100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding tot de financiële markten 1 $12.35
Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding tot de financiële markten 1

1 review
 218 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het NIEUWE boek van Mr. de Ceuster . Alles wat hij in de les heeft gezegd erbij !

Preview 10 out of 122  pages

  • September 8, 2019
  • 122
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: klaudiaprzedlacka80 • 4 year ago

avatar-seller
Financiële markten 1 samenvatting
Hoofdstuk 1 : Financiële architectuur ontstaat niet spontaan
“… civilizations demand sophisticated tools for managing the economics of time and risk.”
Bron : Goetzmann(2017, 2).

Goetzmann zegt dat financiering is ervoor zorgen dat je geld kunt overbrengen van 1 periode
naar een andere. Daar zijn risico’s aan verbonden uiteraard. Je bent een tijdsreiziger met
geld.

1.1 : Intro
Goetzmann laat er geen twijfel over bestaan : geld heeft alles veranderd. Hij zegt dat het
financiewezen een katalysator van de menselijke beschaving was.

Sylla is iets voorzichtiger in zijn formulering : hij zegt dat de moderne of oudere economieën
die succesvol waren , allemaal gekenmerkt worden door een financiële revolutie.

Welke naties hadden absolute dominantie in … ? :

- De 20ste eeuw : VS ;
- 18de en 19de eeuw : Groot Brittannië was de bron van de Industriële revolutie ;
- 17de eeuw : Nederland ;

Dit is geen toeval dat deze naties leidinggevend waren , omdat ze een evolutie hadden
doorstaan. Die evolutie kwam er enkel en alleen omdat deze landen behoefte hadden aan
meer en betere middelen. Hierachter staat de financiële wereld , die een belangrijke spil is in
ons dagelijks handelen , het was de katalysator van de menselijke beschaving.

En toch waren soms bepaalde revoluties nodig die ervoor hadden gezorgd dat deze absolute
dominantie er kwam. Een voorbeeld is de vraag waarom de Aboriginals Engeland niet zijn
binnengevallen. Dit kwam omdat ze ver van de rest van de wereld zich bevonden en nooit de
noodzaak hebben gevoeld om landbouw te ontwikkelen. De gevolgen op lange termijn waren
dus wel dramatisch.

Het financiële systeem wordt vaak definieert als de samenvoeging van financiële
instrumenten , financiële instituties en financiële markten die opereren op een bepaalde
plaats op een bepaald moment. Dat geheel noemen we de financiële architectuur.

,1.2 : Schuld en ruil liggen ( waarschijnlijk ) aan de weg van onze beschaving
Over de historische mens weten we niet veel tenzij we naar muurschilderijen zouden gaan
kijken , maar we kunnen deze mensen wel typeren als jager verzamelaars die in kleine
gemeenschappen leefden. Deze gemeenschappen deden aan sharing economy : het was de
eerste welvaartgemeenschap , en het was geen overlevingseconomie meer omdat de
prehistorische mens , die behoeften had , eraan kon voldoen.

De economie binnen gemeenschappen zelf noemen we vaak gift economy , waarbij de plicht
er was om te geven , te aanvaarden en iets terug te geven. Geven en teruggeven gebeurde
niet simultaan , maar in functie van de noden van de groepsleden , waardoor er dus vaak
een schuld ( debt ) ontstond : een UOM ( you owe me ) en een IOU ( I owe you ). Het
gegeven geschenk was ook niet vrijgesteld van interest , omdat je geacht werd telkens
betere en mooiere dingen te kunnen geven.

Deze ruil van goederen waarbij men een voordelige deal probeerde te beslechten , noemen
we de trade and walk away transactie.

1.3 : Landbouw leidt tot eigendom , handel , vermogen , belastingen , geld en
lenen
De menselijke beschaving ging steeds meer naar het pastoralisme ( rondtrekken met een
kudde dieren ). Tussen 10 000 en 8 000 voor Christus ontdekte de mens niet enkel de
domesticatie van dieren , maar ook van gewassen. Tegen 6000 v.C. was het dan uiteindelijk
de gewoonte te worden om steeds op eenzelfde plaats te verblijven , weg van het
nomadenbestaan ( sedentatie ). Men ging zich uitbreiden naar de Nijlgebieden , West en
Centraal Europa , … Dit tijdperk noemen we de neolithische revolutie. Net om deze redenen
raakte het begrip eigendom en handel meer ingeworteld bij de landbouwers en ontstonden
steeds grotere gemeenschappen die gekenmerkt werden door :

1) Urbanisatie : een concentratie van mensen in een gebied dat de door levende
populatie ecologisch normaal gezien niet kan onderhouden ;
2) Territoriale soevereiniteit die militair verdedigd werd ;
3) Sociale stratificatie in een elite , de hogere burgers en de lagere burgers. Door het
opleggen van belastingen financierde de elite haar levenswijze.
4) Langeafstandshandel waardoor goederen die niet nodig waren voor het dagelijkse
leven werden geëxporteerd of doorgeleverd aan de elite. Soms werd dit ook
uitbesteed aan andere volkeren; De Egyptenaren deden hiervoor beroep op
Fenicische en Minoïsche zeevaarders.
5) De ontwikkeling van tellen , boekhouding , schrift en contracten. In Mesopotamië
bijvoorbeeld organiseerden de tempels een systeem van voorraadopslag , aangezien

, landbouwers zich moesten gaan houden aan bepaalde quota’s. Dit was het eerste
begrip van geld !
6) Er ontstond een bepaald systeem van geld ( De Azteken gebruikten cacaobonen , …
);
7) Het concept van lenen ontstond. Felloni omschreef krediet als een noodzaak om te
kunnen overleven en om te voldoen aan de verplichtingen die de machthebbers de
mensen hebben opgelegd ;
8) De ontwikkeling van zeevaart leidde tot de naad aan risicospreiding. Het eerste
verzekeringscontract was wellicht de bodemerij. Dit was een lening die een
zeevervoerder aanging om het transport te kunnen financieren. Eigene aan de lening
was dat het bedrag niet moest worden terugbetaald als het schip of de lading
verloren ging.

Aangezien het steeds moeilijker werd om te gaan ruilen ( hoeveel koeien voor hoeveel
vissen bijvoorbeeld ) is men in Egypte beginnen met een aantal financiële concepten. De
shât en deben waren rekeneenheden die werden gelinkt aan goud.

De Codex van Hammurabi is een grote wettekst over contracten , leningen ,
verzekeringscontracten , de bodemerij , …

1.4 : Munten en een eerste vorm van financiële intermediatie ontstaan
We staan er niet bij stil maar voor een lange tijd leidden staten ingewikkelde economieën
zonder ook maar over 1 munt te beschikken. De sharing economy kende het concept van
IOU , maar had geen idee van het concept geld. Omdat bij de trade and walk away
transactie de beide partijen moeten geïnteresseerd zijn in het goed dat ze in ruil krijgen
waren dit soort transacties vaak moeilijk te bewerkstellingen , wat ervoor zorgde dat we een
alternatief moesten gaan zoeken.

Binnen gesloten gemeenschappen was een registratiesysteem van de IOU’s een oplossing :
er wordt bijgehouden wie wat verschuldigd is aan een andere persoon. De Egyptenaren
gingen nog een stap verder en gingen ook de vorderingen gaan opschrijven. Vaak werd er
dan gebruik gemaakt van goederengeld , die naast rekeneenheid , dan ook kon worden
gebruikt als een opslagmiddel en als ruilmiddel.

Probleem bij dit goederengeld was om de zuiverheid te bepalen van de gouden en zilveren
munten : oplossing was het munthuis. Het munthuis zorgde , na enkele overnames ,
uiteindelijk voor een goudstandaard : een bepaald bedrag wordt gekleefd op bijvoorbeeld
een gram goud. De uitvindingen van de munten en het munthuis zorgde ervoor dat de
Lydiers steenrijk werden.

,De Grieken ( waar er geen leeuw zoals bij de Lydiers , maar Alexander de Grote opstond op
het geld ) gebruikten de financiële architectuur die beschikbaar was , maar innoveerden met
een eerste vorm van financiële intermediatie ( = wisselaars ). Er zijn geschriften bekend
waarbij men avant la lettre deposito’s ontving en deze vervolgens aan een andere persoon
ter beschikking stelde in de vorm van een lening.

1.5 : Handel doet het eerste chartaal geld en overdraagbaar handelspapier
ontstaan
Door de handel en nijverheid ontstonden pas na het jaar 1000 nieuwe steden in Europa , wat
in Europa ook leidde tot de urbanisatie. Het is geen toeval dat de eerste universiteit in
Europa , die van Bologna , in Italië lag , aangezien Italië zeer goeie banden had met het
Oosten. Spilfiguur hierbij was de koopman , die geleidelijk aan gingen gebruik maken van
agenten die op commissieloon voor hen werkten.

De koopman was er uiteraard niet gekomen zonder dat er een uniform rekeningstelsel werd
ontwikkeld ( 1 Pond = 20 Shelling = 240 Penningen ). Fibonacci zorgde ervoor dat door
rekeningoefeningen duidelijk werd hoe je met interestberekeningen moest omgaan. Verder
was Pacioli de vader van het boekhouden.

Het interregionale handelsverkeer werd vanaf de 11de eeuw intens en gaf aanleiding tot grote
jaarmarkten zoals die in Champagne. Het werd de ontmoetingsplaats voor kooplieden. Om
deze reden ontstond er een zwaardere zilveren munt , aangezien de penning niet meer kon
voldoen aan de verwachtingen van de economische evoluties. De munt heette de groot.
Deze verandering zorgde ervoor dat er nood was aan wisselaars , omdat penningen niet
meer werden gebruikt. Na verloop van tijd gingen kooplieden hun munten bij een wisselaar
ruilen in ruil voor een certificaat , wat uiteindelijk zorgde voor de uitvinding van chartaal geld.
Dit kwam er onder impuls van onder meer Marco Polo , die het idee van chartaal geld
overbracht van China naar Europa.

Op de jaarmarkten ontstonden na verloop van tijd ook nieuwe vormen van chartaal geld
( jaarmarkbrief ) , die zich later ging ontwikkelen tot wisselbrief. De jaarmarktbrief had alle
kenmerken van een wisselbrief , maar de uitbetaling kon enkel plaatsvinden op de jaarmarkt
zelf in geld of natura. De betaling kon ook overgezet worden naar een andere jaarmarkt.

Hoe ging de betaling in zijn werk bij jaarmarktbrieven ? Er was een soort van clearing ( ik
moet 1000 betalen en iemand anders 700 aan mij , dus dat komt neer dat ik nog 300 euro
moet betalen ). De betaling noemen we settlement.

,Opdat de transcontinentale handel steeds belangrijker werd , was het steeds moeilijker voor
de handelaar om overal mee naartoe te reizen , en dus ging hij zich vestigen in een centrale
nederzetting. De actieve handel maakte plaats voor de passieve handel , waarbij de
kooplieden probeerden om wint te halen door het kopen en verkopen van wisselbrieven en
de speculatie op wisselkoersen , wat hen de naam van merchant banker opleverde. Dimedici
is een belangrijke familie hierin.

1.6 : Het ontstaan van financiële markten
De Italianen introduceerden de eerste vormen van verhandelbare obligaties. Obligaties zijn
een vorm van leningen waarbij een ontlener leent van een pool van kredietverschaffers.
Vanaf de 13de eeuw ging men ook overdraagbare obligaties op naam ( prestiti ) uit te geven ,
vaak om oorlogen te financieren. Het werd vooral gekocht door rijke Venetianen , waarbij ze
geen certificaat in handen kregen in ruil voor de betaling , maar hun vordering werd
geregistreerd. Vandaag de dag noemen we dit obligaties op naam.

Rond 1400 ontstond handel op vaste marktplaatsen waar herbergiers instonden als
vertegenwoordigers. Dat gebeurde in Brugge indertijd. De familie van der Buerse baatte
deze herberg uit.

Maar rond 1480 verliest Brugge zijn rol aan Antwerpen en werd de naam beurs
internationaal erkend als de benaming van een handelsplaats. In Antwerpen ontstond de
handel op de binnenkoer van huis Den Rhyn , maar door het gigantische succes werd dit
later verplaatst naar de Meir waar het eerste beursgebouw ter wereld werd opgetrokken.
Aangezien men steeds meer ging beginnen doorhebben dat het makkelijker was om te
handelen met papier dan met goederen , zorgde ervoor dat er eerste handel in
termijncontracten ontstond.

Gresham was gestationeerd in Antwerpen en zag de dynamiek van die beurzen en ging naar
Engeland en heeft in Londen de Stock Exchange ontworpen , naar het beeld van de beurs in
Antwerpen. Hij is ook de man die zei dat bad money transactioneel werden gebruikt en good
money opgepot werd.

Antwerpen verloor gaandeweg zijn rol als financieel centrum aan Amsterdam doordat
Antwerpen werd overgenomen door de Spanjaarden + de Nederlanders gingen de Schelde
gaan afsluiten. De Nederlandse republiek nam dus over en innoveerde met :

1) Lenen met onderpand. Dat onderpand was in de 17de eeuw overheidspapier ;
2) De obligaties namen de vorm aan van obligatiën ( kortetermijnobligaties aan
toonder ) , losrenten ( obligaties op naam die een jaarlijkse coupon uitbetaalden ) en

, lijfrenten ( die de begunstigde tijdens zijn leven lang een jaarlijkse rente
uitbetaalden ).
3) De waardering van deze lijfrentes werd gedaan met nieuwere technieken ;
4) De rechtspersoon ( een voorbeeld is dat de handel met India werd geleid door de
Verenigde Oost Indische Compagnie ).

Het succes van deze organisatie kwam er doordat er een klein risico op onteigening was van
de overheid , er een continue vergrendeling was van het ingebrachte kapitaal door de
rechtspersoon en het verhandelbaar maken van rechtsbewijzen. Omdat deze organisatie zo
een groot effect had op de economie , komen we tot de eerste gewaarwording van het begrip
effect , wat uiteindelijk leidde tot de effectenbeurs.

De effectenbeurs gaf ons het idee dat we niet alleen financiering kunnen zoeken bij 1
tegenpartij ( lening ) of bij enkele tegenpartijen ( partnership ) , maar dat we ook financiering
kunnen bekomen door het openbaar spaarwezen aan te spreken. De Nederlanders hebben
dus gezorgd voor de eerste effectenbeurs. Voortvloeiend hierop had Penso de la Vega een
boek geschreven over alle technieken die voorhanden zijn voor termijncontracten tot opties.

Maar aangezien er een effectenbeurs kwam , kwamen er ook crashes logischerwijs. Een
goed voorbeeld is de South Sea Bubble , waar Isaac Newton zich aan liet vangen. Hij
investeerde en verkocht met winst , maar zijn vrienden kregen meer winst , hij werd jaloers
en investeerde opnieuw , maar leed toen heel veel verliezen. De South Sea Company was
een Britse investeringsmaatschappij die in 1720 spectaculair ten onder ging aan een
speculatieve zeepbel, de South Sea Bubble.

Andere steden , met Londen op kop , sprongen mee op deze kar en gingen over tot
verhandeling van aandelen. Variant hierop waren de loterijleningen , die in Engeland
ontstonden. Wanneer je een bepaald bedrag aan obligaties kocht , kreeg je gedurende een
bepaalde tijdspanne steeds een deel van dat bedrag terug , met bijhorende rente. Om het
interessanter te maken , was er ook een loterij waarin alle leden die obligaties hadden
aangekocht kans maken op een bijkomende annuïteit bovenop het jaarlijkse teruggestorte
bedrag.

1.7 : Het ontstaan van een centrale bank
De Nederlanders introduceerden niet alleen de eerste aandelenbeurs , ze richtten ook de
eerste Wisselbank op , die gezien werd als de voorloper van de centrale bank. Dit ontstond
aangezien er een veel te grote variëteit was aan munten. Oorspronkelijk was deze bank een
kassier en wisselaar.

,De Zweedse Riksbank wordt beschouwd als de eerste echte centrale bank. Deze werd
opgericht om leningen te verschaffen aan de overheid en werd als clearing ingesteld voor
handelsschulden. De Bank of England werd opgericht om overheidspapier op te kopen en
uiteindelijk werd de Banque de France opgericht om hyperinflatie tegen te gaan.

Echter duurde het een hele poos voordat het eerste bankbiljet werd uitgegeven. De eerste
die daarmee begon was de eerste keizer van de Chinese Ming dynastie. Het doel van de
keizer was om ervoor te zorgen dat kinderen konden leren schrijven , lezen en rekenen. Het
vertrouwen in de biljetten werd ondersteund door de keizerlijke garantie dat de biljetten tegen
koperen munten konden worden ingeruild.

1.8 : Conclusie
Mosselaar zegt dat er sinds de 18de eeuw eigenlijk niets meer fundamenteel nieuws is
ontstaan in de financiële wereld. De innovaties hierachter zijn eerde van technologische
aard.

,Hoofdstuk 2 : Bouwstenen van de financiële architectuur
"Quand il s'agit d'argent, tout le monde est de la même religion." Voltaire (1694‐1778).

Voltaire bedoelde dat we in essentie heel vaak op dezelfde structuren terugvallen. We
komen dezelfde problemen tegen altijd.

2.3 : Financiering
In de economie zijn er verschillende soorten spelers :

1. Gezinnen of particulieren haves
2. Ondernemingen ( = niet financiële vennootschappen NBB ) have nots
3. Overheid have nots
4. Buitenland

In elk van deze sectoren zijn er partijen die behoefte hebben aan financiële middelen , terwijl
anderen een overschot hebben (have en have nots).

2.3.1 : Directe en semi directe financiering
Directe of semi-directe financiering treedt op via de financiële markten maar zal niet altijd
werken aangezien factoren zoals tijd en risico onzeker zijn. Alternatief zou de semi directe
financiering zijn , waarbij we de klippen tijd en risico willen gaan omzeilen. Hierbij gaat een
tussenliggende persoon , vaak een bank , gaan bemiddelen tussen de twee partijen. Nadeel
hiervan is dat de bank uiteraard een bepaald commissieloon gaat vragen , om zo de PNL
( profit and loss tabel ) in evenwicht te houden. Dit lijkt indirecte financiering , maar
aangezien er nog steeds een directe band is tussen de schuldeiser en schuldenaar noemen
we dit een semi directe financiering.

Een voorbeeld van directe financiering is een dochteronderneming die gaat lenen van
moederonderneming = intercompany loan , waardoor er een interne financiële markt
ontstaat. De dochteronderneming zal dus een schuld aangaan , terwijl de
moederonderneming een effect in handen krijgt.

Indirecte financiering = via financiële instellingen. Hierbij komt er geld binnen via de gezinnen
in de bank. De bank gaat dit geld op de passiefzijde zetten in de vorm van deposito’s. De
bank gaat dan deze deposito’s omzetten in krediet ( actief ) en deze kunnen dan worden
doorgestort naar de have nots.

Bij de indirecte financiering is er uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de
tussenpersonen , aangezien zij de personen zullen bijstaan bij het geven van adviezen ,

,structuur te leggen in de overeenkomst , … Deze tussenpersoon zal hiervoor een fee
ontvangen.

Een voorbeeld van semi directe financiering is crowdfunding waarbij men via een
handelsplatform geld probeert te bemachtigen bij een groter publiek ter financiering van een
of ander project.

Nog een voorbeeld van semi directe financiering is een business angel netwerk , waarbij er
een tussenpersoon zit tussen een ondernemer en een grootfinancierder.

Bij deze twee methoden zien we dat de bank op twee manieren geld gaat verdienen : een
bepaald bedrag vragen om bij directe of semi directe financiering een commissieloon te
ontvangen of door de rentemarge ( het verschil tussen de rente van de deposito’s en het
krediet ) bij het doorstorten van geld van de haves naar de have nots.

2.3.1.2 : Tussenpersonen
De financiële wereld kent twee types van tussenpersonen : de broker en de dealer , waarbij
het in beide gevallen kan gaan over een persoon als om een bedrijf. De broker zal iets
verhandelen voor rekening van een klant. De dealer verhandelt iets voor eigen rekening.

Dealers vervullen soms de rol van liquiditeitsverschaffers. Voorbeeld is dat een dealer wordt
aangesteld door een bedrijf om , bij het handelen in aandelen , de wisselkoers altijd in de
gaten te houden en ervoor te zorgen dat koop / verkoop steeds mogelijk is.

2.3.1.3 : Typologie van de financiële markten
Financiële markten kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld :

- Primaire versus secundaire markten

Een primaire markt is een emissiemarkt waarop financiële activa in omloop wordt gebracht.
De secundaire markt is de circulatiemarkt , de markt waarop het goed tweedehands kan
worden aangekocht.

- Geldmarkt versus kapitaalmarkt

Op de geldmarkt vinden we financiële activa met een oorspronkelijke looptijd van minder dan
1 jaar. Op de kapitaalmarkt zal de looptijd meer dan 1 jaar bedragen. Verder kunnen we ook
nog een onderscheid gaan merken in de vormen van rente : op de geldmarkt zal men een
enkelvoudige rente hanteren , op de kapitaalmarkt gaat men werken met de samengestelde
rente.

- Leningmarkten versus effectenmarkten

, Op de markten voor leningen worden individuele leencontracten afgesloten en verhandeld.
Effectenmarkten omvatten effecten op naam ( aandelen en obligaties zijn de meest bekende
vormen van effecten ).

- Beursmarkt versus buitenbeursmarkt

Een beurs kan worden omgeschreven als een officieel erkende, gereglementeerde markt
waar vraag en aanbod samenkomen. Maar effecten kunnen ook van eigenaar veranderen
via de buitenbeursmarkt ( voorbeeld is de valutamarkt ).

- Vloerhandel versus schermenhandel

Bij vloerhandel gaan handelaars elkaar fysiek gaan ontmoeten. Maar de vloerhandel heeft
plaats moeten maken voor de schermenhandel , waar alles veel sneller moest gaan , waarbij
bijvoorbeeld de gemiddelde uitvoeringstijd per order veel kleiner werden.

Net om deze reden gaat dus alles sneller en zijn er nieuwe begrippen in omloop. Een
voorbeeld is een flash crash , wat betekent dat op 1 second een bepaalde koers 30 procent
naar beneden kan gaan en de volgende seconde het weer op zijn normale pijl kan zitten.

Een ander voorbeeld is flash trading , waarbij je een trade een honderdste van een seconde
op een scherm laat zien. Dat mag niet aangezien een gewone persoon dat niet kan zien
maar een computer wel. Dit zorgt voor heel wat ongelijkheid en dit mag niet !

- Prijsgedreven versus ordergedreven markten

Een belangrijke functie van elke markt is het bepalen van de evenwichtsprijzen. Om de
transacties zo makkelijk mogelijk te maken , probeerde men zoveel mogelijk aan market
clearing te doen. Dit noemen we de ordergedreven markt. Afhankelijk van de frequentie van
de fixings , sprak men van enkele fixing , dubbele fixing , semi continue fixing ( waarbij om de
zoveel orders aan clearing werd gedaan ) of continue fixing.

In een prijsgedreven markt maken makelaars op aanvraag bied en laatkoersen bekend
waartegen ze een bepaalde hoeveelheid willen gaan verhandelen. De biedkoers is de koers
waartegen de tussenpersoon wenst te kopen en de laatkoers is de prijs waartegen hij wil
verkopen. Het verschil tussen deze periodes is de bid ask spread.

- Contantmarkten versus termijnmarkten

In de contantmarkten worden de transacties meteen uitgevoerd , terwijl in afgeleide markten
de kopers de plicht hebben om op een later tijdstip de koop / verkoop uit te voeren.

- Nationale en internationale markten

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ua-tew-ugent-rechten. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $12.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$12.35  8x  sold
  • (1)
Add to cart
Added