Uitgebreide samenvatting insolventierecht en zekerheid
3 views 0 purchase
Course
Insolventierecht en zekerheid (3013IZX6VY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Book
Studiereeks burgerlijk recht 8 - Insolventierecht
Een uitgebreide samenvatting van het door de UvA voorgeschreven boek voor Insolventierecht en zekerheid. Perfect voor mensen die het boek zelf niet willen kopen maar wel alle belangrijke aspecten van het boek willen lezen. De artikelen zijn gemarkeerd.
Paragraaf 1.1 – Insolventierecht; object van studie
Het insolventierecht houdt zich bezig met de theorie en praktijk van de
schuldenaar die in financiële moeilijkheden verkeert, en de gevolgen
daarvan voor zijn verhoudingen met andere deelnemers aan het
maatschappelijk verkeer, in het bijzonder zijn schuldeisers in de kern
een financieel-economisch probleem, maar behoefte aan regulering
daarvan juridisch element.
Als de schuldenaar in goede financiële staat verkeert en de door hem
jegens schuldeisers toegezegde prestaties niet onmogelijk zijn, is er voor
de schuldeisers weinig aan de hand. Als de schuldenaar weigert zijn
verplichtingen jegens hen na te komen, dan biedt het burgerlijk recht de
schuldeisers uiteindelijk voldoende middelen om de prestatie af te
dwingen, waarmee zij meestal krijgen waar zij recht op hebben (3:296
BW).
- Reële executie is mogelijk (3:299-300 BW);
- Soms moet een schuldeiser genoegen nemen met een vervangende
schadevergoeding als de toegezegde prestatie niet meer mogelijk is
(6:74 BW).
Paragraaf 1.2 – Kernbegrippen
- Insolventie: dient om de staat van de schuldenaar aan te geven die
in serieuze financiële problemen verkeert, los van een eventuele
formele procedure;
- Insolventierecht: het geheel van regels dat in een dergelijke
situatie toepassing vindt;
- Curator: de persoon die bij een faillissement (Titel 1
Faillissementswet) wordt aangesteld om voor de gezamenlijke
schuldeisers het vermogen van de schuldenaar te beheren en te
vereffenen (bij de schuldsanering is dit de bewindvoerder);
- Schuldenaar: is tot de prestatie verplicht waartoe de schuldeiser
gerechtigd is;
- Preferente schuldeisers: schuldeiser die op grond van de wet een
voorrang hebben boven concurrente en achtergestelde schuldeisers
voorrang is gebaseerd op de wet of vloeit voort uit pand- of
hypotheek recht, wettelijk voorrecht, of uit andere in de wet
aangegeven gronden (3:278 lid 1 BW);
, - Separatisten: pand- en hypotheekhouders, omdat zij de
insolventieprocedure in beginsel mogen negeren en het object van
hun zekerheid uit de boedel kunnen separeren (57, 232 en 299 BW);
- Bevoorrechte/geprivilegieerde schuldeisers: schuldeisers die
hun voorrang ontlenen aan een wettelijk voorrecht (3:278 lid 2 BW);
- Concurrente schuldeisers: alle schuldeisers die geen voorrang
hebben of achtergesteld zijn;
- Achtergestelde schuldeisers: zijn met de schuldenaar en/of een
of meer schuldeisers overeengekomen dat hun vordering jegens alle
of bepaalde andere schuldeisers een lagere rang neemt (3:277 lid 2
BW);
- Boedelschulden/insolventieschulden: de categorie van de
boedelschulden ontstaat ruwweg door of na de insolventieprocedure
(het faillissement), terwijl insolventieschulden
(faillissementsschulden) hun grondslag vinden in gebeurtenissen
voorafgaand aan de insolventieprocedure (faillissement), ook al
ontstaan deze schulden pas daarna. De boedelschuldeisers hebben
op grond van de wet of een (niet) handelen van de curator of
bewindvoerder een rechtstreekse aanspraak op de boedel, waardoor
zij hun vordering niet ter verificatie hoeven in te dienen. In beginsel
hoeven zij de afwikkeling van de insolventieprocedure niet af te
wachten en krijgen zij bij voldoende boedelactief eerder betaald;
- Sanering: het op orde krijgen van de financiële huishouding van
natuurlijke personen zonder onderneming;
- Herstructurering: heeft betrekking op het aanpakken van de
financiële problemen bij ondernemingen, ongeacht of deze door een
rechtspersoon of een natuurlijke persoon worden gedreven;
- Reorganisatie: wordt vooral gebruikt in combinatie met de
aanduiding ‘informeel’ of ‘formeel’ als overkoepelend begrip
gebruikt voor de aanpak van de schuldenproblematiek van zowel de
particulier als de onderneming.
Paragraaf 1.3 – Insolventierechtelijke beginselen
- Partijautonomie: iedere partij, schuldenaar en schuldeiser, bepaalt
hoe, wanneer en waarom hij tot een rechtsverhouding toetreedt. Als
een schuldenaar in financiële moeilijkheden belandt, kan de
partijautonomie worden ingeperkt (en verdwijnen bij faillissement en
schuldsanering);
- Contractsvrijheid: ieder rechtssubject beslist zelf of hij een
contract aangaat, en zo ja, hoe en met welke inhoud. Men kan niet
tegen zijn wil tot prestaties worden verplicht, tenzij men zich daartoe
al had verplicht of die verplichting is gebaseerd op een wettelijke
bepaling of een rechterlijk vonnis;
- Gelijkheidsbeginsel (partitas creditorum): schuldeisers moeten
gelijk worden behandeld bij de vereffening van het vermogen van
de schuldenaar kunnen zij naar evenredigheid van de hoogte van
hun vordering aanspraak maken op de opbrengst. Dit beginsel ziet
overigens slechts op de gelijke behandeling waarop schuldeisers
recht aanspraak hebben bij de voldoening van hun vordering uit (de
opbrengst van) de goederen van de schuldenaar (3:277 BW); het
, hoeft niet te verhinderen dat in een faillissement bepaalde
steunvorderingen wel en andere niet door derden worden voldaan.
Uitzonderingen: schuldeisers kunnen zich aan deze gelijke
behandeling onttrekken door voorrang of achterstelling (3:277 lid 1
en 2 BW);
- Fixatiebeginsel: voordat het gelijkheidsbeginsel kan worden
toegepast in een insolventie, speelt het fixatiebeginsel een rol op
grond hiervan wordt de rechtspositie van alle bij de boedel
betrokkenen onveranderlijk bij het begin van het faillissement;
- Publiciteit(sbeginsel): bij insolventies zijn de rechtsposities van
veel personen in het geding ook voor hun rechtspositie van belang
daarvan op de hoogte te zijn;
- Proportionaliteitsbeginsel: houdt in dat een rechterlijke
sanctionering achterwege moet blijven bij onbeduidende kwesties
(art. 1, 6 lid 3) (art. 354);
- Goede procesorde: regels om hoor en wederhoor te waarborgen
en onnodige vertragingen in de procedure te voorkomen.
Hoofdstuk 5 – Faillissement
Paragraaf 5.1 – Inleiding
Paragraaf 5.1.1 – Plan van behandeling
Door gebruikmaking van de WHOA kunnen eventuele dwarsliggende
concurrente schuldeisers met een onderhands dwangakkoord worden
gedwongen mee te werken aan een sanering van het passief als het nog
steeds niet lukt om met de schuldeiser tot een oplossing te komen, volgt
faillissement.
Paragraaf 5.1.2 – Afbakening tot andere procedures
Schuldeisers kunnen als ze het faillissement zien aankomen al
(rechts)maatregelen treffen verschillende mogelijkheden:
- Faillissement ten opzichte van de incassoprocedure en beslag : bij
een eenvoudige geldvordering zal de schuldeiser na aanmaningen
en ingebrekestellingen een executoriale titel willen bemachtigen om
zich via executoriaal beslag, zonder medewerking van de
schuldenaar, te kunnen verhalen op diens vermogensbestanddelen.
Het bedrag bepaalt bij welke rechter de procedure gevoerd wordt
(93 Rv). Als de vordering wordt toegewezen heeft de schuldeiser een
titel waarmee hij de deurwaarder executoriaal beslag kan laten
leggen op vermogensbestanddelen van de schuldenaar na
executoriale verkoop kan de schuldeiser geheel of gedeeltelijk uit de
opbrengst worden voldaan (zie ook 704 Rv). Nadelen:
o Neemt veel tijd in beslag;
o Beslag schept geen voorrang opbrengst geëxecuteerde
goederen moet gedeeld worden met eventuele andere
beslagleggers. Als zijn vordering lager in rang is komt hij zelfs
achter te staan bij andere beslagleggers, als kan beslaglegging
, in de praktijk soms toch tot feitelijke voorrang leiden
Ontvanger/Eijking q.q.
o De schuldeiser is niet zeker of hij iets terugziet van de extra
kosten die hij met de incassoprocedure heeft gemaakt.
Daarnaast is er een risico dat een gunstig resultaat van de
procedure wordt belemmerd als de schuldenaar tussentijds
failleert procedure wordt geschorst (artikel 29) + het
gelegde beslag komt te vervallen (artikel 33).
- Faillissement ten opzichte van het kort geding: nadeel van de
tijdsfactor kan in bepaalde omstandigheden ontweken worden door
de betaling in kort geding te vorderen. Vereist is dat de schuldeiser
zijn spoedeisend belang kan aantonen de andere twee nadelen
gelden ook bij het kort geding.
- Faillissement ten opzichte van de enquêteprocedure bij de
Ondernemingskamer: Titel 2.8 BW schuldeiser zelf kan met deze
procedure geen betaling afdwingen vaststelling van wanbeleid bij
bestuurders/commissarissen kan er wel voor zorgen dat de weg naar
persoonlijke aansprakelijkheid wordt geopend als blijkt dat de
schuldenaar/rechtspersoon zijn verplichtingen jegens de schuldeiser
door dat wanbeleid niet kan nakomen voor het overige is deze
procedure geen alternatief voor een schuldeiser die betaling van zijn
vordering wenst. (2:346, 2:347 en 2:350 lid 3 BW)
- Faillissementsaanvraag als incassomiddel: een faillissementsverzoek
dwingt een schuldenaar tot actie, omdat de kans anders groot is dat
hij failliet wordt verklaard.
Paragraaf 5.1.3 - Doel en oogmerk van de faillissementsprocedure
- Oorspronkelijke opzet wet: vermogen schuldenaar te gelde maken
met als doel de netto-opbrengst daarvan te verdelen onder de
gezamenlijke schuldeisers overeenkomstig ieder rang (liquideren)
individuele verhaalsacties schuldeisers worden collectief.
- Het collectiveren van alle verhaalsprocedures heeft gevolgen voor
alle betrokkenen en dit komt op verschillende manieren tot uiting:
o Andere gerechtelijke procedures en individuele verhaalacties
worden geschorst of komen te vervallen (artikel 27 e.v., 33) en
kunnen paulianeuze transacties alleen voor de boedel worden
teruggedraaid (artikel 42 e.v., 49) de concurrente en
preferente schuldeisers (separatisten uitgezonderd) kunnen
niet meer zelfstandig acties ondernemen maar moeten hun
vorderingen indienen bij de curator vorderingen kunnen niet
alleen door de curator worden betwist, maar ook door mede
schuldeisers (artikel 119). Individuele schuldeisers kunnen
tegen hun zin gebonden worden aan een akkoord (artikel 157)
en het actief wordt naar evenredigheid overeenkomstig ieders
rang verdeeld (3:277 BW en 180 e.v.).
- Faillissement wordt ook ingezet om ondernemingen te saneren,
reorganiseren en herstructureren.
Paragraaf 5.2.3 – Zitting en behandeling van het faillissementsverzoek
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmamonch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.78. You're not tied to anything after your purchase.