100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Orgaanfysiologie III (16/20 gehaald in eerste zit) $11.75
Add to cart

Summary

Samenvatting - Orgaanfysiologie III (16/20 gehaald in eerste zit)

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak orgaanfysiologie III. Ik was er in eerste zit door met een 16/20.

Preview 4 out of 59  pages

  • July 9, 2024
  • 59
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Orgaanfysiologie III
1. Coronaire insufficiëntie
Anatomie:
 Belangrijkste doodoorzaak = hart en vaatziekten
 Atherosclerose = belangrijkste oorzaak = vervetting van de vaatwand
 Coronairen vertrekken vlak na de aortaklep  2 aftakken vanuit de aorta
 right coronairy artery RCA = rechterkransslagader = bevloeit het rechter ventrikel en
de onderkant van het hart  rechterhart = bij verstopping niet meer werken en
afsterven
 left coronairy artery = vertrekt vanuit de hoofdstam (left main coronairy artery)
 left anterior descending artery (LAD) = bevloeit de voorwand
 circumflex = bevloeit de zijwand aan de linkerkant
 Elke tak is een terminale tak = geen anastomosen = geen verbindingen met andere
kransslagaders  zit er een verstopt dan kan er geen bloed meer aan = infarct
 Geen bloed door kransslagader  stuk dat erdoor bevloeit wordt zal beginnen afsterven
omdat het geen zuurstof en bloed krijgt

Fysiologie:
 Balans  tussen zuurstofverbruik van de hartspier en de zuurstoftoevoer via de coronaire
toevoer
 Zuurstof verbruik afhankelijk van:
 Hartfrequentie = hoe sneller het hart slaat, hoe meer zuurstof het zal verbruiken
 slagvolume = wordt bepaald door de wandspanning (hoeveelheid bloed ventrikel +
grootte) en de contractiliteit (soepelheid van de spier)
 wandspanning: hoe meer spanning op de wand, hoe groter het ventrikel is
en hoe meer het zal verbruiken  bepaalt door hoeveelheid bloed in
ventrikel en grootte van ventrikel
 intrinsieke contractiliteit myocyt: contractiliteit aangewakkerd door
spiercel zelf of bèta stimulerende middelen of andere middelen die de
hartspier gaan aanzetten tot inspanning = meer zuurstof verbruik 
contractiliteit wordt beïnvloedt door adrenaline of noradrenaline
aanwezig in het hart = bij inspanning
 Zuurstoftoevoer afhankelijk van:
 coronaire flow = de doorbloeding van de kransslagaders  kan verhoogd worden
 de hoeveelheid zuurstof die geëxtraheerd wordt:
 berekend door meting van hoeveelheid zuurstof die in de coronaire arterie
aanwezig is – hoeveelheid zuurstof die op het einde van de coronaire
circulatie eruit komt
 het verschil tussen de hoeveelheid zuurstof in de coronaire arterie en de
hoeveelheid zuurstof die in de coronaire venen achterblijft
 verschil tussen hoeveelheid zuurstof in veneus en arterieel bloed  in coronaire
sinus = hoofdstam van de venen (alle venen komen daar tesamen) = mond uit in
rechter atrium (VO2 = coronaire sinus); (AO2 = arterieel bloed)  afhankelijk van
hoeveel zuurstof er uit het bloed wordt getrokken door het hart = in rust bijna
maximaal = weinig winst + weinig verandering in

, Vulling van de coronairen is tijdens de diastole:
 de druk = niet dezelfde als in de arteriën en het hart
 druk in ventrikel daalt (aorta klep sluit)
 druk in mycard = lager dan aorta = instromen van bloed vanuit de aorta
 In systole:
 de druk in het ventrikel hetzelfde als in de arteriën
 geen bloed stromen van de aorta naar het myocard
 hogere bloeddruk = 120 mmHg
 Hartspiercellen:
 geen zuurstofschuld opbouwen
 aeroob werken = obligaat aeroob
 hartslagader verstopt = cellen gaan afsterven doordat ze geen zuurstof meer krijgen = zo
snel mogelijk verstopping openen (90 min voordat ze afsterven)
 Spiercellen:
 zuurstofschuld een deel opbouwen
 deels anaeroob werken wanneer zuurstof te kort = verzuren van de spieren
 Weerstand van de coronairen:
 de arteriolen = kleinere bloedvaten  niet te zien op coronaire angiografie
 bij ziekte kan het veranderen = de coronaire arteriën worden ziek = atherosclerose
krijgen  vernauwingen, verstoppingen,…
 Hart:
 zorgt maximaal voor zichzelf en de hersenen ook
 doorbloeding hangt af van locale factoren:
 metabole factoren:
 adenosine, CO2, pH, zuurstofspanning
 andotheliale factoren:
 NO
 Neurale factoren:
 Alfa en bèta adrenerge receptoren
 ter hoogte van de arteriolen zit de aanpassing
 Hart auto reguleert zichzelf  offert zich niet op voor andere organen  spieren en
spijsvertering kunnen tijdelijk met minder zuurstof doen  aanpassing ter hoogte arteriolen
voor meer of minder zuurstof

Pathofysiologie:
Wat er mis kan gaan?

 Teveel zuurstof verbruik:
 weinig ziektes waarbij deze schade aan de hartspier geeft
 het hart neemt zoveel zuurstof op
 Te weinig zuurstof aanvoer:
 loopt meestal mis  veel meer voorbeelden van + schade aan de hartspier
 AO2 – VO2

,Te weinig zuurstof toevoer:
AO2 – VO2:
 Hypoxie:
 Te weinig zuurstof in het bloed
 Oorzaak: longziekten
 Anemie:
 bloedarmoede  te weinig rode bloedcellen
 normale hemoglobine van 13-15 g/dl
 rond de 11 g/dl is niet zo een groot probleem,
 6-8 g/dl  hart moet harder pompen voor zuurstof rond te krijgen en de cel moet ook
zuurstof kunnen gebruiken  hart zal wel wat voelen
 combinatie van anemie en vernauwing van de kransslagader = bloedarmoede geeft aan
dat er klachten komen van de vernauwing
 bloedarmoede = niet erg genoeg voor schade aan het hart
 CO intoxicatie:
 vergiftiging = niet genoeg bindingen van hemoglobine voor zuurstof vrij
 CO bindt makkelijker aan hemoglobine en blijft er makkelijker op binden
 Meer dan 50% zal al problemen geven
 90% = niet meer compatibel met leven
 erge intoxicaties = aantasting van de hartspiercellen (kleine infarcten)

Coronaire flow:
normaalgezien geen drukverval in de arteriën  zieke kransslagaders = coronaire flow  stenoses =
veroorzaakt door atherosclerose = verkalking of vervetting van de hartspierwanden

 coronaire flow:
o stenoses = wand van het bloedvat gaat verdikken  atherosclerose As  komt meest
voor
o compressie = zeldzaam (kan soms van buitenaf door een draadje van de operatie =
dichtduwen van kransslagader)  tumoren komen zelden voor
o spasme = bloedvat springt gemakkelijk in een kramp
 cocaïne gebruik (andere drugs = minder effect)
 deels alpha adrenerg gemedieerd
 printzmetal = bepaalde aandoening  spontane kramp van kransslagaders
vooral bij mannen midden in de nacht = wakker worden met pijn op de borst 
gaat vanzelf over
 oudere mensen = vaker een stenose

, Te veel zuurstof verbruik:
 zuurstof verbruik stijgt bij beta adrenerge stimulatie = zelden genoeg om schade te geven
 hartfrequentie
 slagvolume
 hyperthyroïdie:
 = te hard werkende schildklier = verhoogd hartritme, diarree, warmte gevoel, verhoogd
metabolisme, vermageren
 Tachycardie  versneld en onregelmatig hartritme in rust  100-400 slagen per minuut
 Hartritmestoornissen  afwijking in het ritme van de hartslag
 Metabolisme neemt toe
 In combinatie met vernauwde kransslagaders = probleem
 Euthyroïdie:
 = normaal werkende schildklier
 Hypothyroïdie:
 = te traag werkende schildklier = vertraagd hartritme, trager metabolisme, koud gevoel,
constipatie, verdikking
 Aortaklepstenose:
 = vernauwing/verkalking en aan elkaar groeien van de klepblaadjes van de aortaklep
 minder goed open gaan/functioneren van de klep tijdens de systole
 er ontstaat een weerstand doordat de doorgang van de klep niet zo groot is als ervoor
(normale klep in systole schiet open = bijna geen weerstand)
 hart moet harder pompen om dezelfde bloeddruk te krijgen
o hart = deel van regulerend systeem met als doel een bepaalde bloeddruk te krijgen
o druk in aorta = lager dan de druk in het ventrikel  hart past zich aan door de druk in het
ventrikel te verhogen  hogere drukken opbouwen tijdens systole
o vaak voorkomend bij:
 mensen met 2 klepblaadjes, oudere mensen = gevoeliger voor aortaklepstenose
 hart past zich aan doordat de hartspier verdikt = hypertrofie
 zuurstofverbruik stijgt (aantal capillairen blijft dezelfde)
 aantal capillairen daalt in vergelijking met hoeveel er zijn per hartspierweefsel
(want hartspierweefsel stijgt en capillairen = constant)
o Meest voorkomende klep aandoening
 Aortaklep insufficiëntie
 lekken van de aorta klep
 probleem zit bij de diastole = bloed lekt naar de aorta vanuit het ventrikel vooraleer het
bloed weggepompt wordt
 Mitralisklep insufficiëntie
 verhinderen dat bloed van linkerventrikel naar linker atrium gaat
 lekken van de mitralis klep tijdens dat deze gesloten is  tijdens systole
 2de meest voorkomende aandoening
 Mitralisklep stenose
 Komt zelden voor bij ons
 Tijdens de diastole  bloed vanuit linker atrium naar het linkerventrikel
 zelden genoeg geven ze echte schade enkel aortaklepstenose geeft sowieso schade schade is
er wel indien gecombineerd met vernauwing van de coronairen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller drawingkve. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

48756 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$11.75
  • (0)
Add to cart
Added