Uitgebreide en complete aantekeningen van alle colleges van Inleiding in de Filosofie uit het eerste jaar van Pedagogische Wetenschappen aan de RUG. Inclusief uitgebreide voorbeelden bij de verschillenden theorieën/stromingen.
Inleiding in de filosofie
College 1; 15-4-2019
Ethiek: moraaltheorie
Epistemologie: kennistheorie
Wat is weten, wat is kennis?
Verhaal over dochter die voorspelde dat kinderen meisjes werden
o Aantal keer gehoord dat het een meisje was:
Naald en draad
Waarzegster
Echo
Eerste twee keer geloofde ze dat ze een meisje kreeg, bij de echo wist ze het
Wanneer kun je spreken van kennis?
o Wat is het verschil tussen ergens een beeld van hebben en iets weten?
o Filosofen: we spreken van kennis wanneer er sprake is van een
beeld/voorstelling/gedachte (belief) en deze belief moet waar zijn. Wat je denkt moet
corresponderen met de werkelijkheid en je moet een goede reden hebben voor deze
gedachte. Wat een goede reden is om iets te geloven is subjectief: de een vindt een naald
en draad wel een goede reden, de ander vindt dat niet.
Je hebt een gedachte belief
Het is waar true
Je hebt een goede reden justified
Dus je hebt een justified, true belief
Criterium van justified, true belief is een vicieuze cirkel: of het justified is kun je alleen controleren aan de
hand van of het waar is.
Wanneer is iets waar?
Als het overeenkomt met de werkelijkheid
Voorbeeld met ei:
We weten van tevoren niet of hij rauw of gekookt is. Als je een vermoeden hebt met een goede reden
(‘gekookt, want een rauw ei in de tas is niet slim’) en dit blijkt te kloppen, zeggen filosofen dat je kennis
had en dat je wist dat het ei gekookt was.
Manieren om te controleren: kapot gooien of ronddraaien en vinger er op.
Waarheidsconditie
The truth condition of a statement is the condition the world must meet if the statement is to be true.
To know this condition is equivalent to knowing the meaning of the statement.
Door waarheidscondities stellen we vast hoe we vaststellen of iets waar is of niet.
Je geeft een beschrijving van wat er gebeurt als iets waar is of niet.
We hebben een voorstelling in ons hoofd van wat er gebeurt (bijvoorbeeld dat het ei breekt
wanneer je hem kapot gooit en dat het er uit loopt wanneer het ei rauw is)
Stel de ober vraagt of je je ei gekookt of rauw wil en je zegt gekookt. Als je het ei krijgt loopt het er
uit en je vraagt de ober ‘Ja maar hij was toch gekookt?’ De ober zegt ja. Het blijkt dat het ei 30
seconden gekookt is.
o We gaan er dus vanuit bij ‘een gekookt ei’ dat het minimaal 3/4 minuten gekookt is, maar
dat hoeft niet zo te zijn.
o De conditie ‘gekookt’ is ingewikkelder dan het lijkt. Hoe weet je zeker dat de ober
hetzelfde bedoelt als jij? Waarheidsconditie is slordiger en complexer dan je denkt.
1
, Het woord ‘koken’ betekent dat het in water zit dat boven de 100 graden is, maar
dat leggen we er niet bij uit. We hebben een beeld bij een woord, en afhankelijk
van de situatie wordt dit beeld steeds preciezer.
Waarheidscondities worden complexer naarmate je nauwkeuriger wordt
Voorbeeld: demente oma dacht elke dag dat het zondag was want op zondag kwam altijd bezoek, en op
een gegeven moment kwam er elke dag bezoek: dus oma dacht dat het elke dag zondag was. Op zondagen
had ze gelijk. Dan had ze dus een justified, true belief, maar kun je echt zeggen dat ze dan wist dat het
zondag was? Oftewel, volgens het justified, true belief criterium had ze kennis dat het zondag was, maar
kun je wel spreken van kennis?
Voorbeeld: Wilders zegt dat Marokkaanse jongens crimineel zijn. Wanneer je toevallig een Marokkaanse
jongen vindt die crimineel is, kun je dan zeggen dat Wilders weet dat die jongen crimineel is? Want hij
heeft wel een justified, true belief, maar is het niet gewoon een vooroordeel?
Gettier-geval
Voldoet aan de drie eisen, maar is geen echte kennis.
Je gaat altijd met de trein van 10 voor 3. Je hebt het nieuws niet bijgehouden en je hebt daardoor niet
meegekregen dat de dienstregeling is veranderd en dat de trein voortaan om 8 voor 3 gaat. Je loopt naar
de trein en je stapt in de trein. Inderdaad, 10 voor 3, de trein vertrekt. Je hebt dus gelijk, de trein vertrekt
om 10 voor 3 (en je hebt er een goede reden voor: hij gaat altijd om 10 voor 3). Je hebt dus eigenlijk
‘geluk-gelijk:’ je had pech dat je niet wist dat de dienstregeling veranderd was, en je had geluk dat hij
inderdaad om 10 voor 3 weg ging. Je wist dus eigenlijk niet dat hij om 10 voor 3 weg ging, maar het was
wel zo en je dacht ook dat het zo zou zijn. Je hebt dus een justified, true belief, maar het is moeilijk om van
kennis te kunnen spreken.
Er is zowel geluk als pech: je hebt pech dat je iets niet hebt meegekregen, en je hebt geluk dat er iets
anders gaat waardoor het zo gaat als jij dacht dat het zou gaan.
Bedenk zelf een Gettier-geval: een situatie waarin iemand een overtuiging heeft en gelijk heeft, dus een
justified, true belief, maar dat er toch niet echt sprake is van kennis.
Beliefs – Pritchard
Gedachte/belief is doorslaggevend
Propositionele kennis: er is sprake van een gedachte/belief
o Past bij justified, true belief
Procedurele kennis: dat je weet hoe iets moet (volgens sommige filosofen geen kennis maar
vaardigheid)
o Vaardigheid die wel kennis veronderstelt, maar die kennis is niet uitgesproken
geformuleerd in een voorstel (bv. hoe je door de bocht gaat op de fiets of dat je
automatisch het rempedaal indrukt in de auto wanneer de remlichten van de auto voor je
aangaan). Er is dus geen beeld van de kennis.
Probleem met onderscheid: procedurele kennis is geautomatiseerde propositionele kennis. Het is
zo geautomatiseerd dat je het beeld niet meer nodig hebt (als je begint met autorijden is het
remmen wel propositioneel maar uiteindelijk wordt het procedureel)
Rationaliteit: de motivatie van degene die iets beweert/weet/kent (beweegreden). Volgens
Pritchard kunnen mensen in hun doen en laten op twee manieren rationeel zijn: epistemisch
rationeel en functioneel rationeel.
o Epistemisch rationeel: de motivatie/beweegreden/wens om de waarheid te vinden of om
gelijk te hebben (dat je er ook goede redenen voor hebt), om kennis te hebben.
o Functioneel rationeel: zo efficiënt mogelijk
o Hij zet deze twee manieren van rationaliteit tegenover elkaar. Of je wil zo efficiënt
mogelijk zijn, of je wil zo nauwkeurig mogelijk zijn en kennis vinden.
2
, Drie dingen doen:
1. Gaan lezen
2. Gettier-geval bedenken
3. Nadenken over rationaliteit en waarom het misschien niet zo eenvoudig is om deze twee vormen
te onderscheiden.
Gettier case:
Stel je bent kleurenblind maar dat weet je niet. Je ziet een paarse bloem en je zegt: ‘die bloem is paars.’ Dat
is waar, want de bloem is paars, en je hebt een goede reden, want je ziet het. Je hebt dus een justified true
belief. Wanneer de bloem rood was geweest had je hem echter ook gezien als paars. Je justification is dus
niet correct maar het is toeval dat je de juiste kleur zei.
College 2; 25-4-2019
Voorbeeld oude telefoon
Is het een smartphone? Dat hangt af van je definitie van de term ‘smartphone’ en de condities die je er bij
stelt. Oftewel: dit hangt af van je waarheidscondities.
Belief
o Achter de eenvoudige gedachte ‘dit is een smartphone’ gaan allemaal gedachten schuil
(bv. dat je kan internetten, maar alleen als hij is opgeladen en als je op knopjes drukte en
als je bereik hebt etc.)
Justification
o Je hebt een goede reden om te denken dat het een smartphone is (knopjes, beeldscherm).
o Redenen kunnen overlappen met waarheidscondities.
o Het kan lastig zijn om onderscheid te maken tussen gedachte zelf (met achterliggende
gedachten erbij) en de reden die je voor de gedachte hebt.
True
o Je moet toetsen of je gelijk hebt
o Twee dingen nodig: woordenboek om te kijken wat een smartphone precies is, en
telefoon zelf om te verifiëren of het voldoet aan de condities
Voorbeeld Oki en Doki bij de negers
Als je dit ziet hebt je meteen een idee over wie Oki en Doki zijn
Waarheidscondities:
o Het woord ‘neger’ betekent dat iemand een donkere huidskleur
heeft
Hieruit komt mijn belief voort dat de witte mensen Oki en Doki zijn
Vraag: is het boekje racistisch?
Belief: wat denk je?
Justification: waarom?
True: hoe checken?
Opdracht: op twee niveaus nagaan hoe het zit met kennisdefinities.
DIT WORDT EEN TENTAMENVRAAG DIE JE KAN VOORBEREIDEN
Gettier case
Voorbeeld Henk
Henk: ‘Ik heb een dochter van 7.’
Hij heeft gelijk: Henk heeft een dochter van 7.
Hij heeft een goede reden: zijn vrouw beviel van meisje ruim 7 jaar geleden.
Maar: Henk heeft ruim 7 jaar geleden op een conferentie een one-night stand gehad en een vrouw
zwanger gemaakt. Zijn vrouw had in datzelfde weekend ook een one-night stand en is toen
zwanger geworden van een andere man.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lidewijzilverberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.