5 Straling en gezondheid
Ioniserende straling | vwo
Uitwerkingen opgaven leerboek
5.1 INTRODUCTIE
Opgave 1
a Niet waar: Een negatief geladen ion heeft altijd meer elektronen dan het protonen in de kern heeft. Maar een positief ion
heeft juist minder elektronen dan het protonen in de kern heeft.
b Niet waar: In veel atoomkernen is het aantal protonen kleiner dan het aantal neutronen.
c Waar
d Niet waar: Elektronen kunnen in verschillende banen rondom de kern bewegen. De banen kunnen ook verschillen in
afstand tot de kern.
e Waar
Opgave 2
a Diagnostisch onderzoek is erop gericht om vast te stellen welke ziekte of welk disfunctioneren in het lichaam de klachten
veroorzaakt (een diagnose te stellen).
b Voorbeelden van diagnostisch onderzoek met ioniserende straling:
1 röntgenopname van een arm of been na een val, om te zien of er iets gebroken is;
2 röntgenopname van de borstkas om te zien of de longen ‘schoon’ zijn (zo werd je vroeger ‘doorgelicht’ op
tuberculose);
3 CT-scan van de buik om structuur en ligging van de organen te bekijken.
c Therapeutische toepassing is erop gericht om een ziekte te genezen of af te remmen. Hierbij worden de schadelijke
cellen gedood.
d Voorbeelden van therapeutische toepassing met ioniserende straling:
1 uitwendige of inwendige bestraling van een tumor;
2 inwendige bestraling bij prostaatkanker, slokdarmkanker of blaaskanker;
3 uitwendige bestraling bij een tumor in het hoofd.
5.2 RÖNTGENSTRALING
Opgave 3
a Waar
b Waar
c Niet waar: De fotonenergie van ultravioletstraling is kleiner dan de fotonenergie van röntgenstraling.
d Niet waar: Straling met een gering doordringend vermogen wordt gemakkelijk geabsorbeerd.
e Waar
f Niet waar: Bijvoorbeeld zichtbaar licht is ook elektromagnetische straling, net als röntgenstraling, maar fotonen van
zichtbaar licht hebben te weinig energie om schade aan te richten in levende cellen.
g Waar
h Niet waar: Een loodplaat met een dikte van tweemaal de halveringsdikte absorbeert 75% van de röntgenstraling.
(De plaat laat 50% × 50% = 25% door).
i Waar
j Waar
Opgave 4
Het licht en de andere soorten elektromagnetische straling hebben er even lang over gedaan om bij de aarde te komen, dan
moeten ze met dezelfde snelheid hebben gereisd. De snelheid is dus voor alle soorten elektromagnetische straling gelijk.
Opgave 6
Als de halveringsdikte groter is, is er meer materiaal nodig om de helft van de röntgenstraling te absorberen. Materiaal met
een kleine halveringsdikte absorbeert meer röntgenstraling per mm en absorbeert de röntgenstraling dus sterker.
Opgave 7
Bot houdt meer straling tegen en heeft dus de kleinste halveringsdikte. Zacht weefsel heeft de grootste halveringsdikte.
Opgave 8
a Een dikte van tweemaal de halveringsdikte betekent dat de intensiteit twee keer wordt gehalveerd. 0,5 × 0,5 = 0,25 dus
wordt er 25% van de straling doorgelaten.
b Als 25% van de straling wordt doorgelaten, wordt de rest geabsorbeerd, dat is 100% − 25% = 75%.
Opgave 9
a In stoffen met een grotere dichtheid zitten meer elektronen per cm3. Dat maakt de kans groter dat de röntgenfotonen
elektronen treffen en geabsorbeerd worden. Er gaat dan minder röntgenstraling door een cm stof heen, dus is de
halveringsdikte kleiner.
b Als de fotonenergie groter wordt, zullen de fotonen verder in het materiaal doordringen, dus neemt de halveringsdikte toe.
Opgave 10
Eigen antwoord.
Opgave 11
a 25% = 50% × 50% dus dat zijn 2 halveringsdiktes.
b 2 halveringsdiktes = 16 cm dus 1 halveringsdikte = 8 cm.
c De fotonen van röntgenstraling met een groter doordringend vermogen hebben meer energie, dus is de frequentie van
de straling groter dan eerst.
d De plaat zal meer dan 25% van de straling doorlaten.
e Als de plaat meer straling doorlaat, is er een dikkere plaat nodig om 75% te absorberen, dus is de halveringsdikte groter.
Opgave 12
,
a ∙ → 12,5 100 → 0,125 → ,
3,0
→ ∙ / 3,0 3,7 11 cm
/
, ,
b 2,0 → ∙ ∙ 0,25 ∙
/ ,
Het weefsel laat 25% van de invallende straling door, en absorbeert dus 75% van de invallende straling.
, ,
c 6,0→ ∙ ∙ 0,0156 ∙
/ ,
Het weefsel laat 1,6% van de invallende straling door.
, Opgave 13
a 2,0 MeV
,
b ∙ → 80 100 → 0,80 → ,
0,322
→ ∙ 0,322 1,34 0,43 cm
/
c De oorspronkelijke loodplaat laat 80% van de straling door. Een tweemaal zo dikke loodplaat 0,80 × 0,80 = 0,64 = 64%
van de straling door. De uitspraak is niet juist. De intensiteit van de doorgelaten straling bij een tweemaal zo dikke plaat
wordt alleen tweemaal zo klein, als de oorspronkelijke plaat de intensiteit ook halveert.
Opgave 14
a De plaat die de meeste straling doorlaat heeft het minste aantal halveringsdiktes. Dat moet dus een dunne plaat zijn met
een grote halveringsdikte. Plaat A is 1 cm dik en de halveringsdikte is ook 1 cm, deze plaat halveert de straling dus 1 ×.
Plaat F heeft wel een grotere halveringsdikte van 1,5 cm maar deze plaat is wel 3 cm dik en halveert de straling dus 2 ×.
Plaat A laat dus de meeste straling door.
b Plaat E heeft een halveringsdikte van 0,5 cm en is 2 cm dik. De plaat bestaat dus uit 4 halveringsdiktes. Er is geen
andere plaat die ook uit 4 (of meer) halveringsdiktes bestaat, dus laat plaat E de minste straling door.
c Het gaat hier om het aantal halveringsdiktes waaruit de plaat bestaat: plaat A heeft 1 halveringsdikte en absorbeert het
minst, plaat E heeft 4 halveringsdiktes en absorbeert het meest. Platen B, D en F hebben allemaal 2 halveringsdiktes
terwijl plaat C 3 halveringsdiktes heeft.
A B C D E F
halveringsdikte d1/2 (cm) 1 1 1 0,5 0,5 1,5
dikte d (cm) 1 2 3 1 2 3
aantal halveringsdiktes n 1 2 3 2 4 2
De volgorde wordt dan (tussen haakjes staan de platen die evenveel absorberen): A – (B – D – F) – C – E.
Opgave 15
, ,
a 4,0 → ∙ 0,0625 ∙ ; het bot laat dan 6,3% van de invallende straling door.
⁄ ,
,
b ∙ → 7,0 100 → 0,070 → ,
3,84
,
→ 2,1 cm
/ ,
Opgave 16
Oriëntatie:
Voor de foton-energie geldt ∙ . Voor de eenheid elektronvolt (eV) geldt 1 eV 1,6 ∙ 10 J.
Uitwerking:
a 35 keV 35 ∙ 10 1,6 ∙ 10 5,6 ∙ 10 J
, ∙
b ∙ → , ∙
8,5 ∙ 10 Hz
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larsclaesen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.51. You're not tied to anything after your purchase.