Pathofysiologie en pathologische biochemie (1025FBDDIE)
Summary
Samenvatting Oefen-examenvragen pathologische fysiologie en biochemie van de huisdieren
22 views 1 purchase
Course
Pathofysiologie en pathologische biochemie (1025FBDDIE)
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Deze samenvatting lijkt op mijn samenvattingen van het vak "Fysiologie A en B". Alle informatie van de powerpoints en de colleges heb ik verwerkt in oefen examenvragen, zodat je jezelf kan overhoren door middel van flashcards oefenvragen. Ik heb dit vak enkel met dit document overhoort, en ik heb h...
Pathofysiologie en pathologische biochemie (1025FBDDIE)
All documents for this subject (15)
Seller
Follow
mereltramper
Reviews received
Content preview
Tabel Kaartjes
pathofysio
Nederlands Nederlands
== de normaalverdeling -> bij een staalafname zullen
er verschillen zijn maar zal wel iedereen normaal
kunnen zijn ----- de mediaanlijn is μ = 0 en hier wordt
de laagste 50% en de hoogste 50% verdeeld ---- de
1. beschrijf de gaussiaanse verdeling
kwartielen komt steeds 25% erbij (geeft een
parabool) -----> alle data liggen binnen 95% van het
interval μ±2*SD (er is dus een 5% kans dat een
gezond dier als ziek wordt beschouwd)
gezond heeft een normale plot (ligt in dit geval links)
- ziekte heeft een meer verspreid plot (ligt rechts)----
> de twee grafieken overlappen elkaar (maken van
1. beschrijf schematisch een grafiek van zieke en
een 5% fout door overlap waardes of treshold) ------
gezonde dieren
alfa type I fout is als gezond dier in de categorie ziek
valt // beta type II fout is als ziek dier in de categorie
gezond valt
vals negatief is een beta type II fout dus als een ziek
dier als gezond wordt beschouwd // vals positief is
1. wat is vals negatief en wat is vals positief
alfa type I fout dus als een gezond dier als ziek wordt
beschouwd.
dan zullen er minder gezonde dieren als ziek worden
1. wat gebeurt er als je de treshold lijn van de grafiek beschouwd en alfa neemt dus af --> maar dit
van gezonde en zieke dieren naar rechts verschuift betekent dat beta toeneemt en dus meer zieke dieren
als gezond worden beschouwd
1. wat is een confidentie interval ervan uitgaan dat je fouten maakt
sensitiviteit = 1-beta = kans dat echt ziek dier als ziek
wordt gediagnostiseerd //// specificiteit = 1-alfa =
kans dat echt gezond dier als gezond wordt
1. wat is sensitiviteit, specificteit, positief
beschouwd //// positief voorspellende waarde = als
voorspellende waarde, en negatief voorspellende
een positief dier ook echt positief is (ziek dieren /
waarde?
alle positieven x 100%) /// negatief voorspellende
waarde = als een negatief dier ook echt negatief is
(gezond dier / alle negatief geteste dieren x 100%)
accuraat = is de meting valide (dus een juist
1. wat is accuraat en wat is precisie resultaat) + precisie = is de meting betrouwbaar
(meerdere testen nodig)
, SD = standard diviatie // CD = coëfficient of variation
1. wat is SD en CV
= SD/gemiddelde
1. dierfactoren (ziek/gezond) // 2. assay (fouten labo,
1. stel, je meet een bloeduitslag -> door welke variatie machine) // 3. confounders = verstoorders =
factoren worden deze waardes bepaald stress/voedingstoestand/techniek
dierenarts/verkeerd bewaren van staal
1. belang van een gedegen: klinische observatie +
dierobservatie + algemeen onderzoek + meten,
1. beschrijf 2 stappen van een diagnose stellen
vergelijken en weten! ///////// 2. goede opvolging van
patiënt, dus reactie op therapie evalueren
1. stel, een hond komt binnen met een ontsteking
je bent vergeten te kijken naar de primaire oorzaak,
vaan de penis, je geeft antibiotica, na paar weken
en je bent de secundaire pathologie aan het
komt de hond weer terug, weer onderzoek geeft
behandelen --> het zou bijv hypoglycemie of
bacteria in urine, dus antibiotica meegeven, na paar
hyperglycemie kunnen zijn (glucose in urine) -->
weken komt de hond weer terug met ontsteking --->
checken of de hond ook grotere volumes plast
wat is er aan de hand?
1. stel, je krijgt een hond binnen met
je hebt weer de secundaire pathologie behandeld en
ademhalingsproblemen, ausculteren geeft vocht in
niet het primaire oorzaak onderzocht --> vocht in
longen -> je geeft medicatie vochtontdrijvers wat
longen kan wijzen op hartproblemen
verlichting geeft ---> wat gaat er mis?
VoorAbNoMaMi -------> 1. algemeen VOORkomen
van dier (wat zie je aan het dier, niet naar gedrag
kijkende, haarkleed/hoeven/mest/neus/schoon) ---
2. ABnormaal gedrag
(stress/verveling/krabben/agressie/angst/pica (eten
1. beschrijf het tabel over 1. factor algemene indruk + abnormale dingen) ) ----- 3. NOrmaal
2. duiding + 3. te evalueren parameters levensonderhoudend gedrag
(eten/wassen/slapen/sociaal) ----- 4. MAcro-
omgeving
(stal/weide/netheid/verlichting/geur/bezetting) ----
5. MIcro-omgeving
(hygiëne/ligbedkwaliteit/lucht/insecten/voeding)
1. availability (je baseert je diagnose alleen op
recente ervaringen dus te beknopt redeneren) // 2.
anchoring (diagnose baseren op 1 specifieke
redenering, tunnelvisie) // 3. confirmation (alleen
positieve cases blijven je bij, te beknopt redeneren)
// 4. vroeg tevreden (te snel geredeneerd) // 5. de val
1. noem 6 valkuilen bij klinisch redeneren
van het lage-voorkomen (zeldzame diagnose niet in
overweging nemen) // 6. de van van het achteraf-
gelijk ( heel selectief redeneren, je mag niet zeggen
dat je onderzoek goed was omdat de resulaten goed
, uitkomen, je moet redeneren vanuit de positie
wanneer het onderzoek plaatsvind)
prevalentie = incidentie x duur van de ziekte -->
prevalentie is het aantal zieke dieren in bepaalde
populatie op bepaald moment -- dood of genezing
zorgt voor afname van prevalentie ---- incidentie is
1. prevalentie = ... x ... (leg uit)
het risico van aantal nieuwe ziekte gevallen in
bepaalde populatie tijdens tijdinterval (dieren moet
wel het risico kunnen vormen om die ziekte te
krijgen, zoals pyometra bij man gaat niet)
Mortaliteit = proportie van hoeveel besmetten dieren
ook zullen sterven /// Morbiditeit = hoeveel van de
besmette dieren ziek worden ---> beide in
1. geeft het verschil tussen mortaliteit en morbiditeit percentages ---- griep heeft bijv een hoge
morbiditeit maar lage mortaliteit (rekening houden
met co-morbiditeiten = ziekte die gepaard lopen met
andere ziektes)
1. ...% van wolwassen dier is water en overige ...% is
60/70% is water -- overig 40/30%
vet/eiwit/mineralen/collageen enzovoort
1. beschrijf de waterverdeling in het lichaam over 3
plasma 5% // interstitieel 20% // cellen 40%
plekken
1. meer vet betekent minder ... water
veel energie nodig om temperatuur te laten
1. water heeft een hogere warmtecapaciteit =
toenemen (vet heeft veel lagere warmtecapaciteit)
1. wat is osmolariteit en was is osmolaliteit osmolariteit = mol/liter ---- osmolaliteit = mol/kg
Voor mono-valente ionenen (Na+, K+, HCO3-, …) = 1
1. wat is de relatie tussen osmolariteit en equivalentie mEq = 1 mOsm //// Voor bivalente ionen (Ca2+,
Mg2+, SO4--) = 1 mEq = 0,5 mOsm
2. interstitieel vocht bevat geen ... eiwitten
2. wat is isosmie stabiel houden osmotisch milieu
=hemoglobine in bloedbaan gaat kapot --> hierdoor
zakt het zuurstoftransport + binden CO2 neemt af +
teveel afvalstoffen in bloedbaan ---> vrji
2. beschrijf hemolyse hemoglobine in bloedbaan bindt normaliter aan
haptoglobine eiwit in de lever, deze kan de
glomerulus niet filtreren waardoor filter verstopt
raakt, legt filter plat
, nee, juist een verzurend effect want CO2 kan niet
meer goed binden en is dus vrij in bloedbaan —>
2. heeft hemolyse een alkalisch effect?
splits zich in HCO3- en H+ (sterk zuur dus geeft pH
daling)
2. homeostase en waterbalans komt tot stand door 2 isosmie (osmotische waarde) en hydratatische druk
zaken --> en welke 2 systemen zorgen voor een (bloeddruk) --> door ADH en RAAS in evenwicht
balans van deze 2 zaken? gehouden
= anti-diuretisch hormoon, gesecreteerd in
hypothalamus, vrijgezet in neurohypofyse ----
dehydratatie geeft BD daling en Na stijging - ADH
wordt vrijgesteld waardoor aquaporiën ontstaan in
2. beschrijf ADH
verzamelbuizen nier --> water gaat terug in medulla
mits osmotische waarde op orde is (dus normaal
functionerende nier)-> geeft BD herstel en Na
concentratie daalt
nee, bij bloedverlies neemt de BD wel af maar is de
2. kan bloedverlies zorgen voor ADH stimulatie? Na concentratie niet hoger --> osmostische waarde is
dan in orde en ADH hoeft niet vrijgezet te worden
=renine-angiotensine aldosterone systeem -->
geprikkeld als zowel de BD als de osmotische waarde
daalt --- thv de lever wordt angiotensinogeen
omgezet in angiotensine I waarna dat in de long
wordt omgezet dmv ACE anezym in angiotensine II --
2. beschrijf RAAS
-- dit geeft totale vasoconstrictie (geeft stijging BD) +
Na-reabsorptie zal stijgen door Na-kanalen
openzetten en pompen harder laten werken (als Na
wordt gereabsorbeerd uit tubulus dan zal water
volgen door osmose)
2. wat zal geactiveerd worden door K stijging het RAAS systeem
bij RAAS wordt eerst Na gereabsorbeerd waardoor
water volgt waardoor bloeddruk toeneemt //// bij
2. wat is een fundamenteel verschil tussen ADH en
ADH zal eerst water reabsorptie sterk toenemen
RAAS thv de nieren
waardoor uiteindelijk Na concentratie passief
afneemt
doo het RAAS systeem wordt er meer water
bijgehouden waardoor BD toeneemt -> maar het
probleem was niet te weinig volume waardoor een te
2. stel, een patient met hartfalen heeft een lagere
groot bloedvolume nu aanwezig is --> kan leiden tot
bloeddruk -> de nieren merken dit en het RAAS
bijv longoedeem = probleem ---> oplossen door:
systeem wordt geactiveerd --> wat is het probleem?
inotropica (versterken hart) + RAAS kalmeren (ACE
inhibitoren) -- let op: geen Na toedienen want door
RAAS is dat al sterk verhoogd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mereltramper. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.38. You're not tied to anything after your purchase.