Het openbaar bestuur bestaat uit een groot aantal partijen, zowel nationaal als internationaal.
Verschillende partijen hebben ook verschillende belangen. Dit maakt het openbaar bestuur
ingewikkeld, ook omdat het gaat om partijen, beslissingen en activiteiten die het lot van mensen
ingrijpend beïnvloeden. Vraagstukken binnen het openbaar bestuur kunnen bijvoorbeeld
beleidsmatig, juridisch, politiek, ethisch of logistiek zijn, vaak een combinatie van velen.
1.4; Wat is openbaar bestuur?
Openbaar bestuur is het geheel van organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de
besturing van de maatschappij. Partijen van het openbaar bestuur kunnen zowel de overheid of de
staat als de private organisaties met een publieke taak zijn. Het openbaar bestuur houdt zich bezig
met het besturen van de maatschappij. Openbaar slaat op het feit dat de beslissingen die in het
openbaar bestuur gemaakt worden van toepassing zijn op een breed gedeelte van, of de gehele
maatschappij. Bestuurlijke beslissingen hebben een bindend karakter; de hele betreffende groep
moet zich eraan houden. Het openbaar bestuur is ook het proces van voorbereiden, vaststellen,
uitvoeren, evalueren en bijstellen van het beleid. Dit is ontstaan uit en gericht op de eisen, wensen
en problemen in een samenleving.
De staat, het middenveld en de markt zijn niet gelijk. De staat dient het algemeen belang. De markt
biedt producten en diensten op commerciële grond en het middenveld gaat over dingen die er net
tussenin vallen; niet gericht op winst, maar ook geen overheidstaak. De grens tussen deze drie
velden is niet altijd even duidelijk. Soms gebeurt het ook dat organisaties van de een naar de ander
worden verplaatst. Als dit gebeurt vanuit de staat naar de markt heet dat privatisering, liberalisering
of vermarkting. Als een organisatie van de markt naar de staat gaat heet dat nationalisering of
verstatelijking.
Overheidsorganisaties kennen politieke leiding, bestaande uit gezagsdragers die direct of indirect
verantwoording af moeten leggen aan democratisch gekozen vertegenwoordigende organen.
Ambtenaren zijn er ter ondersteuning van deze politieke leiding. Zij hebben een adviserende en een
ondersteunende rol.
Het maatschappelijk middenveld bevindt zich tussen de overheid aan de ene kant en bedrijven en
individuele burgers aan de andere kant. Deze private organisaties hebben een publieke functie. Hier
zit een onderscheid in. Er zijn middenveldorganisaties die een maatschappelijke functie vervullen,
bijvoorbeeld ziekenhuizen of woningcorporaties, en er zijn middenveldorganisaties die bepaalde
belangen behartigen, bijvoorbeeld vakbonden of milieuorganisaties. Dit zijn private organisaties
zonder winstoogmerk.
Volgens de kernaanpak, het onderscheiden van de staat, het middenveld en de markt, is het
belangrijkste verschil tussen publieke en niet-publieke organisaties de rechtsstatelijke vorm. Een
publieke organisatie heeft ook een publiekrechtelijke grondslag, heeft dus te maken met het
publiekrecht, een niet-publieke organisatie niet. Toch is dat niet het enige verschil. Hoewel op papier
gezegd wordt dat er geen belangrijke verschillen zijn tussen publieke en niet-publieke organisaties, is
,dat in de praktijk wel het geval. Veel organisaties hebben ook kenmerken van zowel publieke als niet
publieke organisaties. Ook zijn er veel organisaties, bijvoorbeeld ziekenhuizen, die zowel publieke als
private kenmerken hebben.
Barry Bozeman ontwikkelde het idee van publicness, wat gebruikt wordt om te kijken wat de mate
van publiekheid van een organisatie is. Volgens deze aanpak is er geen enkele organisatie die volledig
publiek of volledig privaat is. Met een dimensionale aanpak wordt gekeken naar drie dimensies:
eigendom, bekostiging en controle. Eigendom gaat over wie de eigenaar van de organisatie is. Dit
heeft vooral invloed op de grondslag, of deze publiek- of privaatrechtelijk is. De tweede dimensie is
de bekostiging van de organisatie. Gebeurt dit enkel door de overheid of zijn er (ook) andere
inkomstenbronnen? De derde dimensie is de mate waarin politieke controle plaatsvindt. Veel
politieke controle betekent dat politieke gezagsdragers prioriteiten bepalen voor de organisatie, de
organisatie heeft deze op te volgen. Weinig politieke controle betekent dat de politici amper
aandacht hebben voor (de prioriteiten van) de organisatie.
De private sector en de publieke sector hebben verschillende doelen en kenmerken. Een private
organisatie is gericht op winst en continuïteit, en de resultaten zijn meetbaar. Door uitgaven worden
inkomsten gegenereerd, en de nadruk ligt op individuele goederen. Kenmerkend is het
prijsmechanisme; beslissen, betalen en genieten valt onder dezelfde prijs, bij één actor, de
consument. Bij de publieke sector is dit anders. Het doel is het veroorzaken van maatschappelijke
effecten, waarvan de resultaten moeilijk meetbaar zijn. Vanuit inkomsten zoals belastingen en
subsidies kunnen uitgaven gedaan worden, en men is gericht op zowel individuele als collectieve
goederen. Kenmerkend is het budgetmechanisme, waarbij beslissen bij de politiek ligt, betalen bij de
belastingbetaler en genieten bij de doelgroep van het beleid.
1.5; Openbaar bestuur op verschillende niveaus
Het openbaar bestuur is ook te verdelen in een verticale dimensie en een horizontale dimensie. De
verticale dimensie slaat op de verschillende niveaus van de overheid. Denk aan nationaal, provinciaal
en gemeentelijk niveau. De verticale dimensie gaat dus over hiërarchie, government. De overheid
heeft vaak een formeel mandaat. De horizontale dimensie geeft aan dat het openbaar bestuur niet
alleen bestaat uit de overheid, maar ook uit maatschappelijke organisaties die op hetzelfde niveau
opereren. Governance. Er is sprake van partnerschap. Deze twee dimensies worden ondergebracht in
het begrip multi-level governance.
Door de verkiezingen is de verticale dimensie, de overheid gekozen. Dit heet legitimatie. Hierdoor
kan de overheid de burgers wetgeving en beleid opleggen. In ruil daarvoor krijgen we
rechtsbescherming.
Het Huis van Thorbecke is een model dat Thorbecke in 1848 bedacht. Dit model gaat uit van drie
hoofdlagen; de gemeenten, de provincie en het Rijk. Op papier is deze laatste laag, het Rijk, de
hoogste, maar in de praktijk is dit niet altijd het geval. Aan het drie verdiepingen-tellende Huis van
Thorbecke is een verdieping toegevoegd; de Europese Unie. Thorbecke stond voor een organische
staatsleer.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat houdt in dat de taken en
verantwoordelijkheden van verschillende niveaus, zoals provincie en gemeenten, verschillen, maar
dat die op hetzelfde niveau, bijvoorbeeld gemeenten onderling, gelijk zijn.
,Globalisering, decentralisatie en EU-lidstaten hebben ervoor gezorgd dat de nationale regering niet
altijd meer alles te zeggen heeft, maar dat ze afhankelijk kan zijn van wat decentrale overheden
zeggen of willen. Ook zijn er veel Nederlandse organisaties, zowel publiek als privaat, die actief zijn
bij decentrale overheden, en die nationale en internationale netwerken hebben om zo mogelijk te
profiteren van wat er in Brussel bij het Europees Parlement wordt afgesproken.
Er zijn meer nuances gekomen in het Huis van Thorbecke. Zo zijn grote steden onderverdeeld in
stadsdelen, met een eigen bestuur, en zijn er taken van de nationale overheid overgedragen aan de
EU of aan de provincie of gemeente. Onder andere Rod Rhodes spreekt daarom van een uitholling
van de nationale laag. Hoewel dat misschien klopt, heeft de nationale overheid nog steeds een
centrale functie, namelijk het zorgen voor afstemmingen en uitwisselingen tussen partijen op de
verschillende bestuurslagen. Ook heeft de nationale overheid alsnog veel zeggenschap over de lagere
niveaus.
Er zit een verschil tussen government en governance. Government is de overheid, de verticale
dimensie, governance gaat over sturing, de horizontale dimensie. Bij governance wordt niet alleen
gekeken naar de staat, maar ook naar het middenveld en de markt. In plaats van eenzijdige besluiten
bij de overheid, government, zijn er ook veel informele, gelijkwaardige mechanismen die bijdragen
aan de sturing van de maatschappij.
1.6; Openbaar bestuur als good governance
Op veel terreinen zijn problemen. Denk aan volkshuisvesting, zorg en onderwijs. Om te kunnen
bepalen wanneer een openbaar bestuur deze problemen succesvol aanpakt heeft de Verenigde
Naties een model van good governance opgesteld. Dit model bestaat uit acht criteria, namelijk
onpartijdig en open, rechtszeker, consensusgericht, participatief, vraaggericht, effectief en efficiënt,
publieke verantwoording en transparant. Een goed openbaar bestuur staat in het midden van deze
criteria en heeft ze in balans.
Goed openbaar bestuur kan ook gemeten worden aan de hand van de volgende vier dimensies:
democratie, rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid, en integriteit. Bij de eerste
dimensie, een democratie, is er sprake van volkssoevereiniteit, en wordt geregeerd in naam van het
volk. Wanneer een politicus niet in de smaak valt bij het volk ligt deze er bij de volgende verkiezingen
uit. Om deze reden zorgen politici ervoor dat zij hun beslissingen in grote lijnen gelijk laten lopen met
de normen en waarden die in de maatschappij leven. Bestuurlijke instanties moeten openstaan voor
maatschappelijke initiatieven. Dit kan een referendum zijn, maar kan ook betekenen dat de
bestuurlijke besluitvormingsprocessen doorzichtig en toegankelijk moeten zijn voor burgers. Dat
burgers kunnen participeren en inspraak hebben betekent niet dat elke actiegroep haar zin krijgt.
Binnen democratisch gekozen bestuurslichamen worden besluiten genomen, en er wordt door het
responsief bestuursmodel voor gezorgd dat er voldoende openheid en interactie is met de omgeving.
De tweede dimensie van goed openbaar bestuur is rechtmatigheid. Het openbaar bestuur heeft een
aantal monopolies. Bijvoorbeeld het monopolie op belastingen heffen, wetten uitvaardigen,
rechtspreken en geweld. Om te voorkomen dat de overheid hier misbruik van maakt moet deze
gecontroleerd worden. Dit gebeurt met behulp van recht. Gekeken wordt naar de rechtmatigheid.
Elk bestuurlijk handelen moet rechtmatig zijn. Wetten zijn hier een toetssteen van. Ze legt de
overheid grenzen en beperkingen op en beschermt daarmee de burger. De overheid heeft zich te
houden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het rechtmatigheidsvereiste zorgt voor
spanningen. Allereerst is er steeds meer rechtsbescherming tegen de overheid. De burger kan op
, veel plaatsen terecht als ze benadeeld wordt door de overheid. De daaropvolgende juridische
procedures moeten aan steeds meer eisen voldoen. Bijvoorbeeld wat betreft de zorgvuldigheid,
motivering of inhoud van besluiten. Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze wet
biedt een algemeen en systemisch juridisch kader voor de interactie tussen overheid en burger,
welke steeds aangepast en uitgebreid wordt. Ook zijn rechters minder terughoudend om de overheid
aan te pakken. Steeds vaker wordt deze veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding of
iets dergelijks. Deze toename van formele regels en vormen van conflictbeslechting in het openbaar
bestuur heet juridisering. Veel bestuurders vinden dat deze aangescherpte kaders effectief bestuur
moeilijk maken.
De derde dimensie van goed openbaar bestuur is doeltreffendheid. Openbaar bestuur is succesvol als
de vooraf gestelde doelstellingen ook echt gehaald zijn. Doeltreffendheid dus, ook wel effectiviteit.
Een andere term is de doelmatigheid, ook wel efficiency. Dit gaat over de efficiëntie waarmee de
middelen ingezet zijn. Om verspilling van tijd en middelen te voorkomen moeten bestuurders met zo
min mogelijk middelen zo veel mogelijk doelen bereiken. Dit geldt niet alleen voor geld, maar ook
voor bijvoorbeeld mankracht, kennis en energie. Met het ontstaan van de verzorgingsstaat aan het
einde van de twintigste eeuw liepen de kosten voor de overheid hoog op. Efficiency werd toen erg
belangrijk.
De vierde en laatste dimensie is integriteit. Integer betekent hier dat politici, bestuurders en
ambtenaren vasthouden aan de ethische (beroeps)normen en mogen geen misbruik maken van hun
macht. Ook als ze onder druk worden gezet, bijvoorbeeld als iemand hen om wil kopen, moeten ze
daaraan vast blijven houden.
Deze vier dimensies gaan niet altijd even goed samen. Zo kan een focus op rechtmatigheid ervoor
zorgen dat de doelmatigheid van het beleid vermindert, bijvoorbeeld doordat inbreng van burgers
serieus genomen moet worden. Dat kan ervoor zorgen dat de uitvoering van een beleid uitgesteld
wordt, met hogere kosten als gevolg. Ook kan de democratische instelling van Nederland ervoor
zorgen dat de rechtmatigheid in het geding komt. Bijvoorbeeld als de meerderheid van de burgers
iemand de doodstraf gunt, terwijl de doodstraf volgens de wet niet toegestaan is. Er kan ook
spanning ontstaan tussen democratie en integriteit, dat is wanneer de meerderheid van de burgers
iets wil wat onder goede normen en waarden niet goed is.
1.7; Een veranderend openbaar bestuur
Door de jaren heen is openbaar bestuur niet hetzelfde gebleven. De Republiek der Verenigde
Nederlanden, van 1648-1795, kende eerst het regeren door regenten. Hier was vrijwel geen
ambtelijk apparaat. Er was niet echt een centrale overheid, maar de macht was verdeeld over de
toen zeven provincies. Eigenlijk waren dit zeven onafhankelijke staten. Er waren toentertijd meer
bestuurders, regenten, dan ambtenaren. De regenten deden het meeste werk, de ambtenaren
waren er slechts ter ondersteuning. De besluitvorming was gebaseerd op consensus,
overeenstemming. Er was veel zelfregulering door lokale organisaties, zoals schutterijen,
handelscompagnieën en kerken. Dit kan ook wel gezien worden als de voorlopers van het huidige
maatschappelijk middenveld.
In 1795 ontstond de Bataafsche Republiek, welke in 1814 opgevolgd werd door het Koninkrijk der
Nederlanden. Hiermee ontstond ook de eenheidsstaat. De macht van provincies en steden werd
overgedragen aan een centraal overheidsapparaat. Nationale wetboeken werden opgesteld en er
kwamen centrale staatsorganen, zoals de Algemene Rekenkamer en ministeries van algemeen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alinevanetten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.