1 Elektriciteit
Elektrische schakelingen en energiegebruik | vwo
Uitwerkingen opgaven leerboek
1.1 INTRODUCTIE
Opgave 1
a Niet waar: Elektronen zijn negatief geladen en stoten andere elektronen af.
b Waar
c Niet waar: De eenheid van stroomsterkte is ampère.
d Waar
Opgave 2
Het lampje geeft licht in situatie C.
Er is sprake van een elektrische stroom in situatie C.
Er is sprake van een spanning in situaties A, B en C.
Opgave 3
a
A
b Het maakt bij een lamp niet uit vanaf welke kant de stroom komt, dus als je de spanningsbron omdraait brandt de
lamp ook.
c
1.2 ENERGIE EN VERMOGEN
Opgave 4
a Waar
b Niet waar: Apparaten met een hoog energieverbruik per jaar hebben een hoog vermogen en/of ze staan heel lang
aan.
c Niet waar: Een windmolen zet een deel van de bewegingsenergie om in elektrische energie.
d Niet waar: Een 25 W ledlamp geeft meer licht dan een 60 W gloeilamp (omdat het rendement meer dan 2,4 × zo
groot is).
e Niet waar: Een apparaat dat veel elektrische energie gebruikt heeft een hoog vermogen of staat lang aan.
Opgave 5
Een jacuzzi wordt maar weinig gebruikt, een tv staat vele uren aan.
,Opgave 6
a In 10 minuten verbruikt de televisie 150 600 9,0 10 J = 90 kJ.
b In drie uur verbruikt de televisie 0,15 × 3 = 0,45 kWh.
Opgave 7
a De autolamp verbruikt per seconde meer energie.
b Vermogen is de energie die een apparaat per seconde gebruikt.
Opgave 8
Gloeilampen worden vervangen door spaarlampen, want spaarlampen hebben een lager vermogen terwijl ze evenveel
licht produceren.
Dat komt doordat spaarlampen een hoger rendement hebben.
Opgave 9
a
b Bijvoorbeeld:
of:
Opgave 10
Eigen antwoord.
Opgave 11
a 8,3 W
,
b In 2,0 uur zal de lamp 2,0 30 60 kJ gebruiken.
c 30 kJ wordt gebruikt in 1,0 uur dus 0,30 MJ = 300 kJ wordt in 10 uur gebruikt.
Opgave 12
a Lamp A brandt het kortst op 1,0 kWh en heeft het grootste vermogen. Lamp B kan 2,5 × langer branden op 1,0 kWh,
dus het vermogen van lamp A is 2,5 × zo groot als dat van lamp B.
b Nee, je weet alleen hoeveel energie erin gaat, niet hoeveel nuttige (licht)energie eruit komt.
, Opgave 13
a De helft van de gebruikte energie wordt omgezet in licht, dus het rendement is 50%.
b 3,0 W
c 1,5 W
Opgave 14
a ∙ 0,0080 5000 40 kWh
∙ 8,0 5000 3600 1,4 ∙ 10 J
b ∙ 0,0080 5,0 365 14,6 15 kWh → kosten: 14,6 € 0,23 € 3,36
c Het energiegebruik is vijf keer zo groot, dus zullen de kosten per jaar voor de gloeilamp ook vijf keer zo hoog zijn:
14,6 € 0,23 5 € 16,79. De gloeilamp kost dus € 13,43 meer per jaar.
Opgave 15
7,5 6,8 3,3
2,9 1,7 22,2 W 0,0222 kW → ∙ 0,0222 24 0,533 kWh
De kosten per dag zijn: 0,533 € 0,23 € 0,12.
Opgave 16
a 820 MW = 820 duizend kW = 820 miljoen W
b Per seconde wordt 820 MJ elektriciteit geleverd uit steenkool, waarbij het rendement 40% is. Dus is 40% van de
geproduceerde warmte gelijk aan 820 MJ. De warmte die geproduceerd wordt door verbranding van de steenkool is
dus 2,1 10 MJ 2,1 GJ per seconde.
,
Opgave 17
a De wasmachine zal niet de hele tijd het maximale vermogen omzetten. Dit zal alleen gebeuren bij het verwarmen van
het water. De rest van de tijd is het vermogen lager, dus is het gemiddelde vermogen tijdens het hele wasprogramma
lager dan het maximale vermogen.
b ∙ 2,1 3,5 kWh → kosten: 3,5 € 0,23 € 0,81
Opgave 18
a De gloeilamp wordt erg heet en kun je niet aanraken, de spaarlamp kun je wel aanraken als hij brandt.
b Het rendement gaat van 5% naar 50% dus met een factor 10 omhoog. Als de nuttige energie ( ) gelijk blijft gaat
de gebruikte energie ( ) met een factor 10 omlaag ( ).
,
Het energiegebruik wordt: 0,2 GJ dus de besparing is 2,0 0,2 1,8 GJ.
c De lampen verwarmen ook de kamer. Als de gloeilampen vervangen worden door ledlampen, wordt het huis minder
verwarmd door de lampen en is er dus meer energie nodig voor de verwarming van het huis in de winter.
1.3 SPANNING EN STROOMSTERKTE
Opgave 19
a Waar
b Waar
c Waar
d Waar
e Niet waar: Voor hetzelfde vermogen gaat er door een apparaat dat werkt op een lage spanning, bijvoorbeeld 12 V,
een grotere stroomsterkte.
f Waar
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larsclaesen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.