Ross en wilson anatomie en fysiologie in gezondheid en ziekte-
Dit document bevat alle uitgewerkte leerdoelen van het vak AFPF in blok 1B samenleving. De leerdoelen zijn uitgewerkt aan de hand van de boeken die door Hogeschool Utrecht worden aangeboden.
Inhoud
Leerdoelen AFPF casus 1........................................................................................................................1
Leerdoelen AFPF casus 2A......................................................................................................................5
Leerdoelen AFPF casus 2B....................................................................................................................13
Leerdoelen AFPF casus 3......................................................................................................................17
Leerdoelen AFPF casus 4......................................................................................................................24
Leerdoelen AFPF casus 5......................................................................................................................29
Leerdoelen AFPF casus 6......................................................................................................................37
Leerdoelen AFPF casus 1
de structuur en functies beschrijven van arteriën, venen en capillairen en de verschillen samenvatten
tussen deze verschillende soorten bloedvaten.
Arteriën: vervoeren bloed vanuit het hart. De wand bestaat uit 3 weefsellagen:
1. Tunica adventitia of buitenlaag van bindweefsel
2. Tunica media of middenlaag van glad spierweefsel en elastisch weefsel
3. Tunica intima of binnenlaag van plaveiselepitheel genaamd endotheel
Slagaderen hebben een dikkere wand dan aderen, zodat zij een hoge druk van arterieel bloed kunnen
verdragen. Weerstandsvaten -> de systemische bloeddruk wordt voornamelijk bepaald door de weerstand van
kleine slagaderen tegen de bloedstroom.
Anastomosen zijn slagaderen die grote arteriën verbinden die een bepaald gebied verzorgen.
Eindarterie is een slagader die de enige bron van bloedtoevoer naar een weefsel is.
Capillairen: laag endotheelcellen op een dun membraan, waardoorheen water en andere kleine moleculen
passeren. Grote moleculen kunnen niet door de celwanden. Capillairen vormen een groot netwerk van vaatjes
die de kleinste arteriolen en venulen met elkaar verbinden. De toegang tot het capillair vaatbed wordt bewaakt
door glad spierweefsel die de bloedstroom regelen. Sinusoïden: wijdere capillairen die meer doorlaatbaar zijn
dan normaal.
Venen: voeren bloed onder lage druk terug naar het hart. De wanden bestaan uit dezelfde lagen als die van de
arteriën, maar zijn dunner, want de tunica media bevat minder spier- en elastisch weefsel, omdat de druk in de
aderen lager is. Sommige venen hebben kleppen die voorkomen dat het bloed terugstroomt. De kleinste venen
heten venulen. Venen heten capiciteitsvaten, omdat ze rekbaar zijn en dus een groot deel van de
bloedvoorraad kunnen bevatten.
de belangrijkste factoren benoemen die de diameter van bloedvaten reguleren.
Gladde spiervezels in de tunica media van aders en slagaders worden geïnnerveerd door zenuwen van het
autonoom zenuwstelsel. Deze zenuwen ontspringen aan het vasomotorische centrum in de medulla oblongata
en veranderen de diameter van de bloedvaten, zodat ze het bloedvolume bepalen. Arteriolen worden het
meest door dit mechanisme geregeld, omdat zij in verhouding meer glad spierweefsel bevatten.
Slagaders bevatten vooral elastische weefsels, zodat ze op passieve wijze uitzetten en samentrekken. Venen
reageren ook op zenuwprikkeling, alhoewel ze maar weinig gladde spiervezels bevatten.
de mechanismen verklaren waarmee de uitwisseling van voedingsstoffen, gassen en afvalproducten
tussen het bloed en de weefsels plaatsvindt.
Uitwisseling van gassen: interne respiratie = het proces waarbij gassen worden uitgewisseld tussen capillair
bloed en lokale lichaamscellen. Zuurstof wordt gebonden aan hemoglobine en wordt van de longen naar de
weefsels vervoerd als oxyhemoglobine. Bloed aan arteriële kant van de capillairen -> weefselvocht -> cellen.
Zuurstof gaat van het zuurstofrijke arteriële bloed naar de weefsels die minder zuurstof bevatten, doordat zij
,het constant gebruiken. Oxyhemoglobine is een instabiele verbinding. Koolstofdioxide -> drukgradiënt aan
veneuze einde capillair -> bloed (opgelost in water in bloedplasma, natriumbicarbonaat en hemoglobine).
Uitwisseling van andere stoffen: stoffen zoals aminozuren, glucose, vetzuren etc diffunderen door de
semipermeabele capillairwand naar de weefsels.
uitleggen welk effect de hydrostatische en osmotische druk hebben op de waterverplaatsing tussen
capillairen en weefsels.
Hydrostatische druk (bloeddruk) -> perst vocht uit de bloedbaan.
Osmotische druk -> trekt bloed aan en wordt in stand gehouden door de aanwezige plasma-eiwitten, in het
bijzonder albumine.
Aan het arteriële uiteinde van een capillair is de hydrostatische druk ongeveer 5kPa (33 mmHg) en is de
osmotische tegendruk van het bloed 3kPa (25 mmHg). Per saldo wordt aan het arteriële uiteinde dus vocht uit
de capillair de weefselruimte ingedreven. Aan het veneuze uiteinde van de capillair is de situatie omgekeerd.
De bloedstroom is hier trager, omdat de hydrostatische druk is gedaald tot slechts 2kPa. De osmotische druk,
die nog steeds 3kPa is, is nu hoger dan de hydrostatische druk en er stroomt dus vocht terug de capillair in.
de structuur van het hart en de positie ervan in de thorax beschrijven.
Het hart is een kegelvormig, hol, gespierd orgaan. Het is ongeveer 10 cm lang en heeft de omvang van de vuist
van de eigenaar. Het weegt bij vrouwen ongeveer 225 gram en bij mannen ongeveer 310 gram. De hartwand
bestaat uit 3 weefsellagen:
1. Pericard -> pericardium fibrosum (buitenste bindweefsellaag) en pericardium serosum (binnenste
dubbelbladige sereuze laag).
2. Myocard -> gespecialiseerd dwarsgestreept hartspierweefsel, dat alleen in het hart voorkomt. Het
staat niet onder controle van het willekeurige zenuwstelsel. Het myocard wordt ondersteund door een
netwerk van kleine vezels in de hele hartspier. Dit is het fibreus skelet van het hart.
3. Endocard -> dun, glad membraan die de kamers en kleppen van het hart bedekt en zorgt voor een
soepele doorstroming. Het bestaat uit platte endotheelcellen en is een voortzetting van het endotheel
in de bloedvaten.
Het hart ligt in de thoraxholte in het mediastinum. Het ligt schuin, iets links van het midden, en bestaat uit een
basis aan de bovenkant en een apex (hartpunt) aan de onderkant.
de grote en kleine circulatie van het bloed door het hart en de bloedvaten van het lichaam
beschrijven.
De twee grootste venen, de vena cava superior en inferior (bovenste en onderste holle ader) monden uit in het
rechteratrium. Dit bloed stroomt via de tricuspidalisklep naar het rechterventrikel en wordt verder gepompt
naar de truncus pulmonalis (enige slagader die zuurstofarm bloed vervoert). Vanuit het hart vertakt de truncus
pulmonalis zich in de arteria pulmonalis dextra en sinistra, die het zuurstofarme bloed naar de longen
vervoeren.
Twee venae pulmonales per long vervoeren zuurstofrijk bloed terug naar het linkeratrium. Vervolgens loopt het
bloed door de mitralisklep naar de linkerventrikel en deze pompt het de aorta in.
Kleine circulatie:
- Truncus pulmonalis vervoert zuurstofarm bloed. Zij verlaat het bovenste deel van de rechter ventrikel.
- De linker arteria pulmonalis loopt naar de hilus van de linkerlong en vertakt zich daar in 2 takken, 1
naar elke long.
- De rechter arteria pulmonalis loopt naar de hilus van de rechterlong en vertakt zich daar.
Binnenin de long vertakken deze arteriën zich in kleinere arteriën, arteriolen en capillairen. De gaswisseling
vindt plaats tussen capillair bloed en lucht in de alveoli van de longen. Twee venae pulmonales verlaten
elke long en voeren zuurstofrijk bloed terug in het linkeratrium. Tijdens de atriumsystole wordt dit bloed
naar de linkerventrikel gepompt en deze stuwt het tijdens het ventriculaire systole de aorta in.
Grote circulatie:
,Het bloed dat uit de linkerventrikel wordt gepompt, wordt door de takken van de aorta rond het lichaam
vervoerd en keert via de vena cava superior en inferior terug naar het rechteratrium.
de volgende arteriën benoemen/aanwijzen in een afbeelding: aorta ascendens, a. coronaria, arcus
aortae, truncus brachiocephalica, a. pulmonalis, a. carotis communis, a. subclavia, a. axillaris, a.
brachialis, a. radialis, a. ulnaris, aorta thoracica, aorta abdominalis, a. renalis (nierslagader), a. illiaca
communis, a. femoralis, a. poplitea, a. tibialis posterior, a. dorsalis pedis.
Zie plaatjes in het boek. Blz 92 en 103 Ross en Wilson hoofdstuk 5.
de veneuze afvoer beschrijven waarmee bloed uit het lichaam terugkeert naar het hart.
Het meeste bloed uit de organen van de thorax wordt afgevoerd door de vena azygos en de vena
hemiazygos. Bloedafvoer van buikorganen gebeurt direct in de vena cava inferior via de venen met de
overeenkomstige namen bij de arteriën. In de benen liggen zowel diepe als oppervlakkige venen die via
talrijke anastomosen met elkaar met elkaar in verbinding staan. Samentrekkende skeletspieren helpen bij
het transport richting het hart. Er zijn diepe en oppervlakkige venen (huid).
de volgende venen benoemen/aanwijzen in een afbeelding: v. jugularis externa, v. jugularis interna,
v. subclavia, v. cava superior, v. cava inferior, v. portae, v. femoralis, v. saphena magna.
Zie plaatjes in het boek. Blz 92 en 104 anatomie hoofdstuk 5.
de ligging van de bloedvaten beschrijven ten opzichte van de portale circulatie.
Als algemene regel geldt dat veneus bloed uit de weefsels rechtstreeks naar het hart stroomt en niet meer
dan een capillair bed passeert. In de portale circulatie gaat het veneuze bloed van de capillaire bedden van
het buikgedeelte van het spijsverteringsstelsel, de milt en de alvleesklier eerst naar de lever. In de lever
loopt het vervolgens door het tweede capillaire bed, de sinusoïden in de lever, voor het via vena cava
inferior in de systemische circulatie komt. Op deze manier gaat bloed met hoge concentratie
voedingsstoffen uit de maag en darmen eerst naar de lever. Dit levert de lever een uitgebreide bron voor
zijn metabolische activiteiten. De poortader wordt gevormd door het samengaan van de volgende venen:
- vena lienalis (milt)
- vena mesenterica inferior (rectum en bekken)
- vena mesenterica superior (dunne en dikke darm)
- venae gastricae (maag en slokdarm)
- vena cystica (galblaas)
de functie van de placenta beschrijven.
- Uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen
- Bescherming van de foetus
- Handhaving van de zwangerschap
de foetale bloedsomloop beschrijven.
Ductus venosus -> een voortzetting van de navelader die het bloed direct in de inferieure vena cava van de
foetus doet stromen. Het meeste bloed stroomt dus langs de niet functionerende foetale lever.
Ductus arteriosus -> dit kleine bloedvat verbindt de longslagader naar de dalende thoracale aorta en laat meer
bloed naar de systemische circulatie stromen, zodat heel weinig bloed door de foetale longen stroomt.
Foramen ovale -> dit vormt een klepachtige opening, waardoor bloed tussen de rechter en linker atria stroomt,
zodat het meeste bloed langs de niet-functionerende foetale longen stroomt.
de bloedstromen door het hart, de longen en de lever van voor de geboorte vergelijken met die van
vlak na de geboorte.
, Wanneer de zuigeling voor het eerst ademhaalt, worden de longen opgepompt, waardoor de bloedstroom
door de longen toeneemt. Het bloed dat vanuit de longen terugkeert, verhoogt de druk in het linker atrium,
waardoor de flap over de foramen ovale zich sluit en er geen bloed meer van het ene atrium naar het andere
atrium kan stromen. Bloed vanuit het rechter atrium komt nu via de rechter ventrikel en de arteria pulmonales
in de kleine circulatie terecht. Naarmate de longcirculatie op gang komt neemt het zuurstofgehalte van het
bloed toe en daardoor wordt de ductus arteriosus nauwer en sluit zich uiteindelijk. Als deze aanpassingen niet
worden gedaan, komen er aangeboren afwijkingen aan het licht. Als de placentale circulatie spoedig na de
geboorte ophoudt, degenereren de vena umnilicalis, de ductus venosus en de arteria umbilicales, doordat ze
niet meer nodig zijn.
beschrijven wat varices zijn.
Een grote hoeveelheid bloed rekt de venen uit en beschadigt de bloedvatwanden. Hierdoor verliest de vene
zijn elasticiteit, ze rekt op en kronkelt. Vooral oppervlakkige venen met weinig steun zijn betrokken. De kleppen
kunnen niet meer goed sluiten, omdat de vene uitgezet is, en meer bloed hoopt zich op (spataderen).
de term oedeem definiëren.
Oedeem = de ophoping van vocht in weefsels.
de belangrijkste oorzaken van oedeem beschrijven en deze aan relevante klinische problemen
relateren.
1. Verhoogde veneuze hydrostatische druk -> de bloeddruk in de venen is hoger. Hierdoor is het verschil
tussen de osmotische- en hydrostatische druk kleiner. Er is minder kracht om het vocht weer terug te
halen. Dit kan worden veroorzaakt door hartinsufficiëntie, nierziekten of knelling van een ledemaat
door langdurig zitten of door nauwe kleding.
2. Verminderde osmotische druk van het plasma -> er zijn minder eiwitten aanwezig in het bloed,
waardoor de osmotische druk minder wordt. Het verschil tussen de osmotische- en hydrostatische
druk wordt kleiner. Hierdoor is er ook minder kracht om het vocht terug te halen. Oorzaken zijn
bijvoorbeeld overmatig eiwitverlies bij nierziekten, leverinsufficiëntie of een eiwitarm dieet.
3. Verstoorde lymfeafvoer -> de restjes vloeistof worden niet afgevoerd. Het lymfesysteem zorgt voor
het terughalen van ongeveer 1,5 liter per dag. Dit kan uiteindelijk leiden tot teveel vocht in een
weefsel. Tot de oorzaken behoren kwaadaardige tumoren die de afvoer blokkeren, operatieve
verwijdering van lymfeklieren of een chronische ontsteking die de lymfeklieren aantast.
4. Verhoogde permeabiliteit van de bloedvaten -> histamine komt vrij. Hierdoor kunnen grotere
moleculen het bloedvat uit, waaronder de plasmaeiwitten. Hierdoor wordt de osmotische druk in het
bloedvat kleiner en in de weefsels juist groter. Hierdoor zal er meer vocht in de weefsels blijven staan.
Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld anafylactische reacties. Dit soort oedeem treedt op bij allergische
reacties, zoals anafylaxie, astma en hooikoorts.
de oorzaken en gevolgen van overmatig vocht in lichaamsholten verklaren.
- Pitting oedeem (als je in de huid duwt, ontstaan er putjes). -> Het vocht kan zakken door de
zwaartekracht, waardoor je bijvoorbeeld enkeloedeem krijgt.
- Ascites -> het vocht gaat in de peritoneale holte zitten (bijvoorbeeld tumoren)
- Pleurale effusie -> teveel vocht in de pleura holte, meestal veroorzaakt door hartfalen.
de bloedstroom door het hart beredeneren bij deze aangeboren hartafwijkingen en symptomen van
de aangeboren hartafwijkingen verklaren.
&
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller BrechtjeV. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.