Samenvatting notities, slides en handboek (Van blokdruk tot blog. Omgaan met informatie en tekstgenres in de geesteswetenschappen)
Samenvatting L-Informatievaardigheden [F0YR2a] ()
Katholieke Universiteit Leuven
Lector: Koenraad Brosens
Punt Examen: 14/20
Waarom dit vak? 3 fases wetenschappelijk Onderzoek:
• Heuristiek = Het zoeken en oplijsten van informatie, gevonden in boeken en
databanken (heeft de vorm van een werkbibliografie)
• Hermeneutiek = De kritische interpretatie, verklaring, evaluatie van informatie
gevonden tijdens de heuristiek
• Synthese = het communiceren van nieuwe inzichten en resultaten die verworven
zijn tijdens de hermeneutiek.
→ Deze 3 fasen lopen niet lineair, maar cyclisch. In regel begint het onderzoek bij de
heuristische fase en gaat het dan over naar hermeneutiek, maar in de praktijk is dit niet
zo. Bij nieuwgevonden informatie wordt er teruggekeerd naar de vorige fase. Het is dus
hard en tijdrovend werk.
Focus binnen informatievaardigheden → waar en hoe zoeken we informatie?
Informatielandschappen:
• Pre-digitaal = het zoeken en vinden van informatie is een trage intellectuele,
lichamelijke en zintuiglijke ervaring (bibliotheek)
• Digitaal = het zoeken en vinden van informatie voelt als een gejaagd proces. We
kunnen onze positie moeilijk bepalen.
Inleiding en begrippen
Wat verstaan we onder informatie? Wat zoeken we?
• Informatie die we kunnen vinden in documenten (= drager van informatie)
(Data → information → knowledge → wisdom)
→ Data is de brede basis, wijsheid is van essentieel belang.
Hoe zijn documenten geordend?
• In Boomstructuur (= hiërarchie = taxonomie=ordening van informatie op basis
van metadata)
→ Documenten → tekst →Boeken → …
→ Artikel → peer-reviewed
→ Beeld → …
→ Geluid → …
Documenten zijn geordend in boomstructuren dankzij metadata (gegevens over
documenten, krachtige elementen die ingebakken zijn elk document)
• Vb: Bob Dylan (de titel, uitgever, jaar uitgave, enz. zijn metadata)
• Vb: Lettertype, hoogte boek, kleuren en cover, dikte, …
,Documenten kunnen geordend zijn (vb. In bibliotheken) op basis van:
• Hoogte (zodat er geen ruimte verloren gaat), Thematisch (zelfde onderwerpen bij
elkaar), Chronologisch (op datum)
→ Wanneer documenten goed geordend zijn heb je er ook een directe
toegankelijkheid over.
→ Er kan een indirecte toegankelijkheid ontstaan wanneer het aantal
documenten alsmaar groter wordt. Dit kan opgelost worden a.d.h.v. een
navigatie-instrument (vb. Bibliotheekcatalogus)
→ Van elk boek in de kast noteren we metadata
Vb: familienaam auteur, naam auteur, titel, ondertitel, plaats van uitgave,
jaar van uitgave, plaats in de kast
= bibliografische referentie
= surrogaatdocument (surrogaat = vervangend). In dit surrogaatdocument ga je
opzoek naar metadata die overeenkomen met je zoektermen die zo de brandstof
van je onderzoek vormen.
→ Verzameling van surrogaatdocument (= bibliotheekcatalogus)
Onderzoekers stellen een onderzoeksvraag. Zo een vraag bestaat uit betekenisvolle termen.
• Vb. Liet TS Eliot zich beinvloeden door middeleeuwse Franse poëzie?
= zoektermen
• Wanneer we zoektermen opzoeken in een navigatie-instrument, zoals een
bibcatalogus, zoeken we in de surrogaatdocumenten metadata die identiek zijn
aan de zoektermen.
Hoe vinden we documenten:
1. (Zoektermen)
2. Onderzoeksvraag
3. Parate kennis
4. Synoniemen en vertalingen
5. Naslagwerken
→ Belangrijk om zoektermen zorgvuldig te beheren.
→ We moeten manieren vinden om ons denken/ documenten te organiseren!
Samenvatting:
• Geesteswetenschappers zijn voortdurend op zoek naar informatie (d/i/k/w).
• Informatie zit opgeslagen in documenten.
• Documenten kunnen we in boomstructuren ordenen dankzij metadata.
• Metadata laten ook toe surrogaatdocumenten maken.
• Gebundelde surrogaatdocumenten vormen navigatie-instrumenten.
• Navigatie-instrumenten maken indirecte toegankelijkheid tot documenten
mogelijk.
• We kunnen er immers onze zoektermen in opzoeken, en zo relevante
documenten vinden.
,Zoeken – een stappenplan
Stap 0: Orde en organisatie
Stap 1: Het formuleren van een zoekvraag en het oplijsten van zoektermen vormen.
Stap 2: Navigeren in het pre-digitale informatielandschap
Het pre-digitale informatielandschap
Voor de boekdrukkunst (tot 1450)
Stap 2.1 Wat is het pre-digitale informatielandschap?
• Orale traditie
• Tekensystemen
• Schrift (pictogrammen/ symbolen voor klanken)
→ Hebben dragers nodig (waarop het werd geschreven)
• Kleitablet, Papyrusrol, Papier, Perkament (vanaf 1ste eeuw vC vellen perkament
geplooid en gevonden in boeken (codex)
• Manuscripten (werden gebruikt en geschreven in kloosters)
• Boekdrukkunst/blokdrukken (7de eeuw in China en Japan, rond 1300 in Parijs)
→ In deze periode hadden weinig mensen toegang tot documenten. Er was in deze
periode een grote controle op informatie (door de politieke, religieuze en
economische elite). De elite hielden deze documenten voor zichzelf en verspreidden dit
niet onder de bevolking.
1450-1945:
Stap 2.2 Hoe probeerde men informatie te organiseren?
Johannes Gutenberg (‘uitvinder’ boekdrukkunst in Europa)
= De uitvinding ging gepaard met een informatie-explosie. Iedereen had opeens toegang
tot informatie, iedereen kon opeens informatie maken en verspreiden. Vanaf deze
periode heerst er een constante groei van informatie. Velen vonden dit positief
(iedereen begon te lezen) maar de elite niet. Zij verliezen plots de controle over dit
informatielandschap.
Gevolg = Een lijst gemaakt (index) van verboden boeken. Dit omwille van
bezorgdheid en autoriteiten.
• Ook de culturati (Andrew Marvell) waren bezorgd. De mens werd ongelukkig
omdat ze alles in vraag gingen stellen.
• Ook de geleerden (vb: Erasmus, Burton) waren bezorgd omdat:
o Er fouten werden verspreid, Duurzaamheid van papier werd ook in twijfel
getrokken, Information overload (overspoeling van informatie),
Information redundancy (dubbel op, veel boeken met gelijkaardige
informatie werden verspreid → redundantie) en Plagiaat
→ Naslagwerken werden op de korrel genomen
,Technologieën vanaf 19e en 20ste eeuw:
Vanaf de 19e en begin 20e eeuw veranderde het informatielandschap door de
ontwikkeling van nieuwe informatie communicatietechnologieën. Enkele spilfiguren:
• Charles Babbage: bedacht en beschreef de eerste computer op het moment dat er
nog geen materiaal voorhanden was om een computer te bouwen.
• Herman Hollerith: machine om ponskaart info te lezen
• Alan Turing: universal computing machines (1936); eerste idee van computer
zoals we hem vandaag kennen; machines die elk probleem zouden kunnen
oplossen indien het probleem als een algoritme voorgesteld kan worden; kraakte
mee nazi-codes in WOII
• Claude Shannon: belangrijkste masterthesis 20e eeuw (1937); over hoe
computers a.d.h.v. algoritmes efficiënter kunnen werken. Gaat over wiskundige
structuren om elektrische schakelaars en circuits te programmeren.
Organisatie van informatie:
1. Geheugen:
Het wantrouwen van de bezorgde autoriteiten wilde blijven steunen op de mondelinge
traditie en dus ook op het geheugen. Peter van Ravenna publiceerde in 1491 een
geheugensysteem (‘geheugenpaleis’). → reactie Engelse filosoof Francis Bacon: hij
wilde een open acces dynamiek waarbij alle bevindingen uit observaties open
gepubliceerd zouden moeten worden opdat fouten opgemerkt kunnen worden. Nieuw
kennisproject (Empirisme) dat gebaseerd is op waarheden en kritisch denken.
2. Bibliotheek en Bibliotheekcatalogus:
Oudheid:
• ‘Nationale’ bibliotheeken reeds rond 1400 - 1000 v.Chr. in China, Egypte en India
• Assurbanipal : 7e eeuw v.Chr.; bestond uit duizenden kleitabletten
• Bibliotheek van Alexandrië: 300 v.Chr.; gestolen boeken
Middeleeuwen:
▪ 10de eeuw: Ibn al-nadim schreef de Kitab al-fihrist = bibliografie. Hij wilde
zoveel mogelijk metadata/informatie verzamelen over werken in het Arabisch
door verschillende volkeren.
• 16de eeuw : Conrad Gesner: universele bibliotheekcatalogus (zie bibliografie). Is
bang voor lacune in kennis en de angst dat die lacune nooit gevuld kan worden.
De wereld wordt een betere wereld als mensen meer kennis hebben. Gesner gaat
documenten uit verschillende talen herwerken tot surrogaatdocumenten. Hij
gaat ook informatie uitknippen, hij is namelijk bang om fouten te maken bij
transcripties en vindt informatie belangrijker dan het object. Hij ordent al deze
stukjes samen zodat er uiteindelijk een bibliografie ontstaat (= beredeneerde
universele bibliografie). Hij stelt een index op basis van onderwerp omdat niet
alle documenten een auteursnaam hebben (=Bibliotheekcatalogus op basis van
index met een plaatsingsnummer.)
,18de – 19de eeuw:
▪ Er moet een gestroomlijnd systeem komen om informatielandschap in kaart te
brengen → dmv speelkaarten (Nationale Kaartcatalogus). Metadata
organiseren op speelkaarten (1 kant bedrukt en steekkaarten hebben allemaal de
juiste vorm en men kon die makkelijk opsturen naar Parijs). (Lange referentie:
aas= weinig bedrukking op de kaart.) heel het systeem is gefaald omdat
bibliothecarissen allerhande info opschreven. Idee: overkoepelende index van
alle bibliotheek collecties uit heel Frankrijk.
• Antonio Panizzi: Bibliothecaris. Bibliotheekcatalogus British Museum
herdenken. Hij focuste op toegankelijkheid en democratisering van informatie en
introduceerde voorgedrukte kaartjes met een aantal lege metadatavelden om
boeken aan te vragen. Ontstaan ‘panizziaanse bibliotheekcatalogus’ op basis van
91 regels.
• Melville Dewey: Ontwikkelde Dewey Decimal system of Classification (DDC) dat
door standaardisatie voor vereenvoudiging en democratisering in het vinden van
informatie zorgde. Hij ontwikkelde ook de Library Hand, een makkelijk leesbaar
handschrift dat alle informatiebeheerders moesten gebruiken (hij vond
verschillende handschriften ook een groot probleem, alle bibliothecarissen
moeten op dezelfde manier schrijven)
• Charles Ammi Cutter: Hij ontwikkelde een alternatief voor Dewey’s systeem,
namelijk het Expansive Classification System. Dit moest tonen welke boeken een
bib had, gebruikers helpen een boek te vinden en helpen een boek te kiezen. Hij
schreef essay The Buffalo Public Library in 1983 (1883) over hoe een bib er zou
moeten uitzien in de toekomst.
Invloed Dewey & Cutter:
• Vervrouwelijking in het beroep van informatiebeheerder
• Democratisering informatie door vereenvoudiging v.h. systeem
• Gebruik van nieuwe technologieën die zorgde voor automatisering wat de kwaliteit van
indirecte toegang verhoogde
• Gebruik van classificatiesystemen in tal van bibliotheken in de VS wat zorgde voor een
hiërarchische opbouw en compartimentering van kennis
• Otlet: Belg en vader van informatiewetenschap. Hij ontwikkelde de Universal
Decimal Classification (DMC) waarbij gebruik werd gemaakt van index-kaarten.
Hij geloofde in de creatie van een Cité mondiale en zag informatie als
knooppunten in dynamische netwerken. Hij beschreef de Mondothèque als een
kennisapparaat waar informatiezoekers toegang hadden tot alle boeken en ook
zelf informatiemakers konden worden (een collectief kennisproject waarbij ook
gebruikt werd gemaakt van de telefoon en microfotgrafie → voorloper van
Wikipedia). Hij schreef verschillende essays over hoe wereldkennis verzameld en
gedeeld moest worden (‘Traite de Documentation’).
, • Library of Congres in Washington: Library of Congres Classification (LCC). Het
idee om elke bib van de USA, kaartjes te laten sturen met hun collectie en zo
kreeg men een catalogus van alle bibcollecties (=overkoepelende nationale
bibliotheekcatalogus)
• Rider: Is van het idee dat microfilm de oplossing is voor de overstroming van
informatie op print. We verstikken ons anders in informatie.
→ Besluit (Panizzi, Dewey, Cutter, Otlet en Rider): geloofden dan nieuwe technologieën
en classificatiesystemen (boomstructuren) konden zorgen voor een rationalisatie,
standaardisatie, democratisering en vereenvoudiging van het informatielandschap.
• Ranganathan: Indiër, publiceerde: Vijf Wetten van de Bibliotheekwetenschappen:
1. Boeken zijn er om gebruikt te worden
2. Voor ieder boek is er een lezer
3. Voor iedere lezer is er een boek
4. Spaar de tijd van de lezer
5. Een bibliotheek is een dynamisch, groeiend organisme
Bibliotheek = een technologie en een instrument gevormd door en voor mensen.
Hiërarchieën moeten denkproces mensen reflecteren.
• Grace Osgood Kelley: publiceerde in 1937 The Classification of Books waarin ze
zegt dat de gangbare classificatiesystemen een waanidee neerzetten en dat ze
misschien eigenlijk slechts tijdrovende, vaak nutteloze technologieën zijn (?)
→ Besluit: Ranganathan en Kelley geloofden eveneens dat mensen eenvoudiger toegang
moesten krijgen tot het informatielandschap. Ze geloofden echter niet in
boomstructuren maar pleitten voor meer organische systemen die gebruik maakten van
associatieve, intuïtieve zoekstrategieën.
• Vannevar Bush: blikt in zijn The Inscrutable Thirties (1933) ironisch terug
vanuit een denkbeeldige toekomst op hoe inefficiënt het informatielandschap
georganiseerd was. Hij experimenteert met microfilm als alternatieve
informatiedrager en ontwikkelde ook apparaten die deze microfilms zouden
kunnen lezen (zoals vb. de ‘codagraaf’, maar deze nieuwe technologie werd toen
niet omarmd).
Gespecialiseerde bibliografieën (over 1 onderwerp):
• Bilbiografieën over bibliografieën (Muziek in China → gaat over andere
bibliografieën zoals Chinese componisten, popmuziek in China,…)
→ Ze kunnen gedateerd zijn! Belangrijk om dit te controleren.
, 3. Naslagwerken: 3.1 Woordenboeken:
Verklarende woordenboeken: gaan over 1 taal en brengen de herkomst en de
betekenissen van woorden in kaart.
• Erya: een verklarend woordenboek. Men ging 4300 Chinese woorden verklaren.
17e en 18e eeuw: Er ontstond een tendens die neigde naar een standaardisering van
taal. Er worden een aantal academiën opgericht die zeggen dat enkel door gebruik van
één taal de maatschappij vooruit kan gaan en informatie gedeeld kan worden.
• In Italië: Della Crusca; beginnen modern Italiaans te ontwikkelen.
• In Engeland : Robert Cawdrey - A Table Alphabeticall : eerste Engelse
verklarende woordenboek met woorden uit literatuur (pas uitgekomen na veel
literaire werken van Shakespeare)
• In Frankrijk bij de Académie française: hier ging de academie heel normatief
tewerk; gaan heel wetenschappelijk en objectief een taal ontwikkelen die ze
nadien ‘opleggen’ aan de bevolking in Dictionnaire universel. Antoine Furetière
bekritiseerde dit: te kunstmatige constructie die niet gebruikt zal worden -> hij
ontwikkelt zelf een woordenboek. Systeem werkt zo dat ‘valider’ te vinden valt
onder de stam ‘valoir’, wat reeds een vrij uitgebreide kennis van de lezer vereist.
• In Engeland : A Dictionary of the English Language als tegenhanger van Franse
Dictionnaire. Gemaakt door Samuel Johnson: leest enorm veel en noteert
betekenisvolle termen die hij vervolgens opsomt in citaten uit literatuur. Geen
technisch, objectieve constructie. Woorden in hun context geplaatst. Veel mensen
hadden de voorkeur voor deze manier van werken.
19e eeuw: ideologische en politieke motieven stuurden de ontwikkeling van
verklarende woordenboeken.
• Noah Webster: An American Dictionary of the English Language (1828) wat het
Amerikaans-Engels definieerde. Doel: rationalisatie en vereenvoudiging. In het
Engels is er colour -> te moeilijk -> in het Amerikaans is het color.
• Pierre Larousse: Nouveau dictionnaire de la langue française: verbond genre
van verklarend woordenboek aan dat van de encyclopedie.
• Gebroeders Grimm Wörterbuch: citaten uit de dagelijkse Duitse taal; vonden
dat taal een organisch systeem was (cf. Samuel Johnson)
• Oxford English Dictionary (OED): het belangrijkste Engelse woordenboek. Vragen
aan de lezer om te lezen en woorden op te schrijven met hun verklaring en dit op
te sturen. Woordenboek wordt gedragen door heel brede community.
• Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT): voltooiing in 1998 (eindeloze
manier van werken omdat er steeds nieuwe woorden bijkomen).
• Arabische wereld: Alusi en Bustani zochten ook naar een Arabische universele
taal door de ontwikkeling van een Arabisch woordenboek.
,Vertalende woordenboeken: maken de brug tussen 2 of meer talen.
• Shinsen Jikyo: Chinees-Japans woordenboek (20.000 tekens)
• Ambrogio Calepino: verschillende talen (meertalig)
• John Wilkins: Pleitte voor een universele taal, zo kunnen we alle
info/documenten in 1 groot domein groeperen. Hij vond dat er teveel
verschillende woordenboeken waren over alle talen.
3.2 Encyclopedieën:
Algemene:
• Amenemope: tekst om onwetendheid over alles dat bestaat te verjagen.
• Plinius de Oudere: Naturalus Historia: een naslagwerk over nagenoeg all dingen
die niet door de mens zijn gemaakt. Heel wat manuscripten van bewaard.
• Yongle Dadian: Groot Handboek van eeuwige vreugde (Chinees)
• DIderot en d’Alembert – L’Encyclopedie: Diderot vraagt zich af hoe we onze
kennis moeten organiseren. Ou dictionnaire raisonné des sciences: des arts et
des métiers: abstractere, theoretische informatie alsook mini-handleiding voor
ambachtslieden (focus op toepasbare en praktische kennis)
• Encyclopedia Britannica (18de eeuw): Britse tegenhanger van L’Encyclopedie.
• Siku Quanshu (18de eeuw): Chinees massief naslagwerk. Het is een compilatie
van citaten, anecdotes en informatie.
• Winkler Prins (19de eeuw): Nederlandstalige encyclopedie. Ook hier
voortdurende herziene uitgaven door nieuwe informatie.
Gespecialiseerde:
• Varro: afbeeldingen van mensen
• Religieuze encyclopedie: Katholieke encyclopedie, Joodse encyclopedie
3.3 Bloemlezingen, concordantielijst, excerptenboek:
Bloemlezing = verzameling van de mooiste citaten (bloemen) uit het enigszins
onoverzichtelijke en doorgaans moeilijk toegankelijke boeket van boeken. Sommige
domein-experten noemden dit ‘schijnwijsheid’ omdat niet alles vermeld wordt.
Concordantielijst = Alfabetische index op onderwerp. Verwijzen naar de plaats van alle
woorden in een bepaald werk (Milton). Genre ontwikkeld in de 13e eeuw. Zoals
Alexander Crudes oud en nieuw testament las en woorden opschreef die hij meermaals
tegenkwam en vervolgens opsomde waar welk woord overal te vinden was. Zelfde
gedaan voor werk Milton. Kan bijvoorbeeld gebruikt worden indien een werk wordt
gevonden waarin woorden gebruikt worden die Milton ook veel gebruikt (volgens
opsomming Crudes; kwantitatieve aantoning dat het misschien een werk van Milton is)
Excerptenboek = notitieboekjes van geleerden die aantekeningen maken tijdens het
lezen (knippen, plakken en schrijven)
, • Zwinger (16e eeuw): zijn Theatrum vitae humanae waarin mensen op zoek
konden naar voorbeelden uit de geschiedenis om te zien hoe ze zich in een
bepaalde situatie moesten gedragen.
• Thomas Harrison (16e eeuw): wilde alle excerpten verzamelen op uniforme
kaartjes en ze systematisch ordenen en zo eenvoudig toegankelijk maken; dit
collaboratief kennisproject doopte hij de ‘Ark of Studies’; het zou een soort
‘levende encyclopedie’ zijn waarin elke domeinexpert een eigen lade had in een
gigantische kast, de kennis organiseren en structureren was het doel. Het project
bleef grotendeels onuitgevoerd (Leibniz liet zich wel zo een kast bouwen)
Review, abstract: Surrogaatdocumenten, komt in de plaats van een document.
→ Besluit: naslagwerken bieden ons informatie, nieuwe zoektermen en zijn belangrijke
surrogaatdocumenten. Problemen zijn: volledigheid is onmogelijk want alles is
onmiddellijk gedateerd (dit betekent niet dat het geen bron kan zijn; evolutie van
bepaalde fenomenen kan teruggevonden worden in gedateerde naslagwerken),
accuraatheid is moeilijk want er worden veel fouten gemaakt, niet altijd actueel, bijna
onmogelijk om winstgevend te zijn (duurde te lang om te maken) en moeilijk te weten
wat de beste manier is om te organiseren en ordenen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vincentleenaerts. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.