H1, h2, h3, h4, h5, h6, h9 en h15
September 12, 2019
8
2018/2019
Summary
Subjects
ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Hogeschool Windesheim (HW)
Pedagogiek
Ontwikkelingspsychopathologie
All documents for this subject (10)
2
reviews
By: wderks • 4 year ago
By: marnixspanjer • 5 year ago
Seller
Follow
leonievanhunen
Reviews received
Content preview
Ontwikkelingspsychopathologie jaar 3
Hoofdstuk 1, 2 en 3 (uitgangspunten en basisbegrippen) beheersen.
Hoofdstuk 1 Introductie
Ontwikkelingspsychopathologie = de wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe
psychiatrische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen.
(Ontwikkelings)psychiatrie = een medische discipline die zich bezighoudt met onderzoek,
diagnose en behandeling van psychische stoornissen.
3 belangrijke thema’s uit de ontwikkelingspsychopathologie:
1. Vroeger en nu
2. Een dynamisch gezichtspunt
3. Een uniek individu met uniek ervaringen
Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
Classificatiesystemen = dit wordt gebruikt om gedragingen van kinderen te beschrijven, van
elkaar te onderscheiden en in te delen in verschillen categorieën.
Epidemiologische onderzoek = vindt een antwoord op de vraag hoeveel kinderen een
stoornis hebben. Het is onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van psychische en
lichamelijke ziekte onder de bevolking.
Classificeren = het in kaart brengen van mogelijk problematisch gedrag.
Diagnosticeren = het proberen te begrijpen en te verklaren van dat gedrag.
De DSM is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, dat wordt uitgegeven door
de APA, de American Psychiatric Association. Het is een omvangrijk classificatiesysteem voor
psychische stoornissen, dat kan helpen bij het stellen van diagnoses. Emil Kraepelin wordt
gezien als grondlegger. Uitgangspunten zijn:
1. Om te bepalen of iemand een bepaalde psychische stoornis heeft, is het om te beginnen
nodig af te spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Symptomen beschrijven de
stoornis, ze verklaren die niet.
2. DSM beschrijft ook welk aantal symptomen in welke mate en gedurende welke termijn
aanwezig moet zijn wil er sprake zijn van een stoornis.
3. De symptomen moeten al een bepaalde tijd of vanaf een bepaald moment aanwezig zijn.
4. In welke mate beïnvloedt de stoornis iemands functioneren negatief?
Kritiekpunt het houdt volstrekt onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext waarin een
stoornis is ontstaan en houdt weinig rekening met de culturele context.
Comorbiditeit houdt in dat mensen vaak meer dan één stoornis tegelijk hebben.
Categoriale indeling = men gaat uit van wel of niet: symptomen zijn wel of niet voldoende
aanwezig.
Dimensionale indeling = men gaat uit van de mate van ernst: die is afhankelijk van de ernst
van de symptomen en de hoeveelheid symptomen.
Bij diagnostiek gaat het om 3 w-vragen:
1. Waarom heeft dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven bestaan?
De diagnose is een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners zien bij een kind.
Classificatie Diagnostiek
Wat (Wat is er aan de hand?) Hoe (Hoe is dat zo gekomen?)
Algemene kennis Specifieke kennis
Beschrijvend Verklarend
Betreft groepen Betreft een individu
Gedragskenmerken Zijn meerdere niveaus van de persoon en
context bij betrokken
Relatief snel te stellen Tijdrovend proces
Geeft enige richting aan hulpverlening Is voorwaardelijk voor (goede) hulpverlening
, Er zijn 4 diagnostische methoden:
1. Het diagnostisch gesprek
Anamnese = de voorgeschiedenis van de problemen wordt in kaart gebracht op grond van
informatie die hij krijg van ouders en kind, en zo nodig van betrokkenen.
2. Observeren
3. Psychodiagnostiek
- Functietesten
- Zelf-invullijsten
- Projectieve testen
Betrouwbaar
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = de verschillende onderzoekers zijn het met elkaar
eens.
Test-her-testbetrouwbaarheid = wanneer één hulpverlener een uitspraak doet die
gedurende een bepaalde periode geldig blijkt te zijn, dan is die uitspraak standvastig.
Valide = geldig of waar.
Prevalentie = het percentage van een groep kinderen dat een bepaalde stoornis heeft op een
bepaald moment in de tijd.
Incidentie = het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode.
3 factoren vergroten de kans dat er een beroep wordt gedaan op de hulpverlening:
1. De ernst van de problemen
2. De leeftijd van het kind
3. De combinatie van kindproblemen en gezinsproblemen
Hoofdstuk 3 Theorieën over ontwikkeling
Met de komst van het biopsychosociale model ging men kijken naar de wisselwerking tussen
biologische, psychische en sociale aspecten van gedrag.
Ecologisch model van Bronfenbrenner
1. In het centrum staan de interpersoonlijke factoren van het kind (temperament).
2. Onder microsysteem verstaan we de relaties die een kind heeft met zijn directe omgeving.
Microsystemen zijn de motoren van de ontwikkeling van een kind.
3. Op het niveau van mesosystemen ontwikkelen zich de relaties tussen de verschillende
microsystemen waarvan het kind deel uitmaakt.
4. Exosystemen zijn verschillende maatschappelijke systemen die via meso en microsystemen
de ontwikkeling van het kind beïnvloeden, dus op een indirecte manier.
5. Bij het macrosysteem gaat het om wetten, instituties en daarbij horende waarden en normen.
6. Het chronosysteem is de lichamelijk, psychische en sociale ontwikkeling die mensen door de
tijd heen maken.
De theorie over de ontwikkelingsopgaven beschrijft het verloop
van de ontwikkeling die kinderen doormaken aan de hand van de
verschillende ontwikkelingsopgaven waarvoor zij komen te staan.
Deze theorie kent 3 vooronderstellingen:
1. Een bepaalde ontwikkelingsopgave verschijnt in een
bepaalde periode
2. Sommige van deze opgaven zijn cultureel bepaald
3. Het wel of niet adequaat volbrengen van deze opgaven
beïnvloedt het gedrag van kinderen in een latere periode in
het leven
Sommige ontwikkelingsopgaven zijn tijdsgebonden: als kinderen er
in een bepaalde periode niet in slagen zich veilig te hechten aan hun
ouders, kunnen ze dat niet later nog eens proberen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leonievanhunen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.