Doelen
na bestudering van dit onderdeel kan de student:
- beschrijven welke effecten deze vergrijzing van de bevolking zal hebben
- benoemen welke ouderdomsgerelateerde aandoeningen meer frequent zullen voorkomen in
de toekomst
- noemen welke vormen van dementie er bestaan
- van de diverse vormen van dementie de etiologie, symptomatologie, diagnostiek en therapie
beschrijven.
Beschrijven welke effecten deze vergrijzing van de bevolking zal hebben:
- Andere bevolkingssamenstelling
- Toename van het chronische ziekten
- Vraag naar zorg zal toenemen
- Toename van het aantal ouderen met dementie
- Meer ouderen in het ziekenhuis
- Zorgt voor werkgelegenheid (mensen nodig in de zorg)
Benoemen welke ouderdom gerelateerde aandoeningen meer frequent zullen voorkomen in de
toekomst:
Prognose belangrijkste ouderdom gerelateerde ziekten en aandoeningen
Algemene orgaanveranderingen:
1. Atrofie: weefsels worden minder, gaan slinken. Denk aan spieren, botten.
o Dunner worden van weefsels
o Huid
o Spieren
o Bot
o Hersenen
o Lever
o Nieren
1
, o Hart
o BN: vet en bindweefsel atrofieert niet (mensen worden wat voller)
2. Lipofuchsine:
o Bruine pigmentkorrels
o Ontstaan uit reactieproduct zuurstof radicalen en lipoproteine
o Neerslag hart, lever en hersenen
3. Tussenstofveranderingen: collagene weefsels, meer dwarsverbindingen. Alles wordt taaier.
o Toename dwarsverbindingen tussen collagene vezels
o Vochtgehalte neemt af (degeneratie discus intervertebralis)
o
Orgaanspecifieke veranderingen: > longen, hart, nieren en hersenen.
Longen:
Afname vitale capaciteit
Afname FEV1 (Forced Experiatory Volume) > betreft het volume dat de 1 ste sec. wordt
uitgeblazen.
Afname diffusiecapaciteit > dit is de functie test van het ademhalingsstelsel.
Exogene factor > roken
Hart:
Afname aantal spiervezels
Stapeling lipofuchsine en amyloid (= een giftig eiwit dat samen klontert tussen de
hersencellen)
Aerteriosclerose > aderverkalking
Nieren:
Afname nierfunctie tussen 20-80 jaar tot 50%
Nier atrofie met afname van nefronen deels door arteriosclerose, afname nierfiltratie,
waardoor insufficiëntie bij lichter dehydratatie, hartinsufficiëntie(afname van het
hart/hartzwakte).
Geneesmiddelintoxicatie > geneesmiddelen vergiftiging.
Huid:
Atrofie van follikels en talgklieren: haarverlies, grijs worden.
Atrofie en vochtverlies van epidermis: dunnen droge huid.
Atrofie van dermis met elasticiteitsverlies: uitzakken van de huid, diepe groeven, fragiele huid,
kans op decubitus (doorlogwond) en ulcera (zweer).
Zonverwering met collageendegeneratie: rimpels, pigmentvlekken, tumortjes als actinische
keratosen (zonneschade, verhoorning).
Bewegingsapparaat:
Spieratrofie, dunnen ledematen, krachtvelies, vermoeidheid, tragere, minder precieze,
houterige bewegingen.
Minder soepel en minder stevig bindweefsel: contracturen, stand veranderingen tenen.
Likdoorns, hallux valgus (standafwijking van de grote teen), hernia, uterus-prolaps (vaginale
verzakking)
Varices (spataders)
Drogere disci: discuversmalling met versterkte kyfose (achterwaartse kromming).
Kwetsbaarder kraakbeen: osteo artrose (degeneratie van het bot > vorm van reuma)
Osteoporose: fracturen, vooral lumbaal, heupen, onderarmen, lengteverlies
Zintuigen:
Vetafzetting in cornearand: Arcus senilis (witte ring van het oog)
Lens stug, troebel en verkleurd: presbyopie (verziendheid), cataract (staar).
Nauwe voorste oogkamer: glaucoom (oogziekte waarbij de oogzenuw beschadigt).
Retinadegeneratie: nachtblindheid, afgenomen gezichtsscherpte.
Degeneratie en cel verlies van orgaan van Corti (het receptororgaan in het binnenoor),
neuronen en stria vascularis (gehoor, geluid): presbyacusis, duizeligheid.
Afname van receptoren in smaakpapillen en smaak-en reukverlies > anorexie, malnutritie.
Vezelverlies in reukzenuwen: kans op voedselvergiftiging.
Maagdarmstelsel:
2
, Cariës en parodontose: tandstompjes, tandeloosheid, kaakatrofie.
Gestoorde motoriek: dysfagie (slikstoornis), verslikken, constipatie, diverticulose (zakvormige
uitstulpingen in de darmen).
Slapen en waken:
o Degeneratie nucleus suprachiasmaticus (= Kern in hersenen die slaap/waakritme
regelt).
o Fragmentatie (verstoring) dag/nacht ritme.
o ’s nachts vaker wakker/ overdag dutten.
o Slaapapneu (slaap gerelateerde ademhalingsstoornis).
o Reflux (terugvloeien van maagzuur in de slokdarm).
o Naarmate je ouder wordt, heb je steeds minder slaap nodig. Vaak rond de 6 uur.
o NB: slaapmiddelen! Beter niet doen, gaat ten koste van remslaap waardoor ze niet
uitrusten. Parkinson en axiale stijfheid krijgen veel slaapproblemen. Je draait veel in
je slaap, doormiddel van Parkinson word je wakker (kan niet draaien).
Noemen welke vormen van dementie er bestaan. Van de diverse vormen van dementie de etiologie,
symptomatologie, diagnostiek en therapie beschrijven.
Definitie dementie: is een syndroom waarbij zich een verworven, zeer geleidelijk en progressief verval
voordoet van het geheel der mentale functies bij een persoon die voorheen normaal functioneerde,
met belangrijke sociale en professionele weerslag”
1. Geheugenstoornissen
a. Stoornissen in het geheugen:
i. stoornis in abstract denken
ii. veranderingen persoonlijkheidskenmerken (zat er altijd al in, maar wordt nu
versterkt bijv. erg knuffelig of kattig reageren) dit komt omdat de rem van
normen en waarden eraf gaat.
iii. stoornis in een van de hogere cerebrale functies: afasie (taalstoornis),
apraxie (verlies van aangeleerde vaardigheden), agnosie (verlies v.h.
vermogen om personen en dingen te herkennen) etc.
iv. belemmering in beroep of sociaal leven, vereenzamen
b. Stoornissen korte termijn geheugen:
i. verminderde frustratietolerantie: snel boos worden
(verdedigingsmechanisme)
ii. affectlabiliteit: snel wisselen van stemmingen zonder zichtbare aanleiding
iii. bradyfrenie: traag van geest, langzaam nadenken
iv. initiatiefverlies: geen initiatief meer nemen
v. kritiek en oordeelstoornissen: uit zich in zwart-wit denken
2. Een of meer cognitieve stoornissen
Afasie: dat iemand niet meer kan zeggen wat hij wilt.
Dysfasie: moeite hebben met op de goede woorden komen.
Apraxie: niet meer zelf kleding kunnen aandoen of andere handelingen uitvoeren.
Dyspraxie: moeite hebben met kleding aandoen of handelingen uitvoeren.
Agnosie: verlies van het vermogen om personen, geluiden, geur etc te herkennen.
Stoornis in plannen maken, organiseren, abstract denken
3. Beperking in sociaal of beroepsmatig functioneren
4. Niet uitsluitend tijdens een delier (= verwardheid)
Alarmsignalen dementie:
1. Geheugenstoornissen met duidelijke negatieve invloed op het beroepsmatig functioneren
2. Beperking om vertrouwde taken te verrichten
3. Taalstoornissen
4. Desoriëntatie in tijd en ruimte
5. Verminderd oordelingsvermogen
6. Verminderd abstractievermogen
7. Bepaalde voorwerpen verliezen
3
, 8. Gedrags- en stemmingsstoornissen
9. Persoonlijkheidsveranderingen
10. Verlies van initiatief
Diagnose (evt. geheugenpolikliniek)
Veel mensen durven niet naar de dokter, bang voor dementie. Depressiviteit is een valkuil bij
diagnose stellen, deze mensen willen niet praten waardoor ze dement lijken.
1. (hetero)anamnese: vraaggesprek met persoon zelf, anders met partner of ander familielid.
2. klinisch onderzoek
a. algemeen
b. neurologisch
c. psychiatrisch
3. onderzoek van de mentale functies (testen omtrent plaats, tijd, persoon etc.):
- Mini Mental State Exam (MMSE)
o Kan max. 30 punten scoren, mag een keertje mis zitten.
o Score <27 is er wat aan de hand: stadium 1
o 20-10: stadium 2
o <10: stadium 3
- Clock Drawing Test (CDT)
Revirseribel of irreversibel
• Belangrijk is de tijd: als het snel is ontstaan, is het meestal reversibel(e component). Kan het
dan stopzetten of verbeteren.
• Irriversibel: gaat door, niets aan te doen.
Reversibele dementie
o Niet neurologische oorzaken
o medicamenteus-toxisch (medicijnvergiftiging)
o endocrinologisch (traagwerkende schildklier)
o deficienties (vitamine tekort)
- VIT B12
- VIT B1 (korzakoff)
o Neurologische oorzaken
o Hersentumor
o Normal Pressure Hydocephalie (NPH) (waterhoofd)
o chronisch subduraal hematoom
o infectieuze pathologie
chronische meningo-encefalitis (syfilis, bij 3e stadium wordt je dement)
Aids dementia complex (gerelateerd aan aids).
Irreversibele dementie
60% ziekte van Alzheimer
15% Dementie met Lewy-bodies (parkison) > insluitingen in zenuwcellen, als je deze hebt heb je
meer kans op het krijgen van Parkinson. Je kan pas zien dat je deze hebt als je dood bent.
Dementie:
• Verminderde acetylcholine activiteit zowel corticaal als subcorticaal. Is een neurotransmitter,
kan je meten. Werkt centraal in je hersens.
• Mogelijk een verklaring voor de geheugenstoornissen
Behandeling
- Acetylcholine Esterase remmers: werkt kortdurend verbetering, moet er niet te veel van
verwachten. Is een neurotransmitter die toegediend wordt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mhanewalddeluca. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.46. You're not tied to anything after your purchase.