Een complete samenvatting voor de landelijke kennisbasistoets Taal.
Alle domeinen komen in deze samenvatting aan bod.
Ik heb de landelijke kennisbasistoets in een keer gehaald met een 7 door het leren van deze samenvatting.
Het boek: Basiskennis taalonderwijs en de documenten van 10voordeleraar z...
Theorieën over taalverwerving
Behaviorisme (vanuit psychologie): kinderen leren taal door imitatie
en stimulatie. De meest frequente woorden worden als eerste geleerd.
Toch is dat niet het enige, zo is gebleken dat kinderen eigen
zinsconstructies maken die ze niet van een volwassene zullen horen (ik
valde etc). Na leeftijd van 6 jaar niet meer in staat om taal te leren
(kinderen die bij de wolven of apen opgroeiden zonder menselijk contact)
Creatieve constructie-theorie of mentalisme (jaren 70 ontstaan):
Kinderen hebben een aangeboren taal-leervermogen. Ze kunnen op
creatieve manier zinnen bouwen. Een kind kan elke willekeurige taal leren.
De volgorde waarop een kind de taal leert heeft te maken met de
biologische rijping. Alle kinderen beginnen vanaf een jaar of een met het
produceren van taal omdat de hersenen dan zo ver ontwikkeld zijn dat een
kind er klaar voor is. Taalaanbod raakte op de achtergrond
Interactionele benadering: (micheal tomasello)
Het belang van aangeboren taalleervermogen en taalaanbod vanuit
omgeving en interactie.
Taalaanbod en taal leervermogen (taalproductie) wezenlijk, maar ook
feedback.
0-7 jaar kritische periode/stimulering door volwassenen. Taalaanbod
afstemmen op de mogelijkheden van het kind.
Eerste taalverwerving
Taalontwikkelingsfasen
Prelinguaal (0-1 jaar): Eerste woordjes spreken, losse klanken als
communicatie.
o Huilen: signalen van honger of pijn
o Vocaliseren (na ongeveer 6 weken) luisteren naar klanken en
stemgeluiden en produceren van klinkers.
o Vocaal spel (ongeveer 4 tot 7 maanden): steeds meer
experimenteren met het voortbrengen van geluiden. De klanken
worden gevarieerder en verschillen in toonhoogte, luidheid en duur.
Produceren medeklinkers en zelfs klanken die we in het Nederlands
helemaal niet kennen. Er ontstaat en soort interactie tussen ouder
en kind.
o Brabbelen (ongeveer 7 maanden, je noemt het nog geen woorden,
dit is pas als het ook betekenis heeft. Het is een manier om klanken
te oefenen. Herhaalt klankgroepen, nog zonder betekenis.
Linguale fase (1-9 jaar): Het kind gaat woorden en zinnen als
communicatiemiddel gebruiken
o Vroeg linguale fase (1-2,5 jaar)
Het brabbelen wordt betekenisvol taalgebruik. De woorden worden
nog niet correct uitgesproken.
Eenwoordzinnen = ‘poes’ ‘daar zit de poes’
Tweewoordzinnen = ‘mama zitten’ ‘die hebben (telegramstijl)
Meerwoordzinnen = Zinnen met meer dan 2 woorden.
Toename van semantische, lexiale en syntactische vaardigheden
De eerste woorden verwijzen meestal naar personen, dieren,
voorwerpen en acties uit het dagelijks leven van het kind. Twee
medeklinkers achter elkaar zijn nog te moeilijk. Woordenschat
vooral inhoudswoorden.
, o Differentatiefase (2,5 – 5 jaar)
Het taalgebruik lijkt op dat van volwassenen. Ze kunnen taal los
gebruiken.
Voorbeelden: hij zoekte, uitslikken (ze maken eigen woorden met
regels die bij andere woorden gelden)
De ontwikkeling morfologische, semantische en lexicale
vaardigheden.
Enorme woordenschatuitbreiding: kwantitatief en kwalitatief
(morfologische ontwikkeling) rond 3e verjaardag ongeveer 1000
woorden actieve woordenschat. Er worden steeds meer
functiewoorden gebruikt. Hierdoor verdwijnt de telegramstijl
Fouten die voorkomen in differentatiefase
- Substitutie-vervanging (mag hester (ipv ik) ook meedoen?
- Omissie-weglating ((wat) doet pappa nou?
- Inversie-omkering (ik koeken eet)
- Additie – toevoeging (mijn koekje is weg verdwenen)
- Over generalisatie (toepassen van algemeen geldende regels
zonder te letten op uitzonderingen
- Over extensie (kinderen gebruiken een woord voor een te
grote groep (alles wat rond is en eetbaar is een appel)
- Onder extensie – kinderen gebruiken een woord voor een
bepaald object in plaats van voor een verzameling van
objecten (alleen bepaalde roze snoepjes noemt het kind
snoep. Dropjes zijn bijvoorbeeld geen snoep
- Neologismen: nieuwe niet-bestaande woorden die kinderen
zelf bedenken zoals timmer (voor hamer) vlammetjeshuis
(voor aansteker) steeklepel (voor vork)
o Voltooiingsfase (vanaf 5 jaar)
Pragmatische vaardigheden sociale situatie en context: alle
processen in voorgaande worden nu verder uitgebouwd.
Lastig voor kinderen zijn in deze periode vooral de onregelmatige
vormen zoals schepen en glaasje. Ook de verleden tijd van de sterke
werkwoorden blijft voor veel kinderen problematisch en vormen als
vlade en slaapte kun je nog regelmatig tekenkomen. Kinderen zijn in
staat tot taalgrapjes.
Verschillen tussen eerste en tweedetaalverwerving
Bij het leren van een tweede taal zijn er grote verschillen in tempo. Als
iemand weinig in aanraking komt met de tweede taal en er weinig situaties
zijn waarin je kunt oefenen, kan het soms jaren duren voor iemand zich
een tweede taal eigen maakt.
Overeenkomsten bij de tweede taal leren
In het begin nog beperkt en onsystematisch, net als bij kinderen van 1 tot
3. Kinderen beheersen sneller een tweede taal dan volwassene. Kinderen
maken zich vrij snel het Nederlandse klanksysteem eigen en nemen
daarbij ook het accent over van de plaats waar ze opgroeien. Mensen die
na de puberteit een tweede taal leren, raken zelfden hun accent kwijt.
Ouderen mensen houden soms jarenlang moeite met het vervoegen van
werkwoorden, terwijl kinderen de correcte woordvormen vrij snel weten te
hanteren.
Het leren van nieuwe woorden is bij tweedtaalverwerving vaak het
grootste probleem. Het is niet simpelweg het plakken van nieuwe labels op
oude bekende concepten. Bij veel woorden is er geen volledige
overlapping van de betekenis. Ook de gevoelswaarde is verschillend.
, Simultane tweetaligheid: voor het derde jaar groeit het kind op met twee
talen
Successieve tweetaligheid: voor het derde jaar groeit het kind op met alleen
de moedertaal, na het derde jaar komt daar een tweede taal bij
Interferentiefout: fouten die voortkomen uit de verschillen tussen de eerste en
tweede taal.bv in het turks ken je niet het verschil tussen /i/ en /ie/ en turks kent
ook geen lidwoorden.
Spreekstrategieën
Een manier van spreken die iemand hanteert om een spreekdoel te bereiken.
Stappen bij mondeling presenteren
Manier van spreken die iemand hanteert om een bepaald spreekdoel te bereiken.
Oriënteren op de inhoud
Doel en publiek bepalen
Plannen
Presenteren
Reflecteren op doel en inhoud
Spreekdoelen
Amuseren: toehoorders vermaken, te boeien of te ontroeren.
Informeren: feitelijk overbrengen van informatie.
Instrueren: iets uitleggen of verduidelijken (bv hoe het koffiezetapparaat
werkt) (uitleggen, vertellen, aanwijzen, voordoen etc)
Overtuigen: luisteraar overhalen om een bepaald standpunt of bepaalde
mening in te nemen. Soms kan dat inhouden de luisteraar overhalen tot
actie over te gaan bijv iets te kopen.
(Emotioneren: de spreker wil bepaalde gevoelens losmaken of
overbrengen)
(Waarderen: de spreker wil zijn oordeel over iets geven)
(Beschouwen : de spreker wil verschillende kanten van een probleem
belichten.)
Luisterstrategieën
Globaal luisteren: je probeert te volgen wat de spreker te vertellen
heeft. Het gaat om het begrijpen van de informatie. Je volgt de lijn van een
betoog en let minder op de details (ook wel begrijpend luisteren)
Intensief luisteren: bij intensief luisteren probeer je alle details van een
verhaal in je op te nemen zodat je een zo volledig mogelijk beeld krijgt van
wat de spreker te vertellen heeft.
Gericht luisteren: als je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten van
het verhaal. Als je wilt weten wie een bepaalde zware bergrit heeft
gewonnen, ben je niet geïnteresseerd in allerlei achtergrondverhalen. Je
moet als luisteraar weten wat je wilt weten en als het over een ingewikkeld
onderwerp gaat moet je er goed in thuis zijn om selecterend te kunnen
luisteren.
Kritisch luisteren: je probeert tijdens het luisteren een mening te
vormen. Je wilt beoordelen of het verhaal van de spreker waar is of
volledig of juist misleidend. Je zult je veel bewuster zijn van je eigen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anouk2010. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.