100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Sociologie $16.63   Add to cart

Summary

Samenvatting - Sociologie

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting de lessen sociologie gedoceerd door professor Van Bavel aangevuld met leerstof uit het handboek

Preview 4 out of 61  pages

  • No
  • H1-h2-h3-h4-h5-h6-h7-h9
  • July 12, 2024
  • 61
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
HOOFDSTUK 1: het sociologisch perspectief

Inleiding

Sociologiebeoefening komt neer op theorievorming – empirisch onderzoek – sociale sturing
= sociologische driehoek

Sociologisch perspectief
1) Sociale relaties en afhankelijkheden
2) Reeks (basis)vragen

Basisvragen van sociologie Minder experimenten in de sociologie door:
 Contextafhankelijkheid: beleid in België niet hetzelfde effect
1. Hoe wordt het als in Italië. Biologische experimenten hebben wel dezelfde
individuele beïnvloed uitkomst in een andere context (= repliceerbaar)
door het  Ethische kwestie: mensen niet zomaar onderwerpen aan een
maatschappelijke? beleid
2. Wat verklaart de orde
en voorspelbaarheid “Sociaal”
van het samenleven? (= Sociologen werken met een neutrale notie van het sociale (geen
positieve bijklank)

Max Weber: sociale betrekkingen berusten op sociaal handelen (interactie)
= handelen van een actor georiënteerd op het handelen van een of meer andere actoren
- Individuele actoren
- Collectieve actoren

 Agency: handelingsvermogen dat een actor bezit, we stellen ons handelen intentioneel af op het
handelen van anderen.
 Sociale relatie/verhouding/betrekking: sociale handelingen van twee of meer actoren raken
verweven, wederzijdse georiënteerdheid is een must! (‘mensjes kijken’ telt niet)
 Sociale verhoudingen zijn de uitkomst van samenhandelen van actor A en B

4 basiskenmerken van samenhandelen

1) Zelfreferentieel: elke nieuwe sociale handeling refereert naar een vorige/toekomstige handeling.
2) Dynamisch (tijdsgebonden) proces = momentaan: sociale handelingen vormen de bouwstenen
van een sociale relatie en komen na elkaar in de tijd, sociale relaties veranderen voortdurend.
3) Contingent: tegelijk voorspelbaar en onvoorspelbaar karakter van sociale verhoudingen (agency).
Na een vraag komt een antwoord, maar je weet niet wat het antwoord zal zijn.
4) Reflexief (reflecteren) gemonitored: het sturen en controleren door de actor van zijn eigen
activiteit. Bewust memoriseren, registreren en mentaal vooruitlopen in het gesprek.


Samenhandelen creëert afhankelijkheidsverhouding/sociale binding: actoren hebben elkaar nodig
 Sociaal verband = geheel van sociale bindingen met een zekere duurbaarheid en observeerbare
grenzen bv. families, bedrijven, universiteiten, kerken, … Het individu als ‘open persoonlijkheid’
bezit een hogere graad van relatieve autonomie, maar nooit absolute anatomie

4 grote sociale bindingen (wederzijdse afhankelijkheid)

, Cognitief: kennisoverdracht bv. leraar en leerling
 Economisch bv. brood kopen bij de bakker
 Politiek bv. politieke partijen, burgers en politici of ambtenaren
 Affectief bv. vrienden en geliefden: grote persoonsgebonden afhankelijkheid

Van veralgemeende afhankelijkheid naar wereldsamenleving

Maatschappijdiagnose moderne maatschappij: functioneel gedifferentieerde wereldmaatschappij
= hoge graad van taakspecialisatie of arbeidsdeling resulteert in veralgemeende afhankelijkheid

Vertakkende sociale netwerken of lange kettingen van afhankelijkheden zorgen voor een mondiale
afhankelijkheid, we zijn steeds meer aangewezen op andere

Sociologen spreken in termen van relaties of binding en niet bv. dé economie
 Gevaar voor verdinglijking of reïficatie: suggereert een autonoom object dat buiten ons om
bestaat en een eigen werkzaamheid bezit, dus zich als een actor gedraagt.
Bv. niet ‘Amerika heeft zich teruggetrokken’, maar ‘de Amerikaanse regering’

Durkheim verdedigt de redeneertrant van zelfstandige sociale realiteiten

Maatschappij of samenleving
= momentaan geheel van alle sociale relaties, bindingen, verbanden en netwerken

De grenzen van de maatschappij zijn niet eenduidig, maar de meest ingeburgerde benadering is een
nationale of regionale samenleving: territoriale en politieke grenzen
 MAAR grenzen zijn noch nationaal noch regionaal
- Internationaal: tussen staten bv. EU
- Transnationaal: ‘bovenstatelijk’ bv. Europees parlement
- Transcontinentaal: omvat twee of meer continenten
- Mondiaal = mondialisering of globalisering (e-revolutie)

Mondialisering of globalisering
= een wereldwijde verbondenheid in alle dimensies van het hedendaagse sociale leven, we handelen
niet meer binnen een territoriaal begrensde samenleving.

 2 dimensies
a) Meer sociale relaties tussen geografisch verafgelegen actoren
b) Sociale netwerken met een transcontinentaal en mondiaal karakter groeien bv. Coca-Cola

We zijn leden van een wereldmaatschappij: momentaan geheel van transcontinentale, in aanleg
mondiale sociale relaties, bindingen, verbanden en netwerken.
 Er is een groeiend kosmopolitisme = mondiaal of wereldbewustzijn (<-> nationalisme)
Bv. toegenomen bekommernis om mensenrechten in andere delen van de wereld

4 kenmerken maatschappij = 4 kenmerken samenhandelen
1) Zelfreferentieel: gebeurtenis in maatschappij verwijst naar andere maatschappelijke fenomenen
2) Dynamisch = momentaan = veranderd voortdurend
3) Contignent: de maatschappij is door de mens gemaakt, kon er heel anders uit zien
4) Reflexief gemonitord: bv. belastingsverhoging heeft niemand “onder controle”, maar er wordt
wel over nagedacht

,Sociologische verbeeldingskracht

Norbert Elias: de samenleving als een reeks van concentrische cirkels van
anderen rondom een ik of ego = het egocentrische maatschappijbeeld
 Sociale blindheid: niet onderkennen sociale
relaties/afhankelijkheden

Talloze verdeeraf gelegen of anonieme bindingen worden over het hoofd
gezien: een klein aantal mensen kennen de ministers van de Vlaamse
regering persoonlijk, maar we zijn wel allemaal reëel afhankelijk van hen


C. Wright Mills: sociologische verbeeldingskracht
= vermogen om zichzelf te observeren als een knooppunt van meerdere sociale bindingen,
verbanden of netwerken die het eigen denken en handelen mede vormgeven.

In beperkte zin: het vermogen om persoonlijke problemen met sociale feiten of veranderingen te
verbinden, dus in bredere sociale-historische contact te plaatsen bv. zelfdoding

 Problemen depersonaliseren en een collectieve dimensie geven
 Ander perspectief op de mogelijke oorzaken: individuele problemen hangen nu minder
samen met persoonlijkheidskenmerken, maar met algemene sociale feiten of tendensen
 Individuele moeilijkheden: private kwesties
 Sociaal probleem: een grotere groep mensen hebben moeilijkheden door een of
meerdere sociale factoren

Bv. spaak lopend huwelijk: niet in eigen huwelijksgeschiedenis terugkijken, maar kijken naar
opgeschroefde verwachtingen goede relatie, meer vrouwen werken, stijgende kinderloosheid, …

Sociologische verbeeldingskracht weerspreekt het individualiseren of psychologiseren, met
persoonlijkheidskenmerken verbinden, dat voortkomt uit de dominantie van het egocentrische
maatschappijbeeld
 Dit mondt soms ook uit in victim blaming
Bv. verkrachting: vrouwelijk slachtoffer ‘vroeg er zelf om’. Vrouwen worden in onze cultuur als
lustobject gezien, het is een sociaal probleem.
Bv. werklozen worden persoonlijk verantwoordelijk geacht voor hun moeilijke levenssituatie

Sociologie en sociaal engagement

De sociologische verbeeldingskracht resulteert in defamiliarisering
= schijnbaar bekend terrein blijkt meerdere onbekende dimensies te herbergen
 Bv. wereld van kunst
- Nu: nadruk op zelfexpressie/ego kunstenaar: geen oog voor vele sociale bindingen die nodig
zijn bij het maken van dit product bv. schrijver (+ drukker, boekhandels, …)
- Vroeger: kunst als ambacht, de opdrachtgever bepaald.
Kunstwerken zijn een product van complex samenhandelen (‘joint products’)

Sociologie als wetenschap

, Doel socioloog als mythejager: ontwikkelen van sociologische verbeeldingskracht en het kunnen
defamiliariseren van ingesmolten manieren van observeren

Sociologie streeft naar het principe van waarderingsvrijheid of morele neutraliteit
= neutrale of strikt objectieve kennis van het sociale – empirisch onderbouwd, pleiten voor een
kritische of geëngageerde sociologiebeoefening

 Standpunttheorie = socioloog moet ‘het standpunt van de onderdrukte’ innemen en de feiten
zelf ondergaan om bepaalde vragen te kunnen benaderen bv. allochtonen, vrouwen.

Neutrale of strikt objectieve kennis is onmogelijk aangezien iedere onderzoeker zelf ook binnen
de onderzochte sociale wereld een positie inneemt bv. man of vrouw. De standpunttheorie
neemt afstand van het dominante wetenschapsethos en zijn eis van een waarderingsvrije kennis:
scheiding tussen feiten en waarden.

Max Weber: onderzoekers moeten onderscheid maken tussen empirische feiten en hun eigen
praktische waardebepaling. Mensen uit een lagere klassen hebben geen toegang tot het type
kennis dat wel toegankelijk is voor mensen uit hogere klassen.

 Eventueel WEL waardebtrokken onderzoek: we kiezen zelf wat we willen bestuderen
 NIET waardegeladen: onderzoekswerk wordt niet door eigen waarden gekleurd

Waardebetrokkenheid gaat hand in hand met sociaal reformisme
= het willen uitoefenen van invloed op de publieke of politieke agenda. We hebben hier veel invloed
op omdat we zelf deel zijn van de maatschappij.

Sociaalprobleemsociologie: sociologie waarbinnen bepaalde sociale groeperingen heel intensief
worden bestudeerd bv. allochtonen. Dit heef meer beoefenaars dan empirische sociologie van elites
~ economische afhankelijkheidsverhouding: meer financieren voor eerder linkse stromingen

Goede bedoelingen en hun onbedoelde gevolgen

De complexe afhankelijkheidskettingen maakt het moeilijk om de resultaten van probleemgerichte
interventies in te schatten. Je weet immers nooit hoe actoren op de maatregelen zullen reageren
(contignent kermerk) = onbedoelde gevolgen

Perverse effecten = (overheids)interventies hebben exact het tegenovergestelde effect dan dat men
wou bereiken. De openheid van sociale verhoudingen zorgt voor relatief onvoorspelbare uitkomsten
 Bv. Mattheüs-effect: hogere sociale groepen profiteren meer van sociale voorzieningen, die de
overheid aanbiedt voor iedereen, dan lagere sociale groepen

Overheidsuitgaven (subsidies) voor:
- Cultuur: vooral hogere sociale klassen gaan naar bv. opera (kunnen een duur ticket betalen)
- Gezondheidszorg: armen meer gezondheidsproblemen, maar gaan niet snel naar de huisarts
- Onderwijs: hoog gediplomeerde ouders sturen kinderen naar unief, maar zijn financieel al
stabiel

- Kinderopvang: subsidiëren zodat alleenstaande moeders toch kunnen gaan werken, maar:
 Niet beschikbaar: onregelmatige werkuren kortgeschoolden, opvang volgt kantooruren
 Niet bereikbaar: niet in elke wijk een crèche, afhankelijk van openbaar vervoer.
 Niet betaalbaar: kinderopvang blijft een kost ook al is het aangepast aan inkomen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mattiseclaeys. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.63. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73243 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.63
  • (0)
  Add to cart