Dit is een samenvatting van het vak verbintenissenrecht, gegeven in het jaar 2024 op KU Leuven aan de eerste jaar studenten. Ik ben naar alle lessen geweest en heb het gehele boek ook verwerkt in deze samenvatting. Ik was er zelf van de eerste keer door en heb dit document samen met mijn andere doc...
Titel II: Wat is een verbintenis?
Hoofdstuk I. Definitie en essentiële bestanddelen van de
verbintenis
Algemeen
Art. 5.1 BW: definitie verbintenis; rechtsband tussen twee of meer personen (rechtssubjecten: rechtspersonen
of natuurlijke personen) waarbij de schuldeiser van de schuldenaar een prestatie eist.
Synoniem; schuldvordering, persoonlijk recht, juridisch afdwingbare verplichting, vorderingsrecht)
Afdeling I. Een rechtsband tussen rechtssubjecten
Tussen rechtssubjecten
Doet rechtsband ontstaan tussen rechtssubjecten (rechtspersoon en natuurlijke personen)
Contractuele verb vereist handelingsbekwaamheid (buitencontractuele verb. Is wilsbekwaamheid voldoende)
Afbakening met zakelijke rechten
2 opvattingen over het onderscheid tussen een pers R en zakelijk R:
1) Met betrekking tot de rechtsband: Persoonlijke rechten : creëert rechtsband tussen rechtssubjecten
Zakelijke rechten: creëert rechtsband tussen rechtssubject en rechtsobject
Bv. erfpacht, vruchtgebruik: rechtstreekse aanspraak op een zaak (art. 3.3 BW) -> vorderingsrecht
2) Op vlak van tegenwerpelijkheid
pers R: tegenwerpelijk inter partes, tussen bep partijen <-> zak R: erga omnes
Persoonlijke rechten hebben over het algemeen geen institutionele publiciteitsvoorschriften waardoor derden niet
noodzakelijk kennis hebben vd verb)
<-> zakelijke R: numerus clausus-beginsel; limitatief opgesomd in wet (art. 3.3 BW)
Afdeling II. In rechte afdwingbaar?
Uitgangspunt
de nakoming van een verbintenis is in rechte afdwingbaar, er is een vorderingsmogelijkheid (kunt dus bv.
schadevergoeding eisen)
Uitzondering op afdwingingsmogelijkheden: natuurlijke verbintenis
Natuurlijke verbintenis (art. 5.2 BW): als SA verb niet nakomt kan SE niet tot toe dwingen (= niet in rechte
afdwingbaar) maar de verbintenis bestaat wel
bv. verjaarde schuld (verbintenis waarvan de verjaringstermijn is verstreken; is nog altijd een verbintenis, een
verplichting maar is nu niet meer juridisch afdwingbaar)
Grijze zone (zit tussen natuurlijke verb en verb):
bv. patronaatsverklaring
Hoofdstuk II. Soorten verbintenissen
Afdeling I. Tweedeling: resultaatsverbintenis en inspanningsverbintenis
1) Resultaatsverbintenis: (art. 5.72 BW); belooft bepaald resultaat
Garantieverbintenis: altijd beloofd resultaat bereiken, overmacht is uitgesloten bv. brandverzekering
2) Inspanningsverbintenis: (art. 5.72 BW); verb die SA verplicht alle zorg te verstrekken die eigen is aan een
voorzichtig en redelijk persoon
Interpretatie
Ideaalscenario: opgenomen in contract als resultaatsverbintenis of inspanningsverbintenis
bv. corona: nood vaccins voorrang Engeland => resultaatsverb in contract met farmaceutisch bedrijf
<-> andere landen in contract clausule; ‘…ons best doen zoveel vaccins per maand leveren’
Niet in contract: nagaan wat gemeenschappelijke bedoelingen a/d hand v/d gemeenrechtelijk
interpretatieregels (zie titel 3, HF 2, afdeling V, p48)
Bij gebreke aan andere elementen vaak afgeleid aard prestatie: hoe zeker resultaat?
, bv. arts niet beloven genezen, medisch contract inspanningsverbintenis, staat in deontologie artsen
bv . advocaat: verbindt een hoger beroep in te stellen binnen bep tijd = resultaatsverbintenis maar mag/kan
niet gunstig vonnis beloven want = inspanningsverbintenis (vonnis rechter onzeker, kun je niet voorspellen)
Bewijslast:
Resultaatsverbintenis: bewijslast rust op SA => beloofde resultaat niet bereikt SA moeten aantonen dat door
overmacht (bv. ik beloof/verbindt installeren kraan bij Jef, kraan na jaar niet geïnstalleerd terwijl ik mij had
verbonden tot het installeren van die kraan binnen een jaar, Ik bewijzen uitblijven beloofde result overmacht)
Inspanningsverbintenis/middelenverbintenis: bewijslast rust bij SE dat SA niet alle zorg heeft gedragen zoals
een voorzichtig en redelijk persoon doet
Afdeling II. Verbintenis tot doen, verbintenis tot geven, verbintenis tot niet-
doen
1) Verbintenis iets te doen: verbintenis om een materiële handeling te stellen
bv. aannemingscontract: wc installeren, repareren van een wasmachine, zwangerschapsafbreking (= ook een
aannemingscontract) of een bewaargeving (bv. hond bewaren terwijl je op vakantie bent)
2) Verbintenis om iets niet te doen: ontstaat onthoudingsplicht voor de SA
bv. geheimhoudingsplicht, niet-concurrentiebeding
3) Verbintenis om iets te geven: verbintenis om een zakelijk recht over te dragen
Uitgedoofd doordat ze ontstaat bv. eigendomsoverdracht: spreek af met Bo om boek aan haar geven, dit nu
haar eigendom want is wilsovereenstemming
Titel III Verbintenissen uit
rechtshandeling
Algemeen
Een rechtshandeling is een handeling waarmee je rechtsgevolgen beoogd
1. Eenzijdige rechtshandeling: wilsuiting waarbij één persoon de bedoeling heeft om rechtsgevolgen te doen
ontstaan (art. 5.125 BW)
2. Meerzijdige rechtshandeling/contract: contract, wilsovereenstemming tussen twee of meer personen met
de bedoeling rechtsgevolgen te doen ontstaan (art. 5.4 BW)
Hoofdstuk I. Typologie van de contracten
Afdeling I. Benoemde, onbenoemde en gemengde contracten:
Lex specialis derogat legi generalis
GemeenR < bijz R: moet primeren op alg wet (iets toevoegen) => art. 5.13 BW
Benoemde, onbenoemde en gemengde contracten
Benoemd: onderworpen aan bijzondere wettelijk regime waar partijen niet van mogen afwijken (BW of
daarbuiten)
Bv. koop, huur, lastgeving, aanneming (staat er iets in het bijz regime? -> toepassen anders op alg verbR; boek 5
want bijz reg primeert alg regel)
Onbenoemde contracten: zijn een aantal contracten waar de wetgever nog geen aandacht (bv. bestond nog niet)
bv. sponsoringscontract, franchisingcontract (bv. aantal winkels van Delhaize verzelfstandigen, wel nog merk
Delhaize maar eigen rechtspersoon of bv. McDonald’s) of factoringcontract
Gemengde contracten: kenmerken van verschillende benoemde contracten
bv. leasingcontract (= gemengd contract; staat niet in BW; combinatie van huur en koop) of Ikea komt kast in
elkaar steken bij koop (= koop-aanneming)
Welke regels zijn nu van toepassing?
Soms voorziet wetgever zelf in de oplossing bv. gemengde koop-aanneming in B2C-verhouding (art. 1649bis,
§2, derde lid oud BW) anders verschillende mogelijke theorieën:
i. Kwalificatie als sui generis-contract: soort op maat gemaakt contract
ii. Absorptieleer: regels v voornaamste component vh contr v toep op gehele contract (absorbeert)
, iii.Combinatieleer: versch componenten vh contract afzonderlijk houden en elk onderwerpen aan eigen
regime
Voorrang aan de combinatieleer: op elk luik passen we de eigen regels toe
Nieuw BW: toepassing combinatie- en absorptieleer (art. 5.67 BW)
Afdeling II. Consensuele, vormelijke (plechtige) en zakelijke contracten: (Art.
5.5 BW)
§1. Consensualisme als uitgangspunt
Uitgangspunt: consensualisme
contracten komen consensueel (behoudens anders bepaald) tot stand (= consensueel bij loutere
wilsovereenstemming). (art. 5.28 BW)
consensueel wanneer… (art. 5.5, eerste lid BW)
Door loutere wilsovereenstemming ontstaan alle verbrechtelijke en zakenrechtelijke gevolgen uit contr
Wilsovereenstemming moet betrekking hebben op…
1) Essentiële kenmerken: alle elementen uit aard vd contracten bv. prijs en goed bij koop
2) Substantiële kenmerken: elementen die de partijen hebben toegevoegd omdat ze een doorslaggevende
betekenis aan deze elementen hebben toegekend
Eerste voorbeeld: koop is een consensueel contract (art. 1583 oud BW) koop grond voor x prijs (= essentieel
kenmerk) en eis ook op onroerend goed huis bouwen (= substantieel kenmerk)
koop ontstaat en is verbindend door de loutere wilsovereenstemming (= consensueel contract) -> stel
iemand biedt later meer dan nog is de koop tot stand gekomen en is het eigendom van jou
=> Naar notaris? Niet om koop tot stand maar notariële akte nodig voor de overschrijving in
hypotheekregisters (= voorwaarde voor de tegenwerpelijkheid aan derden; zodat ze er van op de hoogte
zijn) maar tssn partijen in principe niet nodig, doet geen afbreuk aan dat het een consensueel contract is
bijkomende vereisten waaraan moeten voldaan zijn voor de tegenwerpelijkheid aan derden of voor het
bewijs maakt het consensueel contract niet tot een vormelijk contract
§2. Vormelijke contracten als uitzondering op consensualisme
Eerste uitzondering: vormelijke contracten als uitzondering op het consensualisme
Door de wet opgelegde uitzondering
Vormelijk contract (‘plechtig contract’) is een contract dat voor zijn geldigheid onderworpen is aan een
vormvereiste (art. 5.5, tweede lid BW) omdat het risicovol is, niet alledaags
Bv. schenking (komt pas tot stand bij een authentieke akte), hypotheek of huwelijkscontract
Eerste voorbeeld: buurman en buurvrouw => buurvrouw belofte om stuk tuin te geven zodat buurman
verkaveling, buurvrouw overlijd voor notariële akte => enkel schenkingsbelofte = niet genoeg moet not akt
Tweede uitzondering: Subjectief plechtige contracten
Bestaat op grond van de wet maar ook door een contractuele clausule: contractueel van het formele
consensualisme afwijken (want van aanvullend recht)
Bv. bedingen dat in het contract dat Lien pas eigenaar bij opstellen notariële akte
§3. Zakelijke contracten als uitzondering op consensualisme
Derde uitzondering: zakelijke contracten
Door de wet opgelegde uitzondering
Zakelijk contract ontstaat bij afgifte vh goed (bv. huisdier, boek, …)
Zolang de afgifte niet is gebeurd, bestaat het contract niet
Uitzondering: handgift (= zakelijk contract), bij roerende goederen mag je een schenking doen bij wijze van
handgift (tot stand door afgifte goed) => afbreuk plechtige karakter schenking, ook overgave zakelijk recht
Zakelijke contracten en zakelijke rechten hebben niets met elkaar te maken: een zakelijk recht gaat niet altijd
over (bv. bewaargeving)
Bv. bewaargevingsbelofte; ik beloof voor het dier te zorgen, maar moet goed ook afgeven (art. 1919 oud BW;
geen benoemd contract van bewaargeving ontstaat zonder fictieve of werkelijke afgifte) of lening; zodra
bank ter beschikking gesteld heeft, afgegeven heeft
, §4. Vierde uitzondering op consensualisme: uit aard vh goed:
bv. koop v toekomstig goed -> als goed ontstaat, auto bestaat nog niet dus wachten tot geproduceerd (art. 3.14
BW)
bv. bij soortgoederen (bestaan duizenden Porsche): op moment specificatie van een soort goed (= Porsche laten
‘tunen’ nu specifiek goed) -> eigenaar wordt
Afdeling III. Eenzijdige en wederkerige contracten (art. 5.6 BW)
Eenzijdig contract: maar één partij heeft een verbintenis bv. bruikleen (art. 1875 oud BW; ene partij geeft zaak
af zodat de ander er gebruik van kan maken , geen tegenprestatie verreist), lening op interest, schenking,
bewaargeving ten kosteloze titel, lastgeving ten kosteloze titel
<-> Eenzijdige rechtshandeling: rechtshandeling gebaseerd op de wil van één persoon <-> meerzijdige
rechtshandeling; wil van twee of meer personen
Wederkerig contract: tov elkaar verbonden, allebei een verbintenis (= meerzijdige rechtshandeling) bv. huur,
koop, bezoldigde bewaargeving
Belang van het onderscheid
1) Voor ontbinding: eenzijdig slechts ontbonden als uitdrukkelijke ontbindingsclausule (= uitdrukkelijk
ontbindend beding) in contract, een wederkerig contract (stilzwijgend ontbindend beding kan toegepast
worden)
2) Risicoregeling: wie draagt risico van overmacht
3) Bewijsregels verschillen
Onvolmaakt wederkerige contracten
Sommige eenzijdige contracten kunnen wederkerig worden, er ontstaat tijdens de uitvoering een verbintenis
voor de partij die er eerst geen had
Bv. bewaarnemer kosten moet maken om het goed te behouden (art. 1947 oud BW)
Sommige eenzijdige contracten kunnen wederkerig worden: als in bewaargegeven goed schade veroorzaakt bv.
hond in bewaargeving heeft duur tapijt kapotgebeten = onvolmaakt wederkerig contract
Afdeling IV. Contracten onder bezwarende titel en ten kosteloze titel (art. 5.7
BW)
Ten bezwarende titel: voor elke partij een voordeel
Ten kosteloze titel: partij die zorgt voor een voordeel van een ander maar krijgt in ruil geen voordeel terug bv.
schenking (= meerzijdige rechtshandeling, eenzijdig contract, ten kosteloze titel)
Onderscheid van belang: bij contracten om niet/ten kosteloze titel op verschil punten strenger, wantrouwiger en
beperkter dan onder bezwarende titel strenger en beperkter
Afdeling V. Vergeldende en kanscontracten (art. 5.8 BW)
Vergeldende contracten: bij de totstandkoming zijn de wederkerige prestaties gelijkwaardig beschouwd
Kanscontract: gelijkwaardigheid onzeker, weet niet of bv. het verzekerde risico zich zal voordoen bv.
verzekeringscontract, spelcontract, verkoop op lijfrente (verkoop op lijfrente; koper moet elke maand betaling
doen zolang verkoper leeft en weet niet op voorhand hoe lang die leeft)
Belang van onderscheid
kanscontract kan niet nietig verklaard worden op grond van benadeling
Afdeling VI. Raamcontract (‘kadercontract’) (art. 5.9 BW)
Contract waarbij de partijen de algemene principes/kader overeenkomen waarbinnen zij latere
uitvoeringscontracten zullen sluiten
bv. een koopconcessie: Fordfabrikant verleent koopconcessie aan een autodealer waardoor deze dealer het recht
krijgt om op spec locatie Ford-auto’s verkopen, autodealer wel voldoen bep richtlijnen/algemene principes
Belang dat raamcontract de uitvoeringscontracten overkoepeld:
- De bedingen van een raamcontract gelden ook voor de uitvoeringscontracten (tenzij de partijen anders zijn
overeengekomen) => raamcontract (lex generalis) en uitvoeringscontract (lex specialis)
- Verbintenissen die uit verschillende contracten maar door één raamcontract worden gevat zijn objectief
samenhangend
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauravanlaer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.02. You're not tied to anything after your purchase.