Examenvragen Inleiding tot de Culturele Studies ()
Inleiding tot de Culturele Studies [F0AS1a] ()
Katholieke Universiteit Leuven
Lector: Stijn De Cauwer
Punt examen: 18/20
Inleiding tot de Culturele Studies [F0AS1a]
All documents for this subject (1)
1
review
By: pauliendescamps • 4 year ago
Seller
Follow
vincentleenaerts
Reviews received
Content preview
1. Kan je iets vertellen over “cultural studies” als discipline in Groot-
Brittannië? Wat was de context? Hoe zag Raymond Williams het begrip
“cultuur” in “Culture is ordinary”?
Culturele studies ontstond in Groot-Brittannië als academische discipline in 1964.
• Oprichting van het CCCS: Centre for Contemporary Cultural Studies (Birmingham)
WAAROM?
• Als reactie tegen andere disciplines zoals Kunstwetenschappen (enkel hoge cultuur),
Sociologie (geen subculturen), Literatuurwetenschappen (geen sci-fi, zines, digitale
literatuur), Filosofie (geen kritische, post-koloniale, feministische theorie) en
Antropologie (bestudeert andere culturen)
→ Britse universiteiten beschouwden cultuur enkel als hoge cultuur, iets wat de
arbeidsklassen niet kenden. Williams gaat zich hier tegen afzetten in zijn culture is
ordinary.
WAT?
• Interdisciplinair (cultuur bestuderen vereist meer dan 1 benadering)
• Steeds evoluerend
• Openheid voor nieuwe vormen (niet enkel hoge cultuur, maar ook populaire cultuur)
• Kritische benadering
2 PERIODES
• Algemeen: groot belang voor opkomst van ‘Nieuw Links’
• 1e generatie: Raymond Williams, Richard Hoggart, Edward Thompson (groot belang
voor literatuur en geschiedenis)
• Williams
o Focus op ‘working class’
o In 1958 brengt Williams boek uit: ‘Culture is ordinary’ waarmee hij vastgeroeste
opvattingen over cultuur wil opentrekken. Cultuur is niet enkele hoge cultuur,
het is ook wat behoort toch de dagelijkse leefwereld van de arbeiders (niet enkel
massa cultuur, ook zij kunnen hoge cultuur waarderen).
o Cultuur is een heterogeen gegeven. Het is iets ordinary, iedereen beleeft het. Hij
gaat in tegen de tweedeling waarbiij men denkt dat hoge cultuur enkel voor
mensen van hogere klassen is.
o Hij schreef het als reactie tegen het new criticism van zijn leraar Leavis die stelde
dat veranderingen in de samenleving hadden geleid tot lelijkheid en een vulgaire
massacultuur. Williams zelf vond dat verandering niet noodzakelijk slecht is, het
zou zorgen voor transformatie en dynamiek. Veranderingen laat mogelijkheiden
toe, meer mensen krijgen toegang tot cultuurvormen.
o (Invloed en kritiek op het Marxisme = er is volgens Williams ook een verband
tussen klassen en cultuur. De bourgeoisecultuur is de dominante cultuur MAAR
de minder gegoede klassen hebben ook cultuur. Cultuur moet groeien vanuit de
mensen zelf en kan niet door de staat worden opgelegd.
• 2e generatie: Stuart Hall, Paul Gilroy, Angela McRobbie (aandacht verschuift naar
feminisme en racisme)
o Focus verschuift naar jongerenculturen en subculturen
,2. Hoe analyseert Roland Barthes foto’s in Mythologies en Le message
photographique (denotatie/connotatie)? Kan je voorbeelden geven? Hoe ziet
Barthes het ideologische van foto’s?
Roland Barthes: Franse literatuurwetenschapper, semioticus en filosoof. Hij gaat structurele
benadering van Saussure en Levi-Strauss toepassen op de alledaagse dingen als reclame,
mode, fotografie – dit zorgt voor een langzame van structuralisme naar post-structuralisme.
Analyseren van foto’s in:
Mythologies (werk dat hij in 1957 uitbracht)
• Hier bespreekt hij korte teksten over standaard populaire fenomenen (eifeltoren,
afbeeldingen, reclame,…) waarin hij allerlei ideologische mythes herkent. Een mythe
suggereert een norm waarnaar de maatschappij geordend wordt (Mythe = spraak,
een communicatiesysteem). Een mythe suggereert ook een tweede betekenis, er
wordt meer verteld dan wat je letterlijk ziet (= connotatie). Door tekens te
analyseren beweert Barthes dat hij deze mythes kan ontmaskeren. Er wordt steeds
een bepaalde boodschap gecommuniceerd, een bepaalde betekenis wordt
gecreëerd.
→ De mythe is een secundaire betekenis die zich ent op een eerste, meer letterlijke
betekenis (= Denotatie = hetgeen wat we als eerste zien, de letterlijke weergave), die naar
de achtergrond wordt verwezen. Er wordt iets meer verteld dan wat met ziet (=connotatie)
→ Bv: reclame die prestige of een levensstijl suggereert (sigaretreclame jaren 60).
• A.d.h.v. semiotiek of semiologie kan je mythes leren “lezen”. Hoe iemand zich moet
gedragen, hoe iemand eruit moet zien, zit verstopt in al deze dagelijkse mythes. Het
zijn culturele boodschappen of thema’s. De mythe is een semiologisch systeem van
de tweede graad: een eerste tekensysteem (objecttaal) wordt de betekenaar van
een tweede tekensysteem (metataal).
→ voorbeeld 2: Cover Paris Match (koloniaal bewind dat gepromoot wordt). 1ste
tekensysteem: er wordt verondersteld dat jongen de Franse vlag salueert (denotatie). 2de
tekensysteem, de myhte = overal in de gekoloniseerde landen is men trouw aan Frankrijk
(conotatie).
→ voorbeeld 1: vrouw die tanden poetst (betekenaar (hoe je het ziet) + betekenis (wat het
is) denotatie) ( = denotatie )verwijst naar een tweede betekenaar op een ander niveau, voor
een mythe (door tanden te poetsen, word je mooi) (= connotatie)
, Le message photographique:
Deze tekst focust vooral op persfotografie. Hoewel we geen connotatie van persofotografie
verwachten (het zou objectief moeten zijn), is het vaak toch sterk aanwezig.
De fotografische paradox: denotatie en connotatie.
• Denotatie: de ‘continue’ boodschap, een boodschap zonder code, analogon. Enkel
foto heeft dit, volgens Barthes, geen tekening of schilderij.
• Connotatie: de ‘stijl’ van de foto. Het culturele element, de retoriek van de foto, de
manier waarop een maatschappij communiceert wat het over de foto denkt.
• Paradox: de co-existentie van 2 boodschappen (de denotative en de connotie, the
one without a code, the other with a code)
Manieren van connotatie:
• Kunstmatige effecten, trucjes (vervalste foto, connotatie wordt voorgedaan als
denotatie)
• De pose: suggereert een bepaalde connotatie (kennedy die bidt)
• Objecten: bepaalden objecten in de foto kunnen een bepaalde con suggereren (boek
: intellectueel, tomaten, pasta…: italianiciteit)
• Photogenia: speciale belichting of effecten om con te suggereren.
Hoe ziet hij het ideologische van foto’s? (connotatie en ideologie)
• Ideologie is esthetisch, in de presentatie: willekeurige of gekozen opvattingen
worden voorgesteld als natuurlijk.
• Een connotatie is niet neutraal maar is eigenlijk heel politiek en is dus eigenlijk altijd
een ideologie. Deze ideologie is echter altijd verborgen, anders zou de ideologie
afgewezen kunnen worden. De connotatie doet zich dus altijd voor als een
denotatie.
(Bestaat een pure denotatie? Barthes haalt zijn eigen theorie onderuit omdat dit eigenlijk
niet bestaat.)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vincentleenaerts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.