100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Persoonlijkheidstheorie en Onderzoek $7.01
Add to cart

Summary

Samenvatting Persoonlijkheidstheorie en Onderzoek

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting voor het vak Persoonlijkheidstheorie en Onderzoek. Door deze samenvatting te gebruiken tijdens het voorbereiden op het tentamen is er een 8 gehaald.

Preview 4 out of 47  pages

  • July 8, 2024
  • 47
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Persoonlijkheidstheorie en Onderzoek

Week 1
In de persoonlijkheidstheorie zijn er 3 verschillende niveaus. Je hebt de menselijke natuur. Dit
is het niveau hoe mensen zijn zoals alle andere mensen. Dit niveau gaat ervan uit dat alle
mensen hetzelfde zijn.
Een economisch voorbeeld hiervan is het neoklassiek economisch model. Dit model gaat
ervan uit dat mensen rationeel zijn en hun eigen belang nastreven. Mensen hebben identieke
voorkeuren en capaciteiten en hebben dezelfde info en doelen. Mensen nemen dus op
dezelfde manier beslissingen.
Een voorbeeld uit de psychologie is het klassiek behaviorisme. Iedereen reageert hetzelfde
hierop. En de evolutionaire psychologie gaat ervan uit dat iedereen op dezelfde manier is
aangepast aan de omgeving.
Het tweede niveau zijn de individuele verschillen en de verschillen tussen groepen. Dit is de
nomothetische benadering.
Dit niveau gaat over hoe mensen zijn zoals sommige andere mensen. Het gaat uit van een
normaalverdeling. In de klinische psychologie is dit een scheve verdeling.
Het derde niveau gaat over de individuele uniciteit. Dit is de idiografische benadering. Het
gaat over hoe mensen zijn als geen ander.


Voor correlaties gebruik je de standaardscore z met een gemiddelde van 0 en een
standaarddeviatie van 1. De meeste variabelen worden behandeld als een quasi interval. De
verschillende schaalscores zijn dan gelijk en hebben geen nulpunt.
Voor de betrouwbaarheid gebruiken we interne consistentie. Dat is de Cronbach’s alfa. De
interbeoordelaarbetrouwbaarheid en de test-hertest betrouwbaarheid.
Voor de validiteit gebruiken we de inhoudsvaliditeit (meet de schaal de hele inhoud van een
construct), de constructvaliditeit wat bestaat uit de convergente (construct correleert met
schalen die hetzelfde meten) en de discriminante validiteit (de schalen meten iets anders). En
dan heb je nog de criteriumvaliditeit (of het gedrag voorspelt wordt).


In onderzoek heb je verschillende meetmethoden. Je hebt zelfrapportage. Een voordeel
hiervan is dat het efficiënt is, het is goedkoop en mensen hebben natuurlijk goede zelfkennis.

,Nadelen zijn vervorming van de antwoorden en vooroordelen. Een andere methode is
waarnemersrapporten. Een voordeel hiervan is objectiviteit en nadelen zijn vooroordelen en
kennis. Dan heb je observatie. Een voordeel hiervan is dat de “echte” gedragingen worden
geobserveerd, maar het is wel inefficiënt en duur. Als laatste heb je biodata. Dit zijn gegevens
over levensresultaten (mobielgebruik bijvoorbeeld). Een voordeel hiervan is dat het gaat om
objectieve indicatoren, maar nadelen zijn de relevantie en de nauwkeurigheid.
Het beste zijn zelf- en waarnemersrapporten. Deze zijn het meest allesomvattend en hebben
een hogere betrouwbaarheid en validiteit.
De negatief geformuleerde items willen voorkomen dat mensen het eens en oneens zijn met
stellingen in het algemeen.


Je hebt verschillende soorten manieren voor het construeren van een vragenlijst. Je hebt de
empirische strategie. Je selecteert dan een breed aantal items en door mensen deze items te
laten maken ga je selecteren. Je kijkt naar het geslacht en de studieresultaten en op basis
daarvan selecteer je de items die het meest geschikt zijn voor een bepaalde eigenschap.
Problemen hierbij zijn de steekproeven. Dan heb je nog de factoranalyse en je hebt de
rationele aanpak. Hierbij schrijf je specifieke vragen om elke eigenschap te meten. Je
selecteert dan de vragen die veel info geven over de eigenschap. Je test het bij mensen en dan
selecteer je de vragen die goed bij elkaar passen. Het verschil met de empirische aanpak is dat
de rationele aanpak gebaseerd is op bestaande kennis en bij de empirische aanpak gaat het
echt over het analyseren van de gegevens. Nadelen van deze benadering is dat belangrijke
aspecten genegeerd kunnen worden, waardoor er een tekortkoming ontstaat. Ook kunnen
mensen sociaal wenselijk antwoorden.
Voor een vragenlijst constructie wordt er meestal een combinatie gebruikt.


Persoonlijkheid zijn de verschillen tussen mensen. Het zijn de typische neiging voor
gedragingen, gedachtes en gevoelens in verschillende situaties en het is ook het gedrag over
een lange tijdsperiode.
Persoonlijkheid is geen fysiek verschil. Het is niet intellectueel, het is niet kortstondig en het
is algemeen.
Andere verschillen tussen mensen zijn bijvoorbeeld de mentale capaciteit, interesses, etc. Dit
is wel gerelateerd aan persoonlijkheid.

,Gedrag is de functie van persoonlijkheid (B = f(P)). Gedrag is de functie van de situatie (B =
f(S)). En gedrag is functie van de interactie tussen die 2 (B = f(P x S)). Dit wordt een
trekactivatie genoemd. De trek komt tot uiting in een relevante situatie. Als persoonlijkheid
bestaat moet er een persoonsgerelateerde systematische variantie zijn. Dit zijn de consistente
verschillen tussen individuen.


Hartshoren en May gingen kinderen observeren en kijken naar het morele gedrag van deze
kinderen over geld. Entiteit ligt vast (nature) en incrimenteel is vormbaar (nurture).
Walter Mischel vond dat persoonlijkheid niet bestond. Hij vond een zwakke relatie tussen het
gedrag in de ene situatie en gedrag in de andere situatie.
Mischel en Peake deden een cross-situationeel onderzoek naar consciëntieusheid. In totaal
ging dit over 19 gedraging (aanwezigheid en stiptheid bijvoorbeeld). Er was een lage
correlatie tussen deze gedragingen. De conclusie was dus dat er geen consistentie was in
consciëntieusheid. Het is afhankelijk van de situatie en persoonlijkheid bestaat dus niet.
Op basis van dit onderzoek werd er een heranalyse gedaan door Jackson en Paunonen. Zij
verdeelden de 19 gedragingen in 2 sets. Hier was juist een hoge correlatie gevonden. Er zijn
dus meerdere gedragingen nodig voor een conclusie.


Het Milgram-experiment is een experiment waarbij de leraar “schokken” toedient aan de
leerling. Persoonlijkheidsdimensies die hiermee samengaan is consciëntieusheid. Zij willen
namelijk het plan en de organisatie volgen. En altruïsme naar de testleider toe.
Bij het Asch experiment moeten ze lijnen aan elkaar koppelen en hierbij speelt groepsdruk
een rol. Sommige gaan er wel in mee en sommige niet. Persoonlijkheid is hierbij een
belangrijk punt.


Situatieselectie is het uitzoeken van situaties op basis van persoonlijkheid. Situatie-evocatie is
dat je persoonlijkheid bepaalde reacties oproept vanuit de omgeving.

, Als je elkaar goed kent dan is de mate van zelf en ander overeenstemming in persoonlijkheid
hoog (r ~ .60).
Gedrag dat wordt opgenomen en daarna wordt beoordeeld heeft een zeer zwak verband met
zelfbeoordelingen (r ~ .20 - .30) en een zeer zwak verband met ander beoordelingen, maar ligt
wel hoger (r ~ .30 - .40).
Bij goed geconstrueerde vragenlijsten zijn biases klein.


In de geschiedenis van persoonlijkheid heb je eerst de 4 humeuren door Hippocratus uit de
Oude Griekse tijd. Gedrag gaat dan over 4 lichamelijke stoffen en de balans daartussen. In de
Romeinse tijd werden deze stoffen verbonden aan elementen en seizoenen.
Het eerste type is Sanguineus. Dit is een energiek, sociaal persoon en heeft een goed
aanpassingsvermogen.
Het tweede type is Cholericus. Dit persoon heeft te veel gal in zijn/haar lichaam. Hij/zij heeft
veel woede en is driftig.
Het derde type is Melancholicus. Dit persoon heeft te veel zwarte gal in zijn/haar lichaam en
is vaak introvert en nadenkend.
Het vierde type is Phlegmaticus. Dit persoon heeft te veel slijm in zijn/haar lichaam en is
rustig en stabiel. Alles is goed. De personen die tegenover elkaar staan, zijn ook
tegenovergesteld aan elkaar.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudvisser1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01
  • (0)
Add to cart
Added