Hoofdstuk 1 - Wat is politiek?
1. Wat is politiek?
1.1.Een fundamentele vraag
Het onderwerp van de politicologie
De politicologie richt zich op de studie van politiek, wat haar onderscheidt van andere sociale wetenschappen
zoals sociologie, bestuurskunde, geschiedenis, recht, economie en communicatiewetenschappen. Politicologen
integreren inzichten uit deze disciplines en passen ze toe op politieke verschijnselen en processen, waardoor de
politicologie een integratiewetenschap is.
Kritiek op de politicologie als discipline
De vraag of de politicologie een unieke wetenschappelijke discipline is, wordt door sommigen betwist. Bart
Tromp vindt van niet: hij stelt dat politicologie zich onderscheidt door haar studieobject, niet door unieke
wetenschappelijke methoden. Politieke wetenschappen hebben geen allesomvattende wetenschappelijke
theorie zoals de natuurwetenschappen, wat leidt tot diverse en vaak tegenstrijdige theorieën en modellen. Er is
ook geen algemeen aanvaard centraal begrippenkader binnen de politicologie, wat kritiek oplevert dat de
discipline een gebrek aan een onderscheidende kern (unique selling proposition) heeft (niet waar, zie H3, USP is
macht). Dit roept de vraag op of politicologie een 'field of enquiry' is in plaats van een aparte discipline.
Fundamentele (existentiële) vraag
De vraag “wat is politiek?” is fundamenteel en complex, omdat het raakt aan de essentie en afbakening van de
politicologie. Deze vraag is existentiële voor de discipline en moeilijk te beantwoorden, aangezien politiek
moeilijk te omschrijven is en er geen consensus over bestaat.
Complexe vraag: geen eensgezindheid
Er bestaat geen algemeen aanvaarde definitie van politiek. Dit gebrek aan overeenstemming leidt zowel tot
politieke als wetenschappelijke discussies.
• Politieke Discussie:
o De definitie van politiek is vaak verbonden aan het debat over overheidsoptreden. De reikwijdte
van politieke problemen en de mate van overheidsinterventie kunnen variëren van een 'minimal
state', die zich richt op orde, tucht, en eigendomsrechten, tot een 'nanny state', die uitgebreide
welvaartstaken uitvoert en burgers van wieg tot graf begeleidt.
Minimal state Nanny state
− Orde en tucht − Alomtegenwoordig,
− Bescherming van grenzen en interventionistische welvaartsstaat
eigendomsrecht − Veel verschillende taken
− Beperkt aantal verzorgende taken
− Moeit zich bijna niet
• Wetenschappelijke Discussie:
o Wetenschappers verschillen van mening over de definitie van politiek, wat leidt tot de vraag of
politiek een domein (plaats) of een proces (aspect) is. De domeinbenadering ziet politiek als een
afgebakend deel van de samenleving, terwijl de aspectbenadering politiek als een onderdeel van
alle sociale verhoudingen beschouwt. (Marsh & Stoker zien dit als de 2 globale benaderingen om
politiek te definiëren).
Pagina 1 van 125
,Wezenlijk betwist begrip/essentially contested concept (Gallie)
Politiek is een wezenlijk betwist begrip, zoals filosoof W.B. Gallie beschreef. Gallie stelt dat verschillende
stromingen verschillende opvattingen hebben over het correcte gebruik en de juiste interpretatie van politieke
begrippen, maar erkennen dat hun eigen gebruik door anderen betwist kan worden. Er bestaat dus geen
consensus over het begrip. Voorbeelden van zulke wezenlijk betwiste begrippen zijn kunst en democratie.
Mensen kijken naar deze begrippen door een ideologische bril, waarbij ze proberen hun eigen ideaal te creëren.
Politiek is een containerbegrip (Connolly): het bestaat uit verschillende onderdelen waarvan geen
ondubbelzinnige definities gegeven kunnen worden.
Politiek is een essentieel gecontesteerd begrip omdat alle bouwstenen die gebruikt worden om de
inhoud ervan te bepalen, op zichzelf ook gecontesteerd zijn.
1.2. Essentiële onderdelen van politiek (de 3 hoogtepunten)
(1) Politiek is het besturen van een samenleving
Politiek wordt gedefinieerd als het besturen van een samenleving. Het omvat het geheel van activiteiten en
processen die verband houden met het bestuur van een gemeenschap.
Onderscheid tussen polity, politics en policy:
> Polity: Institutionele vormen van samenleven zoals staats- en regeringsvormen.
> Politics: Machtsuitoefening, besluitvorming, vertegenwoordiging en belangenverdediging.
> Policy: Beleidsvorming, bijvoorbeeld op het gebied van buitenlands of arbeidsmarktbeleid.
Oorsprong van het begrip politiek: Afgeleid van het Griekse politeia (politika), gerelateerd aan het bestuur en
het leven in de polis, de Griekse stadstaat.
Betekenis van politiek in de Griekse context: politiek omvatte zaken die te maken hadden met het publieke leven
in de polis, waarbij politikos verwees naar het publieke aspect van burgerschap en idiotikos naar het privéleven.
Beperkingen van de definitie van politiek: hoewel politiek breed wordt gedefinieerd als het besturen van een
samenleving, sluit deze definitie specifieke zaken uit zoals besluitvorming binnen kleinere entiteiten zoals
studentenclubs.
(2) Van een bevolking op een territorium
> Politiek heeft meestal betrekking op samenlevingen die verbonden zijn aan een territorium, zoals staten,
de EU of andere internationale organisaties van staten.
> Er zijn ook niet-territoriaal gebonden verenigingen, zoals de katholieke kerk, waarbij het lidmaatschap
verschilt in vrijblijvendheid en omvang. Lidmaatschap van een studentenclub is bijvoorbeeld gericht op
specifieke doelen en activiteiten en omvat niet alle aspecten van het leven.
> In niet-territoriaal gebonden verenigingen gelden regels die slechts een beperkt deel van het leven
reguleren. Niet-leden zijn niet gebonden aan deze regels en leden kunnen besluiten op te stappen.
> Territoriale samenlevingen (zoals staten) hebben daarentegen uitgebreide regels die gelden voor alle
aspecten van het leven op dat grondgebied. Ontsnappen aan dit verplichte lidmaatschap vereist
verhuizing naar een ander territorium met mogelijk andere regels.
> Politieke territorialisering manifesteert zich vooral door samenwerking tussen staten. Dit is een
historische evolutie die kan veranderen, zoals blijkt uit verschuivingen in beleidsniveaus (regionaal,
nationaal, internationaal) en binnen staten (gemeenten, provincies, gemeenschappen, gewesten).
> Hoewel staten nog steeds dominant zijn, zijn processen van globalisering, decentralisering,
federalisering en Europese integratie van invloed geweest. Niet-statelijke actoren zoals Google,
Facebook en Apple hebben ook aanzienlijke politieke macht verworven, die soms groter is dan die van
staten.
Pagina 2 van 125
,(3) Politiek is de activiteit om in de samenleving bindende collectieve beslissingen te nemen
> Definitie van politiek volgens David Easton:
Politiek wordt gedefinieerd als het systeem van interacties binnen een samenleving waarin bindende
beslissingen worden genomen en geïmplementeerd. Deze beslissingen zijn gezaghebbend voor de hele
samenleving en hebben betrekking op de toebedeling van materiële en immateriële waarden
(“authorative allocation”) die door schaarste conflicten kunnen veroorzaken.
> Politiek versus parapolitiek:
Politiek omvat de besluitvorming en acties van de overheid die gezaghebbend zijn voor de hele
samenleving. Parapolitieke systemen, zoals gezinnen of bedrijven, hebben intern hun eigen politieke
systemen die niet zo inclusief zijn als het politieke systeem van de samenleving als geheel.
> Breedte van de definitie van politiek:
Politiek kan verschillende betekenissen hebben, waaronder het beheer van de staat, het nemen van
collectieve beslissingen, het organiseren van conflict en consensus, en het bepalen van wie wat krijgt en
wanneer. Het is een dynamisch concept dat door de tijd en ruimte heen verschillend is ingevuld.
1.3.Enkele bijdragen uit de geschiedenis
(1) Politiek als het nastreven van het goede leven
> Aristoteles: hoe moeten we de samenleving organiseren?
> Een volwaardig menselijk leven (eudaimonia, het goede leven) is enkel mogelijk binnen een politieke
gemeenschap.
> Mens is een zoön politikon, het vindt zijn natuurlijke bestemming in de deelname aan politieke
activiteiten.
> Politiek is niet beperkend, maar laat toe om volwaardig te leven. Maar dat geldt enkel voor vrije
mannen; niet voor vrouwen, kinderen, vreemdelingen of slaven.
> De politiek is de zoektocht naar de Goede Samenleving.
> Politiek is een dialoog, een sociale activiteit.
> Aristoteles vs. Laswell:
Laswell was een Amerikaanse politicoloog die politiek definieerde als "who gets what, when, how".
Laswell legt de nadruk op de machtsverhoudingen en distributieprocessen binnen de samenleving,
terwijl Aristoteles de nadruk legt op participatie, dialoog en de zoektocht naar het goede leven.
(2) Politiek als het streven naar macht
> Machiavelli's benadering van politiek:
Niccolò Machiavelli, bekend om zijn boek "Il Principe", beschouwde politiek als het streven naar macht
en het behoud ervan. Zijn werk, geschreven tussen 1513 en 1515, richt zich op hoe vorsten macht
kunnen verwerven en hun staat kunnen besturen. Voor Machiavelli staat politiek in contrast met het
streven naar het goede leven zoals Aristoteles dat zag, en wordt het gezien als een techniek om macht te
consolideren en de staat te beschermen.
> Begrip van de staat:
Tijdens Machiavelli's periode evolueerde het begrip "staat" van een persoonlijke status van de vorst
(status regis) naar een abstracte entiteit. Politiek werd gezien als een amorele kunst die nodig was om
de staat te beschermen tegen zowel binnenlandse als buitenlandse bedreigingen.
Pagina 3 van 125
, > Machiavellisme:
Het begrip "machiavellisme" verwijst naar de gerichtheid op macht en de bereidheid om ethische
grenzen te overschrijden om politieke doelen te bereiken. Het draait om macht als doel op zichzelf, los
van morele overwegingen of het streven naar het algemeen welzijn. Dit staat in contrast met Aristoteles'
opvatting van politiek als een deugdzame praktijk gebaseerd op wijsheid en goed bestuur.
(3) Politiek als organisatie binnen de staat
> Nieuwe politieke dynamiek na de Franse Revolutie:
Na de Franse Revolutie aan het einde van de 18e eeuw ontstonden nieuwe politieke stromingen zoals
conservatisme, liberalisme en later socialisme. Deze stromingen introduceerden een dynamischer begrip
van politiek dat niet langer alleen draaide om het behoud van de staat zoals bij Machiavelli, maar om de
organisatie binnen de staat zelf.
> Verlichtingsideaal en democratisering:
Het nieuwe politieke begrip reflecteerde het Verlichtingsideaal dat streefde naar de vervolmaking van
mens en samenleving. Politiek ging niet meer alleen over de vorst en een elite, maar steeds meer over
de betrokkenheid van brede lagen van de bevolking, oftewel democratisering. Burgers moesten kunnen
deelnemen aan besluitvorming over hoe de samenleving georganiseerd moest worden.
> Ideologieën en politieke realisatie:
Politiek werd gezien als het middel om ideologieën te realiseren, waarbij verschillende tegenstrijdige
visies op de samenleving werden uitgewerkt in coherente voorstellen gebaseerd op waarden. Het
draaide om het debat over hoe de ideale samenleving eruit zou moeten zien en welke acties nodig
waren om dit te bereiken.
> Hedendaagse relevantie:
Deze betekenis van politiek blijft vandaag relevant. Het einde van grote ideologische conflicten wordt
soms gezien als het einde van de politiek en zelfs van de geschiedenis, omdat politiek historisch gezien
vaak is gevormd door deze ideologische tegenstellingen.
1.4.Een poging tot synthese
> Definitie van politiek:
Politiek wordt gedefinieerd als de activiteit binnen een samenleving die gericht is op het ordenen en
beheren van die samenleving door middel van dwingende collectieve keuzes. Het centrale element van
politiek is macht, en politiek streeft naar vreedzame oplossingen voor conflicten over deze collectieve
keuzes.
> Conflicten en schaarste:
Politieke conflicten ontstaan vanwege tegenstrijdige posities, meningen en belangen, en vanwege de
beperktheid van middelen om aan alle behoeften te voldoen. Zelfs wanneer er voldoende middelen zijn,
blijven er conflicten bestaan vanwege verschillende opvattingen over wat goed en juist is.
> Syntheseomschrijving van politiek:
Politiek kan worden samengevat als een sociaal verschijnsel dat zich afspeelt in de interacties tussen
mensen. Het gaat om beslissingen die het samenleven van de politieke gemeenschap ordenen via
bindende regels. Hierbij zijn specifieke instellingen, procedures en een politieke cultuur betrokken.
Centraal in politiek staat het gebruik van macht en de ontwikkeling van machtsposities.
Pagina 4 van 125
, > Competitieve realisatie van doelen:
Politiek draait om de competitieve realisatie van doelen en de bescherming van belangen in een
omgeving van schaarste en onverenigbare doelen. De belangen en doelstellingen, evenals de manieren
waarop conflicten worden geregeld, zijn het resultaat van materiële omstandigheden, maatschappelijke
analyses, waarden, normen en politieke strategieën.
1.5.Politiek en conflicten
Politiek en conflicten zijn inherent met elkaar verbonden. In een samenleving waarin geen conflicten bestaan,
zou politiek overbodig zijn omdat iedereen het altijd met elkaar eens zou zijn, wat niet realistisch is.
(1) Carl Schmitt
> Specifieke politieke categorieën:
Carl Schmitt stelt dat politiek zich onderscheidt van andere domeinen van menselijk handelen zoals
moraal, esthetiek en economie door specifieke criteria. Terwijl moraliteit draait om goed en kwaad,
esthetiek om mooi en lelijk, en economie om rendabel en niet-rendabel, berust politiek op een
fundamenteel onderscheid dat uniek is: vriend versus vijand.
> Vriend en vijand:
Vriend en vijand symboliseren de uiterste intensiteit van verbinding of scheiding tussen groepen of
staten. Het onderscheid blijft geldig ongeacht of de politieke vijand als moreel slecht, esthetisch lelijk of
economisch concurrentieel wordt gezien. Deze zelfstandigheid van het politieke onderscheid maakt het
fundamenteel voor het begrijpen van politiek als een domein van conflict en strijd.
> Politiek zonder strijd is geen politiek:
Voor Schmitt is antagonisme, tegenstelling en de nadruk op meningsverschillen en strijd inherent aan
het wezen van politiek. Een wereld zonder mogelijkheid tot strijd zou volgens hem geen politiek kennen,
maar eerder een staat van wereldvrede.
(2) Chantal Mouffe
> Radicaal democratisch perspectief:
Mouffe stelt dat conflicten in democratieën, vooral in pluralistische samenlevingen, onvermijdelijk zijn
en zelfs noodzakelijk voor een gezonde democratie. Ze zegt dat een democratie haar essentie verliest als
het conflictuele aspect verdwijnt, omdat daarmee ruimte voor inhoudelijk debat verloren gaat.
> Agonistisch pluralisme:
Ze introduceert het concept van "agonistisch pluralisme", wat inhoudt dat politieke conflicten voordelen
kunnen hebben. Dit staat in contrast met zowel de marxistische visie op een klassenloze maatschappij na
de klassenstrijd als met het traditionele liberale idee van consensus door onderhandelingen.
> Politiek als polariserend en agonistisch:
Mouffe benadrukt dat politiek inherent polariserend is en dat conflicten niet altijd op een redelijke
manier kunnen worden opgelost. Ze ziet democratie als een arena waarin verschillen, rivaliteit,
conflicten en confrontaties moeten worden toegestaan zonder dat ze worden onderdrukt.
> Verschil met Schmitt:
In tegenstelling tot Schmitt maakt Mouffe een onderscheid tussen antagonistische en agonistische
conflicten. Terwijl Schmitt elke politieke tegenstelling ziet als een strijd waarbij slechts één partij kan
overleven, ziet Mouffe de strijd binnen de democratie als agonistisch, waarbij respect, tolerantie en
erkenning van de legitimiteit van tegenstanders essentieel zijn.
Pagina 5 van 125
, > Rol van Gramsci:
Mouffe's benadering van politiek en maatschappij is ook gevormd door Gramsci's concept van culturele
hegemonie, waarbij dominante ideeën en waarden van de heersende klasse de maatschappelijke
normen en instellingen bepalen. Dit idee helpt haar om de complexe dynamiek van politiek en macht in
moderne democratieën te begrijpen.
Studie van conflictsituaties en conflictgedrag:
> Definitie van conflictsituaties:
Conflictsituaties in de politicologie worden gekenmerkt door tegenstellingen in belangen of doelen
tussen individuen of groepen. Dit kan zowel een objectieve als een gepercipieerde tegenstelling zijn. Het
centrale kenmerk is dat de realisatie van het ene doel of belang de realisatie van het andere geheel of
gedeeltelijk belemmert.
> Onverenigbaarheid vs. symbiose:
Onverenigbaarheid van belangen betekent niet simpelweg een verschil in doelen, maar impliceert dat
het bereiken van het ene belang niet samengaat met het bereiken van het andere. Verenigbaarheid of
symbiose daarentegen houdt in dat het bereiken van één doel niet noodzakelijk ten koste gaat van een
ander doel, maar betekent niet dat ze elkaar ondersteunen.
> Conflictgedrag:
Conflictgedrag wordt gedefinieerd als gedrag dat gericht is op het tegengaan van anderen om de eigen
doelen te bereiken. Dit kan variëren van lichte rivaliteit, waarbij de focus vooral ligt op het bereiken van
eigen doelen zonder directe tegenwerking van anderen, tot interactieve conflicten waarbij het doel is
om anderen te hinderen.
> Regulatie van conflictgedrag:
Conflictgedrag kan verschillende gradaties van regulatie hebben, van minder tot meer gereguleerd. Dit
hangt af van de geaccepteerde normen, regels en procedures binnen de politieke context waarin het
conflict plaatsvindt.
Verklaringen voor conflicten
> Microverklaringen:
Conflicten zijn inherent aan de menselijke natuur volgens microverklaringen. Emoties zoals wantrouwen
en afgunst, samen met misverstanden en frustratie, spelen een cruciale rol bij het ontstaan van
conflicten. De frustratie-agressietheorie stelt dat agressief gedrag voortkomt uit geblokkeerde
doelbereiking en dat frustratie op zijn beurt tot agressie kan leiden.
> Macroverklaringen:
Macroverklaringen zoeken de oorsprong van conflicten in kenmerken van collectiviteiten, zoals
religieuze, sociaaleconomische of etnische breuklijnen. Het marxisme legt bijvoorbeeld de nadruk op
klassenstrijd, terwijl de relatieve deprivatie-theorie stelt dat conflicten ontstaan wanneer de verwachte
behoeftebevrediging sterk afwijkt van de werkelijke behoeftebevrediging. Dit fenomeen is cruciaal bij
het verklaren van revoluties en politieke omwentelingen.
> Schaarste, keuzes en issues:
Conflicten vinden ook hun oorsprong in schaarste, waarbij beperkte middelen verdeeld moeten worden
over diverse en vaak concurrerende maatschappelijke doelen. De keuzes die hierbij gemaakt moeten
worden, kunnen leiden tot verdeeldheid en conflicten, zelfs als er overeenstemming is over de te
bereiken doelen. Dit geldt zowel voor 'valence issues' (waarbij er algemene overeenstemming is over
doelen) als voor 'position issues' (omstreden doelen).
Pagina 6 van 125
,Vijf grote bronnen van conflicten (Sodaro)
> Macht: Conflicten ontstaan door ongelijke verdeling van macht binnen samenlevingen. De strijd om
macht kan spanningen veroorzaken tussen individuen en groepen.
> Middelen: Onevenwichtige verdeling van materiële middelen zoals geld, grondstoffen en andere
economische bronnen kan leiden tot conflicten over toegang en gebruik.
> Identiteit: Verschillen in identiteit tussen groepen (bijv. op basis van klasse, etniciteit, geslacht, religie,
generatie) kunnen spanningen veroorzaken. Deze identiteitsverschillen kunnen fundamentele
breuklijnen in de samenleving vormen. Soms doorkruisen die breuklijnen elkaar (cross-cutting
cleavages), soms versterken ze elkaar (polarizing cleavages).
> Ideeën: Conflicten kunnen voortkomen uit verschillende politieke ideeën over kernwaarden zoals
vrijheid, rechtvaardigheid, veiligheid, gelijkheid en welvaart. Ideologische verschillen tussen groepen,
bijvoorbeeld tussen socialisten en liberalen, kunnen leiden tot conflicten over beleidskwesties.
> Waarden: Meningsverschillen over spirituele, morele principes of levenskwaliteiten die door individuen
en groepen worden nagestreefd, kunnen ook conflicten veroorzaken. Zelfs binnen een samenleving
kunnen diverse opvattingen over centrale waarden bronnen van spanning en conflict zijn.
Conflicten: inhoudelijk én handelingsaspect
> Onverbrekelijk verband: Conflicten ontstaan niet automatisch uit conflicterende doelen en belangen; er
moet ook actie (handelingsaspect) aan gekoppeld worden. Zonder actie is er geen conflict.
> Interdependentie: Conflicten vereisen een zekere afhankelijkheid tussen partijen (A afhankelijk van B
voor doelbereiking). Politieke conflicten zijn dus inherent verbonden met interdependentie. Hoe meer
interdependentie, hoe meer kans op conflict en dus ook hoe meer nood aan politiek.
> Relatie tussen interdependentie en conflictregulering: Hogere interdependentie vergroot zowel de kans
op conflicten als op mogelijke oplossingen door package deals (globale oplossing waarin allerlei eisen
gebundeld worden, dus beide partijen winnen bij deze oplossing). Tegelijkertijd kunnen cross-cutting
cleavages (doorkruisende breuklijnen) conflictmatig gedrag matigen.
> Tweedimensionale benadering (~van der Eijk): Conflicten
worden benaderd met een tweedimensionale analyse:
verticaal voor handelingsaspecten (van gezamenlijke actie
tot strijd) en horizontaal voor inhoudelijke aspecten (van
onverenigbaarheid tot symbiose).
> Onverenigbaarheid van doelen: Niet alle onverenigbare
doelen leiden automatisch tot conflict (punt C), omdat actie
ontbreekt. Latente conflicten kunnen evolueren naar
manifeste conflicten door dwang, ruil, misverstand of
strategische overwegingen.
> Symbiose van belangen: Omgekeerd leidt symbiose van belangen niet automatisch tot samenwerking
(punt D), omdat misverstanden of tegenstrijdige percepties een rol kunnen spelen.
> Conflicten zijn de motor van politiek, ze zijn essentieel. Politicologie is dan ook de studie van conflicten.
Pagina 7 van 125
,2. Over politicologie: bijzonderheden en moeilijkheden
2.1.Is politicologie een wetenschap?
(1) Politicologie is een heterogene discipline
> Heterogene discipline: politicologie is jong en divers, met meer variatie dan andere disciplines zoals
scheikunde of anatomie. Het is een "huis met vele kamers", met diverse invalshoeken, methodes,
onderwerpen en theorieën (Stoker & Marsh, 2010).
> John Trent noemt overmatige specialisatie (‘excessive specilization’) als een probleem, waarbij
subdisciplines soms moeilijk met elkaar communiceren.
> Ja, want volgen methodologie van de wetenschap:
Politicologen gebruiken systematische en gecontroleerde empirische wetenschappelijke methoden om
politieke verschijnselen te analyseren en te verklaren (Manheim, Rich & Willnat, 2002).
> Ja, want formele erkenning van politicologie als wetenschap:
o Institutionele erkenning: Politicologie heeft een eigen onderzoeksobject, methodologie,
curriculum en wetenschappelijke gemeenschap (Witte, 2003). Er zijn tijdschriften, studiedagen,
verenigingen zoals Res Publica en de Vereniging voor Politieke Wetenschappen, en
internationale organisaties zoals ECPR.
> Scepticisme: Ondanks formele erkenning overtuigt dit niet iedereen. Sommige mensen hebben een
specifieke opvatting van wetenschap die volgens hen niet overeenkomt met de politicologie.
(2) Welk beeld van wetenschap is het referentiepunt?
> Spelregels van het wetenschappelijke proces:
o Fasen: theorieformulering, operationalisering in hypotheses, selectie van onderzoeksmethoden,
dataverzameling, data-analyse en interpretatie van resultaten.
o Doel: Het doel is het formuleren van algemene, causale en verklarende wetten om
verschijnselen te verklaren.
> Ideaalbeeld uit de natuurwetenschappen (Hobbes):
o Covering law-model (of deductief-nomologisch model): Dit model, afkomstig uit de
natuurwetenschappen, stelt dat politieke verschijnselen onder universele wetmatigheden
vallen. Wat verklaard moet worden (explanandum) wordt logisch gededuceerd uit een
algemene wet (explanans). Het verklaart gebeurtenissen als logische gevolgen van bekende
algemene wetten.
> Noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor natuurwetenschappelijke methode:
o Causale relatie: Er is een oorzakelijk verband als er een onveranderlijke opeenvolging van
gebeurtenissen is onder gelijke omstandigheden.
o Wetmatigheden: Deze worden vastgesteld via herhaalde experimenten, waarbij
omgevingsfactoren gewijzigd kunnen worden om de gevolgen te registreren.
o Universele geldigheid: Wetten impliceren dat als x gebeurt, y volgt, gegeven bepaalde
omgevingsfactoren, waar en wanneer dan ook.
(3) Politicologie kan moeilijk aan de criteria van de natuurwetenschappen voldoen
> Sommigen geloven dat een werkelijke wereld onafhankelijk van onze kennis bestaat, terwijl anderen
het beschouwen als een sociale constructie. Dit leidt tot epistemologische en ontologische debatten
binnen de politicologie, wat weer invloed heeft op methodologische vraagstukken.
Pagina 8 van 125
, > In de sociale wetenschappen is het moeilijker om empirisch controleerbare algemene wetten vast te
stellen. In plaats daarvan ligt Verstehen meer binnen bereik, maar dit maakt het lastig om menselijk
gedrag te voorspellen door de complexiteit van de aanvangsvoorwaarden.
> Sociale wetenschappen maken gebruik van waarschijnlijkheidswetten/probalisme, waarbij
voorspellingen onder bepaalde voorwaarden gedaan worden, maar deze aanvangsvoorwaarden
veranderen constant, wat controle bemoeilijkt. In tegenstelling tot de natuurwetenschappen, waar
ceteris paribus kan worden toegepast, is dit in de sociale wetenschappen vaak niet mogelijk.
> Het studieobject in de sociale wetenschappen verandert continu, wat betekent dat situaties niet
herhaald kunnen worden met dezelfde aanvangsvoorwaarden. Dit maakt het moeilijk om effecten van
variabelen te meten zoals in natuurwetenschappelijke experimenten.
> Mensen kunnen zich onvoorspelbaar of misleidend gedragen, wat het verzamelen van accurate data
bemoeilijkt. Dit zorgt ervoor dat onderzoek in sociale wetenschappen vaak complexer en minder
voorspelbaar is.
> Menselijk gedrag en de sociale werkelijkheid zijn zo complex dat het moeilijk is om systematische
generalisaties te maken. Dit resulteert vaak in theorieën die te eenvoudig of te specifiek zijn.
> Constructivisme benadrukt dat kennis een sociale constructie is, gevormd door percepties, opvattingen
en overtuigingen van onderzoekers. Dit leidt tot filosofische bezwaren tegen het idee dat politieke
wetenschap een objectieve wetenschap kan zijn. Feiten worden niet ontdekt, maar gecreëerd binnen
een culturele en historische context.
(4) Het weer wil niet mee: moeilijkheden bij wetenschappelijke benaderingen in de politicologie
> Net als de sociale wetenschappen zijn weersystemen zeer complex. Ze bestaan echter uit fysieke
componenten zonder eigen wil, terwijl sociale fenomenen wel door menselijke intenties worden
beïnvloed. De vergelijking met meteorologie laat zien dat, ondanks bekende natuurwetenschappelijke
wetmatigheden, correcte weersvoorspellingen moeilijk blijven.
> De chaostheorie, geïntroduceerd door Lorenz, benadrukt de sterke afhankelijkheid van
aanvangsvoorwaarden. Kleine veranderingen kunnen grote gevolgen hebben (= vlindereffect), wat
vergelijkbaar is met onvoorspelbaarheid in de sociale wetenschappen. Dit effect maakt het voorspellen
en verklaren van complexe systemen lastig.
> Post-positivisme, ook wel post-empirisme genoemd, erkent dat onderzoekers niet volledig
onafhankelijk zijn van hun onderzoek. Waarnemingen zijn niet theorie- of belangenvrij. Dit perspectief
houdt rekening met niet-observeerbare systemen die invloed hebben op observeerbare fenomenen en
stelt dat realiteit slechts benaderend en waarschijnlijk te kennen is.
o Is eigenlijk kritiek op het positivisme, uitgevonden door Auguste Comte, dat uitgaat van
naturalisme en empirisme. Het stelt dat kennis beperkt is tot wat observeerbaar is en richt zich
op het formuleren van algemene wetten. Post-positivisten daarentegen streven naar objectieve
kennis, maar erkennen dat deze kennis altijd beperkt en benaderend is. Ze houden rekening met
de invloed van niet-direct observeerbare factoren.
Pagina 9 van 125
, 2.2.Kan de politieke wetenschap objectief zijn?
(1) Neen
Politieke wetenschappers zijn een actief, participerend deel van hun onderzoekswereld, wat leidt tot
onvermijdelijke subjectiviteit. Ondanks deze betrokkenheid streven ze naar intellectuele distantie en
waarheidsgetrouwe analyses, beschouwend hun werk als een roeping. De wetenschappelijke methode
onderscheidt hen van politici en journalisten, zoals Roskin benadrukt.
(2) Hoe gaan we om met de onvermijdelijke subjectiviteit?
Door groepswerk en peer review, wat intersubjectiviteit bevordert. Kinneging bekritiseert een exclusief streven
naar objectieve waarheden, terwijl Popper pleit voor het falsificatieprincipe in wetenschappelijke methoden.
Empirische toetsing blijft belangrijk, en Popper's hypothetico-deductief model benadrukt de waarde van
falsifieerbare theorieën boven verifieerbare.
2.3.Een discipline met taalproblemen
De politicologie maakt gebruik van alledaagse taal om de werkelijkheid te bespreken, zonder een eigen
specifieke wetenschappelijke taal te bezitten. Hierdoor worden alle associatieve betekenissen van alledaagse
begrippen geïmporteerd in de wetenschappelijke analyse. In tegenstelling tot exacte wetenschappen, waar een
thermometer exact aangeeft hoeveel warmer of kouder het is, ontbreekt in de politiek een dergelijk objectief
meetinstrument. Politicologen kunnen fenomenen alleen omschrijven in termen van 'warmer' en 'kouder', wat
subjectief is omdat verschillende mensen dit anders ervaren. Dit taalgebruik maakt de politicologie uiterst
taalgevoelig en onderstreept de noodzaak voor verduidelijking en definitie van begrippen. Pogingen om een
apart vocabularium te ontwikkelen, zoals met het concept 'polyarchie' van Dahl als ideaaltype, zijn tot nu toe
niet succesvol geweest. Politicologen hebben daarom specifieke werk-instrumenten nodig om de complexiteit
van de sociale werkelijkheid te begrijpen en te beschrijven.
3. Benaderingen in de wetenschap der politiek (vaak open examenvraag!)
Examenvraag: leg uit, vergelijk benaderingen, bekijk het debat over … door de bril van benadering x, y en z
3.1.Inleiding
In de politicologie zijn er verschillende manieren om naar de samenleving te kijken, die we benaderingen
noemen. Elke benadering is als een bril waardoor politicologen de politieke wereld bekijken. Deze benaderingen
vormen samen de paradigma's van de politicologie. Ze zijn als overkoepelende denkkaders die bepalen hoe
onderzoek wordt gedaan en welke vragen belangrijk zijn.
Kuhn sprak over paradigma shifts, wat betekent dat oude denkkaders soms worden vervangen door nieuwe als
die beter verklaren wat er gebeurt. Anders dan in de natuurwetenschappen, waar één dominante paradigma
vaak overheerst, zijn er in de politicologie verschillende paradigma's naast elkaar.
Het is belangrijk voor politicologen om te begrijpen welk paradigma ze gebruiken, omdat dat bepaalt hoe ze
politieke fenomenen zien en verklaren.
3.2.Behavioralisme
- Gedrag observeren en gebruik maken van empirische toetsing om de vraag “waarom gedragen mensen
zicht zoals ze zicht gedragen?” te beantwoorden.
- Positivistisch!
Pagina 10 van 125