100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Goederenrecht hoorcolleges samenvatting $6.44
Add to cart

Summary

Goederenrecht hoorcolleges samenvatting

1 review
 43 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de hoorcolleges week 1 tot en met week 7. Veel voorbeelden. Dit vak wordt in jaar twee behandeld.

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Samenvatting van de hoorcolleges, het boek is naslag
  • September 9, 2019
  • 31
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: xlobles • 3 year ago

avatar-seller
Goederenrecht
H1
Goederen
Art. 3:1 BW: goederen zijn zaken en vermogensrechten.
Art. 3:2 BW en 3:6 BW

Zaken
Art. 3:2 BW: zaken zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Twee criteria:
1. Voor menselijke beheersing vatbaar (wanneer we het kunnen vastpakken en macht
erover kunnen uitoefenen);
2. Stoffelijke objecten (bepaald materiaal/stof).
Art. 3:2a lid 1: dieren zijn geen zaken.
Lid 2: regels van zaken zijn wel van toepassing op dieren.

Vermogensrechten
Art. 3:6 BW vermogensrechten: ‘Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een
ander recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk
voordeel, zijn vermogensrechten.’

Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde: een recht dat met een bepaalde
waarde is uit te drukken.
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; of
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen; of
3. De verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gestelde stoffelijk voordeel.

Overdraagbaar: hiermee wordt bedoeld dat de eigenaar van een bepaald recht dit recht aan
een ander mag overgeven.
Stoffelijk voordeel: hierbij kan je denken aan smartengeld: dit is erop gericht materieel
voordeel te verschaffen aan de rechthebbende van dat recht.
In ruil voor stoffelijk voordeel: voorbeeld: Stel er doet een buurman 1 keer per week
boodschappen omdat de ander slecht ter been is en geeft hiervoor een vergoeding. Dan is er
een recht: op het doen van boodschappen. Dit recht ontstaat in ruil voor stoffelijk voordeel:
de wekelijkse vergoeding.

Roerende en onroerende zaken
Onroerende zaken
Art. 3:3 lid 1 BW onroerende zaken: ‘Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen
delfstoffen, de met grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen die duurzaam met
de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of
werken.’




1

,De grond: hieronder verstaan we elk stuk grond. Tuin, park, weiland.
Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen: gesteenten en mineralen met een bepaalde
gebruikswaarde, die uit de grond worden gewonnen.
Beplantingen die met de grond zijn verenigd: bomen, struiken, planten en gewassen die in
de volle grond staan. Een plant in een pot is een roerende zaak, een plant in de tuin in de
grond is een onroerende zaak.
Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd: elk gebouw dat op of in de grond is
gebouwd, is een onroerende zaak. Deze zijn niet zomaar verplaatsbaar.

Roerende zaken
Art. 3:3 lid 2 BW bepaalt dat roerende zaken alle zaken zijn die niet onroerend zijn.
Roerende zaken zijn wel verplaatsbaar.

Hoofdzaak en bestanddeel
Art. 3:4 lid 1 BW bestanddeel: alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een
zaak.
Verkeersopvatting: hiermee wordt het maatschappelijk verkeer bedoeld, de omgang van
mensen met elkaar in de maatschappij. Het gaat om een mening die op een bepaald
moment door het merendeel van de maatschappij wordt onderschreven.
Een bestanddeel is iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een
andere zaak, de andere zaak wordt daarmee de hoofdzaak. Daarmee speelt de rol of een
zaak als voltooid wordt beschouwd wanneer het betreffende bestanddeel ontbreekt.
Voorbeeld: een fiets zonder zadel. Zonder zadel kan je niet fietsen.

Art. 3:4 lid 2 BW bestanddeel: ‘Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt
dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt
toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.’
Voorbeeld: je verliest je huissleutel, er moet een nieuw slot in de deur waardoor de deur
beschadigd wanneer het wordt vervangen.
Hoofdzaak: de deur, bestanddeel: slot.

Registergoederen en niet-registergoederen
Art: 3:10 BW registergoederen: ‘goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers (Kadaster) noodzakelijk is.’
Registergoederen zijn goederen (zaken of vermogensrechten) en een roerende of
onroerende zaak.
Overdracht: het goed van de ene persoon overgaat op de andere.
Art. 3:16 BW: er zijn openbare registers, waarin feiten die voor de rechtstoestand van
registergoederen van belang zijn worden opgenomen.

Onroerende zaken zijn altijd registergoederen.
Niet-registergoederen: alle goederen die geen registergoed zijn.




2

,Natuurlijke en burgerlijke vruchten, goede trouw
Natuurlijke vruchten
Art. 3:9 lid 1 BW natuurlijke vruchten: ‘zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van
andere zaken worden aangemerkt.’
Twee vereisten:
1. Het zijn zaken;
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken aangemerkt.
Voorbeelden: de appel is een zaak en is een vrucht volgens het maatschappelijk verkeer
namelijk de appelboom. Zo ook een puppy, dit is een zaak. En de moeder.

Art. 3:9 lid 4 BW: zelfstandige zaak: een natuurlijke zaak wordt een zelfstandige zaak op het
moment dat deze wordt afgescheiden.
- Wanneer een appel van de appelboom valt (of wordt geplukt), dan is de appel een
zelfstandige zaak geworden.
- Op het moment dat de puppy wordt geboren, is het een (zelfstandig) dier (een puppy
is immers geen zaak).

Burgerlijke vruchten
Art. 3:9 lid 2 BW: ‘rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt.’
1. Het zijn rechten;
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt.
- Voorbeeld 1: de rente over een geldbedrag dat op een spaarrekening staat: er is recht
op rente. Volgens verkeersopvatting wordt het recht op rente als vrucht van een
goed (het geld dat op de spaarrekening staat) aangemerkt. Dit is in het
maatschappelijk verkeer betaamt.
- De huuropbrengst van een woning: er is een recht op betaling van de huur. Dit wordt
volgens verkeersopvatting als vrucht van een goed (woning) betreft.

Rechten worden in dit geval vermogensrechten genoemd, rechten die op geld waardeerbaar
zijn.

Goede trouw
Art. 3:11 BW: goede trouw van een persoon ontbreekt wanneer:
1. Iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende;
2. Iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde te
kennen.
In eerste geval betreft het een persoon die weet dat er iets niet in orde is maar niets met die
wetenschap doet. Voorbeeld: je koopt een tweedehands telefoon maar je weet dat die
gestolen is, in dat geval ben je niet te goeder trouw.

In het tweede geval gaat het over een persoon die had moeten weten dat er iets niet klopte,
maar niets heeft ondernomen om dit te achterhalen. Voorbeeld: wanneer je een auto koopt
voor een lage prijs en het niet vertrouwd. Maar je koopt de auto toch, dan heb je een
onderzoeksplicht. Je moet onderzoeken of de auto niet gestolen is bijvoorbeeld.




3

, 2.1
Absolute rechten
Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus zowel een
recht op een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn. Een absoluut recht geldt ten
opzichte van iedereen. De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet.

Relatieve rechten
Relatieve rechten: worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het zijn rechten die
steeds tegen een bepaalde persoon werken: deze rechten gelden dus niet ten opzichte van
iedereen.


2.2
Absolute rechten kenmerken
- Vruchtgebruik (art. 3:201 BW);
- Pand (art. 3:227 BW);
- Hypotheek (art. 3:227 BW).
-
- Eigendom (art. 5:1 BW);
- Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW);
- Erfpacht (art. 5:85 BW);
- Opstal (art. 5:101 BW);
- Appartement (art. 106 BW).


-




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimvleeuwen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50064 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.44  1x  sold
  • (1)
Add to cart
Added