Inhoudsopgave
1. Week 1 Inleiding..........................................................................................................1
2. WEEK 2 LOONHEFFINGEN............................................................................................8
3. WEEK 3 LOONHEFFINGEN..........................................................................................15
4. WEEK 4 FISCALE BEHANDELING VAN PERIODIEKE UITKERINGEN EN VERSTREKKINGEN
EN UITGAVEN VOOR INKOMENSVOORZIENINGEN IN DE WET IB 2001...........................22
5. Week 5 FISCALE BEHANDELING VAN DE EIGEN WONING IN DE WET IB 2001..............30
6. WEEK 6 FISCALE BEHANDELING VAN BEZITTINGEN EN SCHULDEN IN BOX 3 IN DE WET
IB 2001..........................................................................................................................39
7. Week 7 ERF- EN SCHENKBELASTING...........................................................................49
1. WEEK 1 INLEIDING
Opgaven
1. Beschrijf een rechtsbeginsel dat ten grondslag ligt aan de Wet IB 2001 en beargumenteer of
de wetgever erin geslaagd is om dit rechtsbeginsel in de Wet IB 2001 door te voeren
• Legaliteitsbeginsel - staat er dus aan in de weg dat belasting zou kunnen worden geheven op
buitenwettelijke gronden, maar er is vaak sprake van delegatie aan de Minister oftewel, aan
de Staatssecretaris van Financiën. Deze mag dan nadere invulling geven bij ministeriele
regeling. Hij kan ook zelfstandig bedragen aanpassen (vrijstellingen, heffingskortingen, aan
de inflatie etc.) (zie afd.10.1 Wet IB 2001). De parlementaire controle kan dan nog steeds
achteraf plaatsvinden. Echter wordt de democratische legitimatie zo wel indirect.
• Draagkrachtbeginsel
2. Geef het subject en object van heffing aan voor de Wet IB 2001.
Subject – wie wordt er belast? – Natuurlijke personen, art 1.1 Wet IB 2001; binnenlandse of
buitenlandse belastingplichtigen, art 2.1 Wet IB 2001.
Object – waarover wordt belasting geheven?: art 2.3 Wet IB 2001 omschrijft de te heffen
belastingen in drie boxen.
3. Waarvoor is het verzamelinkomen van belang?
Het verzamelinkomen: het totaalbedrag van het inkomen uit box 1, 2 en 3 verminderd met de
persoonsgebonden aftrekposten. Volgorde: Art. 2.18 Wet IB 2001. Het verzamelinkomen is dus van
belang om te kijken of iemand in aanmerking komt voor eventuele toeslagen of subsidies. Voor
berekening persoonlijke aftrekkosten is verzamelinkomen van belang.
,Dit is van belang voor de aangifte van de inkomstenbelasting, de berekening van de persoonlijke
aftrekkosten én voor inkomensafhankelijke regelingen.
4. Wat wordt onder persoonsgebonden aftrek verstaan? Hoe wordt de persoonsgebonden
aftrek in mindering gebracht op de belastbare inkomens uit de drie boxen?
Je kunt op twee manieren rekening houden met persoonlijke omstandigheden: heffingskorting en
persoonsgebonden aftrekposten.
Persoonsgebonden aftrek: draagkracht verminderende uitgaven, zoals alimentatie en specifieke
zorgkosten
Allereerst komt de persoonsgebonden aftrek in mindering op box 1 (dit is het meest voordeligst in
verband met het progressieve tarief). Het kan worden verminderd tot nihil, maar kan niet tot een
negatief inkomen uit werk en inkomen leiden. Resteert er na vermindering in box 1 nog een deel
persoonsgebonden aftrek, dan wordt dit in mindering op box 3 gebracht. Ook dit kan niet leiden tot
een negatief inkomen uit sparen en beleggen. Resteert er na vermindering van box 3 nog een deel,
dan wordt dit in mindering gebracht op het inkomen uit box 2. (eerst box 3 en dan 2 omdat je dan
het hoogste tarief hebt dus daarmee het hoogste voordeel). Dit staat in art. 6.2 Wet IB 2001.
Als de persoonsgebonden aftrek in een jaar geheel of gedeeltelijk niet in aftrek is gebracht, dan
wordt het onverrekende bedrag in het daarop volgende jaar in aanmerking genomen, art 6.2a.
5. Kunnen een broer en zuster fiscaal partner zijn?
De definitie van fiscaal partnerschap is te vinden in art. 5a AWR. Je wordt aangemerkt als fiscaal
partner als je gehuwd bent of wanneer er sprake is van geregistreerd partnerschap (gelijkgesteld aan
huwelijk ex art. 5a jo. 2 (6) AWR. Ten tweede kun je als fiscaal partner worden aangemerkt als men
voldoet aan de volgende 3 cumulatieve voorwaarden ex art. 5a (1) (b) AWR:
- Men is ongehuwd en meerderjarig
- Er is een notarieel samenlevingscontract gesloten
- Beide personen staan op hetzelfde woonadres ingeschreven
Daarbij geeft art. 1.2 (4) een aantal beperkingen in de kwalificatie als fiscaal partner:
- Het mag niet gaan om bloedverwanten in de eerste graad, tenzij beide de leeftijd van 27 jaar
hebben bereikt
- De persoon die geen inwoner is van Nederland en er niet voor kiest voor behandeling als
binnenlandse belastingplichtige, dan geen fiscaal partner
Aanvullende regels partnerbegrip, moet je dus altijd in heffingswet checken.
(2)
,Een broer en zus kunnen dus als fiscaal partner worden aangemerkt als zij aan de voorwaarden van
art. 5a AWR voldoen. De beperkingen van art. 1.2 (4) IB gaan in dit geval niet op, omdat er sprake
is van een bloedverwantschap in de tweede graad, niet in de eerste graad.
6. Kunnen een ouder en een kind fiscaal partner zijn?
Ten eerste moeten zij beide voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in art. 5a (1) (b) AWR.
Daarna moet er gekeken worden naar art. 1.2 (4) IB. Hieruit blijkt dat een bloedverwant in de eerste
graad (zoals in dit geval ouder en kind) worden uitgesloten van fiscaal partnerschap, tenzij zij de
leeftijd van 27 jaar hebben bereikt. In dat geval kan er dus wel sprake zijn van fiscaal partnerschap.
7. Hoe vindt de toerekening van inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn
fiscale partner plaats?
Hoofdregel, art 2.17 IB – individualisering van de belastingheffing uitzondering:
• fiscale partners
• ouder-kind
De toerekeningsregels staan in hoofdstuk 2 van de IB (alle algemene inleidende begrippen). Art.
2.17 (1) IB geeft de hoofdregel hoe je om moet gaan met het inkomen van fiscale partners: iedereen
moet zijn eigen inkomen apart aangeven (dat is al het inkomen wat je zelf in alle boxen geniet),
maar je kunt ook ex art 2.17 (2), (3) gemeenschappelijke inkomstenbestanddelen verdelen in alle
verhoudingen die je kunt kiezen. Wat die gemeenschappelijke inkomstenbestanddelen zijn staat
limitatief in Lid (5). Dat kan soms heel gunstig zijn je kunt het meest gunstige voordeel halen met
de aftrekposten door te schuiven naar het hoogste inkomen. Als er niet wordt gekozen is ieder de
helft verschuldigd.
8. Jan en Maria zijn gehuwd. Tot 1 juni 2018 leefden zij samen. Op die datum heeft Maria het
huis verlaten om zich op een ander woonadres in te schrijven en daar te gaan wonen. Kan Jan
de persoonsgebonden aftrekposten van Maria voor het gehele jaar 2018 in aanmerking nemen
ondanks dat zij vanaf 1 juni duurzaam gescheiden leven? Maakt het uit of Maria op 1
augustus de echtscheiding heeft aangevraagd?
Ze zijn nog steeds fiscaal partner o.g.v. art. 5a (4) AWR: er is geen scheidingsverzoek ingediend op
1 juni. Zolang je gehuwd bent ben je fiscaal partner.
Aftrekpost is o.g.v. art. 2.17 IB een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel. Hij mag gedurende
het hele jaar de aftrekpost gebruiken (lid 5 (c).
Als ze beide dezelfde aangifte doen, dan trekt de belastingdienst aan de bel en moeten ze zelf kiezen
wie gaat er de post gaat aftrekken. Anders wordt het 50/50 gedaan, zie lid 3.
(3)
, Stel: Maria op 1 augustus de echtscheiding heeft aangevraagd, zijn ze vanaf dan geen fiscaal partner
meer. Dus Jan mag het dan niet meer. Dus bij een echtscheiding ben je maar een deel van het jaar
fiscale partner (art. 5a (4) AWR), maar je kunt ook opteren om het hele jaar fiscale partner zijn
o.g.v. art. 2.17 (7) IB.
9. Jurriaan is 15 jaar. Zijn ouders zijn niet getrouwd geweest. De vader van Jurriaan is
overleden. Hij woont nu samen met zijn moeder in een huis, dat hij van zijn vader heeft
geërfd. Er is nog een geldlening waarop rente moet worden betaald. Deze geldlening is
destijds aangegaan om de aankoop van de woning te financieren. Jurriaan heeft ook een
bankrekening geërfd met een saldo van € 100.000. Naar aanleiding van het overlijden van zijn
vader ontvangt Jurriaan nu een wezenuitkering in het kader van de ANW en een uitkering
van een pensioenfonds. Tevens werkte Jurriaan in de vakantie drie weken bij de buurtsuper
achter de kassa. Bij wie worden de verschillende inkomens- en vermogensbestanddelen van
Jurriaan belast?
Jurriaan is minderjarig. Art. 2.15 IB – bepaalde inkomensbestanddelen worden toegerekend bij de
ouder die belast is met het ouderlijk gezag.
Geldlening eigen woning: moeder (Lid 2)
Bankrekening: moeder (Lid 2 (sparen en beleggen)
Weesuitkering en pensioen en loon: bij hemzelf (wordt niet genoemd bij lid 2)
10. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kent verschillende manieren waarop
belasting kan worden geheven.
Vragen
a. Welke twee wijzen van heffing kent de AWR? + b. Geef bij elke wijze van heffing een
voorbeeld van een belasting die op die manier geheven wordt.
Formele wet: wijze van heffing + rechten & plichten belastingplichtigen en inspecteur
Aanslag art. 11 e.v. bijv. IB en VPB
Aangifte art. 19 e.v. Voldoening (wordt gedaan door belastingplichtige zelf, bijv.
omzetbelasting), Afdracht (wordt afgedragen door een ander, bijv. werkgever bij loonbelasting of
dividendbelasting)
c. Stel dat de inspecteur op enig moment vaststelt dat van een bepaalde belastingplichtige te
weinig belasting is geheven. Welke mogelijkheden heeft hij dan om dat te herstellen en aan
welke voorwaarden moet daarvoor worden voldaan? Maak bij de beantwoording van deze
vraag onderscheid tussen de verschillende wijzen van heffing.
• Bij aanslag navorderen
- Navorderingsaanslag, art. 16 AWR, voor als de inspecteur te weinig heeft
(4)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zidanews123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.08. You're not tied to anything after your purchase.