzucht, jezelf
vergelijken met andere mensen, jaloezie)
 Wetten en de Staat.

Rousseau vertelt de geschiedenis andersom, volgens de verlichting wordt alles beter in de toekomst maar
volgens Rousseau gaat het juist bergafwaarts. Het is allemaal mis gegaan toen men eigendommen kreeg.

Anarchistische kritiek van Rousseau:

, Anarchisten zijn activisten die de staat kritisch bejegenen. Twee soorten, baseren zich beide op Rousseau.

Individualistische anarchisten (William Godwin, Pierre-Joseph Proudhon.). Rechts.
 Voorstander samenleving zonder staat, sterke individuen kunnen voor zichzelf zorgen. Overheid is
ondermijnend voor een individu. We hebben geen anderen nodig. De mens is zichzelf genoeg.
 Maximale vrijheid voor het individu, minimalistische bemoeienis van groepen (=Rousseau).
 Negatieve vrijheid: niemand moet met mijn dingen bemoeien. Vrij zijn van en niet lastig gevallen
worden door.
 Vooral vies van de overheid, niet van eigendommen. Kritisch tegen de staat, maar een staat moet wél
zorgen voor eigendomsrechten.

Libertarisme = Vrijheidsidee Rouseau centraal, maar de staat moet zorgen voor eigendomsrechten.

Collectivistisch anarchisten (Kropotkin, Bakoenin, Thoreau, Tolstoj, van Eeden). Links.
 Individu waarbij Amour de soi nog centraal staat: elkaar helpen etc.
 Eigendommen leiden tot jaloezie, dus afschaffing van eigendommen
 Kibboets als voorbeeld, collectieve grondslag, we proberen allemaal voor elkaar te werken zonder
persoonlijke eigendommen
Rechts en links is allebei anti-overheid en daarom dicht bij elkaar (rondje)
Hoefijzermodel: de twee extremen van individualistisch en collectivistisch komen erg dicht bij elkaar,
bijvoorbeeld doordat ze allebei negatief kijken naar de staat.

Commentaar op anarchisten:
 Beroep op menselijke natuur is onmogelijk, want de context is bepalend. Wat is de mens eigenlijk voor
een dier? Van welke aard is de menselijke natuur?
o De mens is een wolf (bijv. Hobbes) = mens is egoïstisch en slecht
o Mixed motive/ungesellige Geselligkeit (bijv. Kant)
o Tot het goede geneigd (bijv. Jezus, Gandhi, Rousseau) =
 Er zijn twee soorten anarchisten, dus welke te volgen?
 Rousseau ging van natuurlijke toestand naar een gecorrumpeerde toestand. Was dit toeval of
noodzakelijk? We kunnen niet meer op onszelf overleven, omdat we met te veel zijn. Is een radicale
om/terugwenteling van bestaande sociale verhoudingen mogelijk?
 Rousseau zegt dat het slecht is hoe de staat zich heeft ontwikkeld, maar dit was wel noodzakelijk en
onvermijdelijk.
 We hebben een aantal keer geprobeerd een anarchistische setting te maken, maar dat mislukte, door:
o De mensen die ernaar trokken waren al te veel “verknoeid” door de moderne samenleving,
dus bijv. jaloezie etc. zat er al in. Eerst desocialisatie.
o Misschien is de mens niet van nature “amour de soi”, maar is de mens van nature jaloers en
egoïstisch. Rousseau’s verhaal klopt dan niet.

Marx en Engels (Communistisch manifest).
Overeenkomsten tussen Marx en Rousseau:
 Arm en rijk zijn afhankelijk van elkaar  ongelijkheid in termen van arm en rijk
 Allebei het idee dat de maatschappij van nu fout is
 Beiden zijn geschiedenisverhalen. De hedendaagse spanning tussen rijken en armen is zo gekomen
door een historisch proces.
 Beiden hebben kritiek op eigendomsrechten en beiden schrijven een verhaal als een negatieve
ontwikkeling.
 Bij allebei gaat het om bezitters en bezitloze

Verschillen tussen Marx en Rousseau:
 Marx gaat ervan uit dat het eerst bergafwaarts gaat en daarna weet beter. Rousseau beschrijft het
verhaal bergafwaarts, zonder noodzakelijk veranderingen in de toekomst.
 Marx wil een opstand, Rousseau niet. Rousseau stopt bij de diagnose en Marx heeft ook nog een
remedie.
De kritische les (dwz op basis van) Rousseau:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinemeuleman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.39  25x  sold
  • (4)
  Add to cart