Samenvatting B2 Goederen- en Insolventierecht Erasmus
56 views 8 purchases
Course
Goederen- en insolventierecht (RR212)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Cijfer gehaald met deze samenvatting: 8.4 Deze samenvatting is gebaseerd op het handboek. Jurisprudentie, colleges, webcasts en eventuele artikelen zijn erin verwerkt. Voor optimale resultaten naast de opgegeven literatuur houden. Het gebruik van de samenvatting is op eigen risico; ik heb deze same...
Goederen zijn (art. 3:1 BW):
- Zaken (art. 3:2 BW): de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Goederenrechtelijke rechten die over zaken gaan, noemen we zakelijke rechten
- Vermogensrechten (art. 3:6 BW): Alle op geld waardeerbare rechten, het gaat dus over
geldkwesties. Een vermogensrecht moet aan de volgende criteria voldoen:
o Overdraagbaarheid (art. 3:83 BW).
o Verband met stoffelijk voordeel: het recht is verkregen of beschermt een stoffelijk
voordeel
Het belangrijkste vermogensrecht is het vorderingsrecht. Dit heeft een goederenrechtelijke,
maar ook een verbintenisrechtelijke kant.
1.2 Goederenrechtelijke rechten
Er zijn twee soorten privaatrechtelijke vermogensrechten die subjecten kunnen hebben:
- Relatieve (persoonlijke) rechten: rechten jegens een bepaald aantal personen
- Absolute rechten: rechten jegens iedereen. Hieronder valt:
- Rechten op voortbrengselen van de menselijke geest
- Goederenrechtelijke rechten
In dit vak zijn de goederenrechtelijke rechten van belang. Dit zijn dus absolute rechten die je tegen
iedereen kan afdwingen; ze werken erga omnes. Het verschil tussen het verbintenissenrecht en het
goederenrecht is dat het bij verbintenissenrecht gaat om de verhouding tussen personen, terwijl bij het
goederenrecht het om de verhouding gaat tussen een persoon of een goed.
Onder goederenrechtelijke rechten vallen:
- Volledige rechten: bijvoorbeeld het eigendomsrecht
- Beperkte rechten (art. 3:8): een recht dat is afgeleid van een meer omvattend recht, ook wel
het moederrecht, bijvoorbeeld de zekerheidsrechten en genotsrechten
Goederenrechtelijke rechten werken jegens iedereen en zijn daarom dus exclusief en absoluut. Ook
heeft het prioriteit; jongere rechten kunnen er niet haaks aan staan. Er is een verbod van doublure.
Een rechthebbende heeft ook volgrecht, en mag zijn recht uitoefenen ongeacht onder wie het object
van zijn recht zich bevindt.
Er is een gesloten systeem voor goederenrechtelijke rechten. Slechts de typen rechten die in de wet
zijn aangegeven kunnen ingeroepen worden. Goederenrecht is dwingend van aard.
1
,Zaaksgevolg: iets negatiefs; een goed is bezwaard met iets
Afhankelijkheid: positiefs, je krijgt wat extra’s bij je goed
1.3 Eigendom en andere verhoudingen
Eigendomsrecht is een absoluut recht; het heeft betrekking tot de eigenaar en iedereen. Het doet aan
erga omnes. Dit maakt eigendom een exclusief recht; alleen de eigenaar heeft recht over zijn zaak.
Ook heeft eigendom hierdoor een zaaksgevolg; jij mag je eigendom overal naartoe volgen. Zo kan bij
diefstal de eigenaar zijn eigendom revindiceren (art. 5:2 BW).
Eigendom is een zakelijk recht, en ook nog eens het meest omvattende recht dat iemand op een zaak
kan hebben (art. 5:1 BW).
Er zijn dus drie verhoudingen die je kan hebben tot een goed:
- Eigendom/toebehoren (art. 5:1 BW): het meest omvattende recht dat een persoon op een
zaak kan hebben
- Bezit (art. 3:107 lid 1 BW): het houden van een goed voor zichzelf. Dit is eigenlijk geen
recht, maar meer een feitelijke situatie waaraan het recht regels aan verbindt. Bezitter en
eigenaar is niet altijd hetzelfde; een dief houdt een goed voor zichzelf, maar is daarbij niet de
eigenaar.
- Houderschap: de mogelijkheid tot machtsuitoefening over een goed. Ook dit is slechts een
feitelijke situatie waaraan het recht regels aan verbindt. Hierbij oefen je de machtshouding uit
voor een ander
Het verschil in bezit en houderschap zit zich in twee aspecten van bezit:
- Corpus: een goed houden, wie de feitelijke macht heeft
- Animus: voor zichzelf, voor wie is deze feitelijke macht?
Een houder heeft wel het corpus, maar niet de animus; hij heeft feitelijke macht, maar hij doet dit voor
de bezitter. Dit wordt bepaald met de verkeersopvatting, uiterlijke feiten en de navolgende regels (art.
3:108 BW). Concreet moet de vraag beantwoord worden of de persoon die het goed onder zich heeft
verkregen, verplicht is dit terug te geven.
Een houder heeft een teruggaveverplichting.
1.4 Bestanddelen
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een hoofdzaak (art. 3:4 BW). Bestanddelen van
een zaak zijn op hunzelf geen zaak, maar zijn wel eigendom van de eigenaar van de hoofdzaak (art.
3:4 BW en art. 5:3 BW).
Bestanddelen bestaan op twee manieren:
- Hechte ideële band (lid 1): met als het volgens de verkeersopvatting er deel van uitmaakt. Er
zijn hier twee gezichtspunten voor:
- De hoofdzaak is onvoltooid zonder het bestanddeel
- De twee elementen zijn op elkaar afgestemd
- Hechte materiële band (lid 2): als het zodanig verbonden is met de hoofdzaak dat het niet
meer afzonderlijk kan worden gezien. Een afscheiding van elkaar zou leiden tot schade.
Bestanddelen volgen dezelfde goederenrechtelijke regels als de hoofdzaak. De eigenaar van een zaak
is ook eigenaar van de bestanddelen (art. 5:3 BW); dit heet natrekking. Dit wordt ook wel het
eenheidsbeginsel genoemd.
1.5 Onroerende zaken en natrekking
Er is daarnaast ook een onderscheiding in roerende en onroerende zaken (art. 3:3 BW):
- Onroerende zaken (lid 1):
o De grond
2
, o Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen (denk aan olie, gas etc.)
o Beplantingen die met de grond verenigd zijn (denk aan groenten die nog in de grond
zitten)
o Gebouwen die met de grond verenigd zijn (denk aan huizen)
In het Portacabin-arrest wordt er toegelicht wat ‘duurzaam met de grond verenigd’ inhoudt:
- Het gebouw moet naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam op zijn plaats te
blijven
- Dat moet ook de bedoeling zijn van de bouwer.
- Dit moet ook naar buiten kenbaar zijn
- Dit moet horen bij de verkeersopvattingen.
- Roerende zaken (lid 2): alles wat niet onroerend is
Een afhankelijk recht, ookwel een accessoir recht, is een recht dat zodanig verboden is aan een
ander recht dat het zonder niet kan bestaan (art. 3:7 BW). Een voorbeeld is pand en hypotheek. Ze
volgen de goederenrechtelijke regels van het recht waaraan zij verbonden zijn (art. 3:82 BW). Als het
hoofdrecht tenietgaat, gaat het afhankelijk recht ook teniet. Als het moederrecht wordt overgedragen,
wordt het afhankelijke recht ook overgedragen.
Natrekking door de grond gebeurt in een aantal situaties (art. 5:20 BW). Belangrijk is wanneer
gebouwen en werken duurzaam met de grond zijn verenigd (art. 5:20 lid 1 sub e BW). De
definitie hiervan vinden we in het Portacabin-arrest, die ook belangrijk is voor wat een onroerende
zaak is. Er is wel een mogelijkheid om die natrekking te doorbreken.
De eigenaar van een stuk grond mag de ruimte eronder en erboven ook gebruiken zoals hij wil (art.
5:21 BW)
1.6 Registergoederen
Voor registergoederen is het noodzakelijk om een overdracht of vestiging te noteren in de daartoe
bestemde openbare registers (art. 3:10 BW):
- Alle onroerende zaken (art. 3:89 BW)
- Schepen en luchtvaartuigen
- Aandelen in een registergoed (art. 3:96 BW)
- Beperkte rechten op een registergoed (3:98 BW)
1.7 Te goeder trouw
Iemand is niet te goeder trouw wanneer (art. 3:11 BW):
- Hij kende het objectieve recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft: we spreken hier ook
wel van te kwader trouw.
3
, - Hij behoorde het objectieve recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft te kennen. Dit telt
wanneer:
o De mate waarin aanleiding voor twijfel bestond
o Het gewicht van de verrichte handeling
o De eventuele druk waaronder de handeling werd verricht
Voor registergoederen gebruiken we art. 3:23 BW voor goede trouw.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ayabahaya. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.37. You're not tied to anything after your purchase.