Op de eerste pagina staan de NTI leerdoelen, daarna zijn per hoofdstuk de belangrijkste onderdelen opgenomen. Als er vragen zijn over een hoofdstuk, kan je deze direct in het bijbehorende boek terugvinden, waar ook oefenopgaven in staan. Wel zo makkelijk.
Financieel Management
De volgende onderwerpen staan centraal in deze module:
• Winst/ verlies en resultatenrekening
• Balans
• Break even analyse
• Kostprijs
• Kostprijsmethode
• Financiële kengetallen
• Financiële besturing van de organisatie en control
• Budgetteren en begroten
• Fiscale en juridische keuzes
• Financiële planning
• Investeren en financieren
De volgende leerdoelen/ toetsitems staan centraal in deze module:
• Interpreteren van aangereikte financiële kengetallen
• Berekenen kostprijs en Break even analyse
• Opstellen van een financieel basisplan met diverse
investeringsmogelijkheden a.d.h.v. een casus
• Beschrijven van de basisbeginselen van de bedrijfseconomie
• Samenstellen van eenvoudige financiële overzichten (zoals een balans,
resultatenrekening, kasstroomoverzicht)
• Opstellen van budget bij eenvoudig (financieel) plan a.d.h.v. een casus
,Hfd 1 – Rol bedrijfseconomie in een organisatie
Elementen bij het ondersteunen van het management bij het nemen van beslissingen:
1. Indeling organisatie:
a. Typologie Starreveld, ingedeeld naar soort business: handel, productie of dienstverlenend;
b. Profit- versus non-profitorganisaties;
c. Rechtsvormen.
2. Externe en interne stakeholders;
3. Organisatiedoel:
Toevoegen van klantwaarde. Organisatie is efficiënt als het zijn doel bereikt met optimaal
gebruik van de middelen. Organisatie is effectief als zij exact het doel behaalt. Effectiviteit kan
m.b.v. de value chain van Porter in beeld gebracht worden. Deze bestaat uit 6
waardetoevoegende bedrijfsfuncties:
a. Onderzoek en ontwikkeling;
b. Design;
c. Productie;
d. Marketing;
e. Distributie;
f. Klantenservice;
4. Besluitvorming van het management:
a. Besluitvormingsproces:
i. Identificeer probleem;
ii. Verzamel informatie;
iii. Maak (toekomst)scenario’s;
iv. Beslissing;
v. Implementeer/Evalueer en leer;
b. Deming-cirkel of PDCA-cyclus: Plan, Do, Check en Act-fase;
c. Stappen risicomanagement:
i. Risico-inventarisatie;
ii. Risicoanalyse;
iii. Kwantitatieve beoordeling risico’s;
iv. Optieanalyse (vermijden, verminderen, overdragen of accepteren);
5. Definitie van bedrijfseconomische begrippen:
a. Bedrijfsadministratie: registreren (financiële) gegevens (door administrateur);
b. Externe verslaggeving of financial accounting: informeren externe stakeholders en het
afleggen verantwoording. Registeraccount controleert wat er in het verleden is gebeurd;
c. Interne verslaggeving of management accounting: adviseren management. Controller
adviseert over toekomstige verwachtingen;
d. Financiering of finance: aantrekken en beheersen vermogen om activiteiten financieel
mogelijk te maken. Treasurer beheert vermogen. Taken treasury: creditmanagement
(kortlopend vermogen), cashmanagement (beheren geldstromen in organisatie) en
investeringsselectie (doorrekenen financiële aspecten van mogelijk nieuwe investering).
Kenmerken verslaglegging: Horizon, Betrouwbaarheid, Frequentie, Vorm en Houvast.
2
, Hfd 2 – Werking van drie financië le overzichten
Balans: Overzicht van bezittingen en schulden met als doel inzicht bieden in grootte, samenstelling
en aanwending totale vermogen, uitgedrukt in geld op een bepaald moment.
Functies balans:
Vermogensbepaling: D.m.v. waarderen bezittingen en verplichtingen (VV) wordt EV bepaald;
Resultaatbepaling: D.m.v. vergelijken EV aan einde periode met EV aan begin periode;
Inzicht in grootte, samenstelling en aanwending vermogen;
Inzicht in liquiditeit en solvabiliteit;
Resultatenrekening, RR (pag. 64/65): Overzicht opbrengsten en kosten over een bepaalde periode.
Het verschil geeft het resultaat over die periode met als doel inzicht bieden in veranderingen EV
(door aandeelhouders geïnvesteerd vermogen).
Doel en soort organisatie bepalen opbouw RR. Verschillen resultatenrekeningen handelsbedrijf,
productieorganisatie en non-profitorganisatie hebben betrekking op begrippen ‘inkoopwaarde van
omzet’, ‘kostprijs van verkopen’, ‘brutowinst’ en ‘verkoopresultaat’. Overeenkomst intern gebruikte
RR is onderste deel met ‘bedrijfsresultaat (EBIT)’, ‘resultaat voor belasting (EBT)’ en ‘resultaat na
belasting (EAT)’.
Liquiditeitenoverzicht (pag. 67): Overzicht van alle geldontvangsten en -uitgaven gedurende een
bepaalde periode. Verschil tussen geldontvangsten en gelduitgaven geeft toe- of afname
hoeveelheid geld (liquide middelen). Het geeft aan van wie de organisatie geld ontvangt, aan wie zij
geld geeft en wanneer. Posten gespecificeerd o.b.v. stakeholders: debiteuren, crediteuren,
medewerkers en vermogensverschaffers. Liquiditeitenoverzicht geeft als enige inzicht in risico of
organisatie aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen.
Verschillen resultaat en liquiditeit veroorzaakt doordat sommige geldstromen geen directe relatie
hebben met resultaat, zoals:
1. Geldontvangsten die geen opbrengsten zijn: BTW, de organisatie vervult een kassiersfunctie;
2. Opbrengsten die geen geldontvangsten zijn (omzet op rekening of verwachte subsidies);
3. Gelduitgaven die geen kosten zijn (betaalde btw leveranciers, aflossingen);
4. Kosten die geen gelduitgaven zijn (afschrijvingskosten of nog te betalen bedragen).
Vaste activa: Bezittingen die niet binnen één jaar in liquide middelen kunnen worden omgezet. Deze
bestaat uit drie deelcategorieën:
1. Materiële vaste activa;
2. Immateriële vaste activa (octrooien, licenties, goodwill etc.);
3. Financiële vaste activa als deelnemingen of belangen in andere organisaties);
Meest voorkomende vaste activa balansposten: Gebouwen; Machines (alleen bij
productieorganisatie die machines gebruiken om eindproducten te produceren); Inventaris.
Vlottende activa: Bezittingen die binnen één jaar in liquide middelen kunnen worden omgezet.
Meest voorkomende vlottende activa balansposten: Voorraden; Debiteuren; Kas- en banktegoeden
(op sommige balansen ‘liquide middelen’ genoemd. Theoretisch alleen juist bij positief banksaldo, bij
negatief banksaldo: liquide middelen = kas- en banktegoeden minus het rekening-courantkrediet).
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YvonneR. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.