Samenvatting ''Met nieuwe ogen''- Multiculturaliteit, Module diversiteit & Inclusie
103 views 0 purchase
Course
Multiculturaliteit
Institution
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Book
Met nieuwe ogen
Samenvatting van het boek ''Met nieuwe ogen'', dit boek komt uit 2017.
Hoofdstukken 1,3,4 en 9 (t/m 9.4)
De samenvatting is geschreven in september 2019. Op de NHL Stenden wordt deze lesstof behandeld in het tweede leerjaar.
Hoofdstuk 1 – Diversiteitsbenaderingen en
superdiversiteit
Om elkaar te begrijpen kijk je bij anderen naar:
- Overtuigingen en waarnemingen
- Identiteit en imago
- Beleving van de sociale context
- Gezondsheids- en ziekteopvattingen
- (gezondheids)gedragingen en sociale omgangsvormen
- Actief burgerschap.
Sociale bril of culturele lens = Gemeenschappelijke ervaringen van meerdere mensen in
ongeveer dezelfde sociale situatie. We zien groeperingen of samenlevingen op dezelfde
wijze.
1.3
Context waarbinnen sociaal werk ondersteuning geeft en invloed geeft op je werkwijze:
- Leefwereld van cliënt en de sociale context van werkrelatie (microniveau)
- Betrokken organisaties en wereld van organisatieverbanden (mesoniveau)
- De grotere, maatschappelijke context van het werkveld (macroniveau)
Werksituaties worden onderzocht op alle niveaus.
Aangaan verbindende dialoog = aandacht voor interne diversiteit van cliënt, de interne
diversiteit van jouzelf en de complexe sociale context waarin de relatie zich afspeelt.
Dialogisch werken is het meervoudig kijken naar ieder individu, groep en context.
1.4
Verschillende visies op diversiteit en benaderingen:
- Deficit, Differentie, Discriminatie, Doelgroepen en Diversiteit.
1. Deficitbenadering: inhalen van achterstanden
Alle burgers hebben het recht om naar vermogen te delen in onze maatschappelijke
rechten; Welvaart, cultuur, tolerantie en individuele ontwikkelingsmogelijkheden.
Krachten hierin: intenties en het geloof van ontwikkeling.
Kritiekpunten: ‘achterstand’= stigmatiserend. Probleemgroep, bestaande beleid wordt
niet veranderd.
2. Differentiebenadering: overbruggen van culturele verschillen
Alle culturen zijn in deze visie gelijkwaardig.
Krachten hierin: Respect voor elkaar en vertrouwen dat spanningen kan verminderen.
Kritiekpunten: - 1. Cultuurrelativisme. Ontbreken aan kritisch inzicht en ter discussie
stellen van waarden en normen die botsen met universele rechten van de mens.
– 2. Nadruk leggen op verschillen en negeren van overeenkomst.
, – 3. Cultuurdeterminisme, eenzijdig verklaren van iemands gedrag en opvattingen vanuit
1 dimensie.
3. Discriminatiebenadering: tegengaan van uitsluiting en paternalisme
Toegang tot gelijkwaardige participatie wordt geblokkeerd.
Krachten hierin: Denken in termen van rechtvaardigheid, principe van recht op gelijke
behandeling volgens wet en duidelijkheid in grenzen wat tolerant is.
Kritiekpunten: eenzijdigheid van discriminatie gebruiken, het zwart-wit denken.
4. Doelgroepbenadering: drie-in-een gecombineerd
Combinatie van drie voorgaande benaderingen. Gericht op vastgestelde doelgroepen.
Kritiekpunt: geen oog hebben voor verscheidenheid binnen de doelgroepen. Ongewild
anderen uitsluiten.
5. Diversiteitsbenadering: verschillen én overeenkomsten tussen mensen onderkennen
Deze benadering overstijgt het denken in groepen die tegenover elkaar staan. Het gaat
om invloed van verschillen op de mogelijkheden en behoeften van de mensen. Kracht
van diversiteit wordt benadrukt, oog hebben voor overeenkomsten tussen mensen, niet
de verschillen.
1.5
Cultuursensitief werken = bewustzijn van eigen culturele bagage en innerlijke diversiteit,
jouw vooronderstellingen, waarden en normen gelden niet voor iedereen.
Kruispuntdenken zorgt ervoor dat je mensen bekijkt in hun veelheid aan dimensies en
niet vanuit 1 aspect.
Ieders identiteit is opgebouwd uit meerdere aspecten: etniciteit, klasse,
levensfase/generatie, talent/handicap (of ziekte/gezondheid),
religie/levensbeschouwing, sekse/gender, seksuele oriëntatie en professionele
socialisatie.
Bij superdiversiteit (2010) gaat het om een complexer vraagstuk, het gaat niet alleen om
een analysekader, maar ook om een nieuwe paradigma.
Superdiversiteit wijst naar normalisering van diversiteit.
1.7
Veranderingen door nieuwe technologie:
o Veranderingen van leeromgevingen
o Verandering van het sociale leven
o Culturele veranderingen
o Identiteitsveranderingen
o Politieke veranderingen
1.9
, Superdiversiteit is een sociologische manier om met nieuwe ogen te kijken naar en een
taal te geven aan onze snel veranderde realiteit. Belangrijke dingen voor een sociaal
werker is om iedere cliënt als een uniek individu te zien, je moet gevoeligheid ontwikkelen
voor culturele kaders. = cultuursensitief werken.
Zonder vooroordelen en met een open blik te banderen is belangrijk, je moet een bijdrage
kunnen leveren aan interculturalisatie van beleidskaders bij organisaties waarmee je
samenwerkt. Je moet bijdragen aan de vorming van een inclusieve samenleving.
Hoofdstuk 3 – Attitudes en cultuurverschil
Pluralistische attitude = kritisch reflecteren op eigen attitude en in gesprek gaan met jongeren.
Cultuur = meerdere aspecten van materiele en immateriele producten van de mens. Kunst,
architectuur, taal, literatuur, religie en economie. Maar ook om normen en waarden.
Het onderscheid tussen culturen zijn taal, tijd en geografische ruimte.
Cultuur is statisch en dynamisch, het is niet alleen een product van mensen, maar ook een proces
wat zich afspeelt tussen mensen.
3.4
Multiculturele driehoek van Bauman:
Nationaliteit, religie en etniciteit = cultuur.
Nationaliteit staat voor vormgeven aan meervoudige identiteit.
Etniciteit staat voor voorouderschap, genetica en uiterlijke kenmerken. (=statisch)
Religie staat voor zekerheid in continu veranderde en onrustige wereld. (=statisch) Dynamische
opvatting is dat mensen een eigen invulling mogen geven aan hun geloof of levensbeschouwing.
3.6
Waarom hebben we cultuur nodig? Micro, meso en macro niveau
1 – overleven, fysiek en mentaal. Nieuwe kennissen, inzichten en technologien ontwikkelen, die
helpen ons om te beschermen tegen mogelijke gevaren. Sociaal: samenwerkingsverbanden,
overleven en vreedzaam samenleven.
2 – betekenis geven aan ons handelen. Raakvlakken met zingeving. Waarop baseren we iets?
3 – eenvoudiger, voorziet in zekerheden en regelt bepaalde beslisregels (heuristieken). Helpt ons bij
maken van keuzes.
3.8
Iedereen verwerft aantal kenmerken van de cultuur van de samenleving.
Niveau 1, artefactoren – gedragspatronen, omgangsvormen, rituelen;
Niveau 2, belegen waarden – opvattingen over man-vrouw verhoudingen, belang autonomie in
verbondenheid, gewenste gezagsverhoudingen
En dieperliggende basisveronderstellingen over wat ‘normaal’ is en niet.
Aanleren van cultuurkenmerken van samenleving of sociale omgeving = enculturatie.
Groep of individu elementen van vreemde cultuur overneemt = acculturatie.
In kindertijd leer en pas je je het gemakkelijkst aan.
Cultuurkenmerken verwerf je impliciet (onbewust) en expliciet (bewust).
,3.9
Acculturatie = contact tussen groepen of individuen met verschillende culturele achtergrond waarbij
veranderingen optreden in culturele oriëntatie en patronen van 1 of beide partijen.
Identiteitscrisis heeft vaak te maken met communicatieproblemen. Identiteit en imago vallen niet
samen.
3.10
In hoeverre neem je andere waarden over? Hierbij moet je vaststellen wat je grenzen zijn. In welke
mate pas ik me aan, en draagt het bij aan menswaardigheid en sociale rechtvaardiging.
Fases acculturatie:
1 – euforiefase; neiging om alles door roze bril te zien.
2 – cultuurshock; hoe functioneer ik in andere cultuur, je ontdekt verschillen en
communicatieproblemen.
3 – acculturatie; groeiproces.
4 – evenwicht; je kunt je nieuwe cultuur beoordelen.
Integratie ontstaat wanneer een groep zijn culturele identiteit in zekere mate bewaart, maar toch
volwaardig deelneemt aan de samenleving.
Integratie moet van 2 kanten komen.
3.11
Bij separatie gaat het om mensen die de cultuur van land van herkomst willen behouden en
nauwelijks contact maken met mensen van meerderheidsgroep.
Bij marginalisatie gaat het om personen die van beide culturen niks willen nastreven.
Kosmopolitische oriëntatie = als mensen vanuit een open opstelling ongebondenheid uitstralen naar
verschillende groepen en culturen.
Integratie is effectiefste strategie voor migranten om identeitsvorming, gevoel van welbevinden als
maatschappelijke participatie. Dit brengt weinig stress met zich mee.
Bij multiculturalisme wordt bestaan van verschillende etnisch-culturele groepen erkend en
gerespecteerd. Komt overeen met integratie.
3.12
Attitude is totaal van opvattingen, gevoelens en geneigdheid tot handelen ten opzichte van iemand.
- Cognitieve component met betrekking tot opvattingen, normen en waarden
- Affectieve component gebaseerd op gevoelens en emoties
- Conatieve component gebaseerd op de wil of bereidheid tot bepaald gedrag.
Monistische attitude:
Geen goede basis om contact te maken, hierbij hoort sterk het wij-zij denken. Iemand met deze
attitude kan zich niet goed verplaatsen in anderen en daarbij aansluiten.
Aversive racism/ aversief racisme = je bent overtuigt van het recht op gelijke behandeling voor
iedereen maar bent niet bewust van eigen vooroordelen, dat negatieve emoties zijn.
Etnocentrisme = kenmerken eigen groep zijn superieur vergeleken die van andere groepen.
Ideëenstelsel over diversiteit waarin unieke van iedere persoon, groep of traditie wordt erkend. Je
denkt in termen van wij en zij, maar ziet de andere groep als gelijkwaardig, moeilijk bereikbaar en
soms exotisch. Het is een houding van respect en tolerantie ten aanzien van andere culturen. Het is
ontstaan uit reactie op monisme en etnocentrisme.
Er is niet 1 waarheid. Communicatieproblemen vanwege cultuurverschillen kunnen overbrugd
worden door wederzijds respect en tolerantie.
Nadelige gevolgen zijn onverschilligheid en handelingsverlegenheid. Er kan schijntolerantie ontstaan.
Het kan ook leiden tot culturalisme en opportunisme.
Culturalisme = communicatieve gedrag van een persoon 1dimensionaal bepaald wordt door diens
toebehoren aan bepaalde etnische, nationale of religieuze cultuur.
Cultuur opportunisme = etnische cultuur wordt aangevoerd als excuus, rechtvaardiging of cultureel
verweer.
Taalgebruik van cultuurrelativistische attitude is vaag en omslachtig. Bij tegengas keert het vaak om
in monistische attitude.
Pluralistische attitude:
Wordt ook wel communicatief moreel universalisme genoemd.
Iemand die elk mens beschouwt als medemens, van wie zich onderscheidt zoals alle andere mensen
heeft een pluralistische attitude.
Je hebt empathie en ziet ieders unieke kanten.
Extreme vorm = iemand die niet kan stoppen met dialoogvorming. Tijdig en waardige afronding past
bij pluralistische attitude.
Duidelijk taalgebruik, meestal in de ik-vorm spreken en ook ander voor zichzelf laten spreken.
Analysekader diversiteit
Om een doel te bereiken zijn universalisme of pluralisme bovenculturele waarden nodig en een
communicatieve grondhouding.
Hoofdstuk 4 - balanceren tussen verlies en verrijking
4.3
Migratie is zich permanent verplaatsen van individuen of groepen binnen een groter geografisch
gebied van de eigen geboortestreek. Het is niet verbonden aan een volk, land of cultuur.
4.4 migrantengroeperingen
Pushfactoren om te emigreren:
- Arbeidsmigratie
- Gezinsmigratie
- Studiemigratie
- Postkoloniale migratie; combinatie van gezin, arbeid en studie
- Asielmigratie
,- Economische migratie
, Pullfactor om te emigreren:
- De Nederlandse verzorgingsstaat en het toelatingsbeleid
- Aanwezigheid migranten dezelfde herkomst
- Verwantschap met of aantrekkelijkheid van taal en cultuur
- Toegankelijk en kwalitatief goed onderwijs
- Verkrijgbaarheid premies zoals zakgeld en vertrekpremies
- Ruimere toegankelijkheid dan in de jaren voor de ‘onafhankelijkheid’ van de Staat.
(postkoloniale migratie)
Migranten die vanaf 2007 naar Nederland zijn gekomen worden nieuwkomers genoemd.
Sinds 1 januari 2007 is er een nieuwe inburgeringswet en moet er een inburgeringsexamen
plaatsvinden. Deze cursus begint al in het buitenland. Nieuwkomers moeten een
participatieverklaring tekenen, het doel hiervan is om hen te wijzen op hun rechten, plichten
en de kernwaarden van Nederland.
Oudkomer: Persoon tussen 16 en 65 jaar die geen Nederlands paspoort heeft maar voor 1
januari 2007 in Nederland woonde, minder dan 8 jaar in Nederland woonde toen hij of zij
leerplichtig was en geen diploma’s heeft die kunnen laten zien dat hij of zij de Nederlandse
taal goed kent.
Voor hen geldt geen plicht tot het volgen van een inburgeringscursus. Wel zijn er andere
programma’s, de eisen en toetsen zijn omschreven in de oudkomersregelingen. Oudkomers
ontvangen geen certificaat.
6 groepen migranten in chronologische volgorde:
1. Ex kolonialen en migranten uit vroegere koloniën; Molukkers, Indische Nederlanders,
Surinamers en Antilianen. Verschillende motieven
2. Leden van ‘historische’ minderheden; niet tot allochtonen behoorden. Etnisch-culturele,
religieuze cultuur of identiteit die hun onderscheid van dominante Nederlandse cultuur.
Joden en zigeuners bijvoorbeeld. Ze hebben hun eigen identiteit behouden.
3. Eerstegeneratiearbeidsmigranten en hun kinderen; vanaf jaren 60 heeft Nederland veel
arbeidskrachten geworven uit landen rondom de Middellandse Zee. Jonge mannen die
later hun gezin overbrachten ivm de goede toekomstgelegenheden in Nederland.
4. Gezinsvormers en gezinsherenigers; Eerste generatie Turken en Marokkanen lieten hun
vrouw overkomen om hier te trouwen.
5. Kennis- en diplomamigranten; aparte categorie uit arbeidsmigranten. Kennismigranten
hoeven vanaf 2004 geen tewerkstellingsvergunning te hebben. Voorwaarde: hebben van
werk, minimaal inkomen van rond de 4000 euro per maand. Wanneer men binnen een
jaar hooggekwalificeerd is, is er voor in Nederland afgestudeerde buitenlandse studenten
een verlaagde inkomensnorm.
6. Nieuwe migranten uit de MOE-landen; Midden- en Oost-Europese landen. Circulaire
migratie: mensen komen en gaan, afhankelijk van kansen op werk.
Tijdelijke, ciculaire migratie: arbeidsmigranten die vooral seizoenarbeider zijn. Blijven maximaal 5
jaar in Nederland. Weinig contact met Nederlanders, werken vooral om geld in het land van
herkomst te investeren en gaan ongeveer 4 keer per jaar naar hun eigen land.
, Transnationale of bi-nationale migratie: opgeleide migranten die werkzaam zijn in middelbaar
beroep, veel geld opsturen en bezit hebben in eigen land. Wonen vaak langere tijd in Nederland.
Aarden relatief goed en hebben tegelijk contact met thuisland. Meestal partner maar geen kinderen.
Migratie van hoogopgeleiden: migranten die werkzaam zijn in beroepen met relatief hoge status.
Sturen weinig geld op, zijn langere tijd in Nederland en willen zich daar met partner en kinderen
vestigen. Hoogopgeleide vestigers.
Footloose migratie: laagopgeleide migranten die onzekere arbeidspositie hebben, relatief kort in
Nederland zijn, geen Nederlandse vrienden hebben, weinig geld opsturen en weinig contact hebben
met thuisland. Vaak single.
De eerste generatie migranten maken zich zorgen over hoe ze binding moeten houden met het
moederland, om te gaan met verschuivende gezinsverhoudingen en partnerkeuzes van de kinderen,
waar willen ze begraven worden, dat soort vragen.
Een levensfaseovergang gaat vaak samen met onzekerheid, proces van verlies en verdriet, maar ook
met hoop en adaptatie. Waarbij het oude wordt losgelaten en er nieuw evenwicht ontstaat. Dit
vraagt tijd, erkenning en ondersteuning. Rouw is een essentieel onderdeel van migratieproces.
Seperatiefase: overgang van het oude naar het nieuwe. Er is onzekerheid, verlies, maar ook
verlangen, euforie en nieuwe hoop op kansen.
Liminele fase: drempel van oud naar nieuwe fase. Ambivalente gevoelens over ‘nieuwe land’.
Migrant heeft het oude achter zich gelaten maar kan nog niet verbinden aan het nieuwe en voelt zich
niet thuis. In deze fase ontstaan gemakkelijk emotionele en psychische problemen. Deze fase biedt
ook ruimte voor creativiteit. Er is sprake van verlies en verrijking = transitionele ruimte. Migranten
hebben hierbij goede ondersteuning en voldoende kracht- en inspiratiebronnen nodig.
Re-integratiefase: uiteindelijke adaptatie. Zinvolle manier van verbinden met nieuwe leven is
gevonden.
Terugval naar liminele fase komt veel voor.
4.7 maatschappelijke kwetsbaarheid en participatie van migranten
De term maatschappelijke kwetsbaarheid is geïntroduceerd als reactie op de termen kansarmoede
en achterstand.
Maatschappelijke kwetsbaarheid: zichzelf versterkend proces van mislukking en achterstelling.
3 soorten aspecten:
- Structureel aspect: ongunstige maatschappelijke positie. Armoede, slechte huisvesting, en/of
laag beroeps- en opleidingsniveau.
Culturele aspect: beleving eigen situatie, algemene waardeoriëntaties,
probleemoplossingsstrategieën, opvoedingsmodellen, onderwijsoriëntatie en
maatschappelijk perspectief.
Cumulatieve aspect: problemen op 1 gebied werken versterkt door op problemen op andere
gebieden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Annaganzevoort. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.