Hoorcollege 3 – Verzekeringsrecht
GAAT OM HEERSENDE LEER, DUS NIET OM OPVATTING VAN DOCENTEN!
Verzwijging: Inleiding (1)
Verzekering is handel in ‘’Onzekerheid’’. Vgl. 7:925
Om een juiste acceptatiebeslissing te kunnen nemen is het voor verzekeraars van belang dat zij
in de precontractuele fase voldoende info hebben over het aangeboden te verzekeren risico als
ook de moraliteit van de aspirant-verzekeringnemer en de aspirant-verzekerde.
Het onderhavige punt is geen eenzijdig belang van de verzekeraar
Verzekeraar heeft info nodig over aangeboden risico, niet alleen over risico zelf maar ook de persoon/
personen die achter het risico zitten. Risico over de moraliteit (arrest al erkent dat moraliteit
belangrijk is voor precontractuele fase van contract, van de aspirant (nog niet) -verzekeringsnemer.
Verzekeraar kan dan het risico bepalen en tegen welke prijs. Niet alleen de verzekeraar belang bij
dat, maar ook nemer baat bij dat die info zo precies mogelijk is. Omdat als deze info er niet voor
handen zou zijn zou de verzekeraar kunnen besluiten om überhaupt niet meer dergelijke risico’s te
verzekeren, of de premie te hoog in rekening brengen, want verzekeraar weet dat hij niet alles weet,
dus zekere voor onzekere iets hogere premie.
Verzwijging: Inleiding (2)
De precontractuele mededelingsplicht van de verzekeraar kan worden teruggevoerd op art.
3:44 en art. 6:228 BW.
De precontractuele mededelingsplicht van de aspirant-verzekeringnemer is neergelegd in art.
7:928 BW e.v. Deze regeling is exclusief – vgl. art. 7:931 – maar grotendeels vgl. art. 7:943
lid 3 BW - alleen van dwingend recht voor consumentenverzekeringen.
Infoplicht van beide zijden. Niet alleen de nemer, maar ook de verzekeraar heeft plicht. Verschillende
plekken in de wet geregeld. Algemene regeling van boek 3 (bedrog) en 6 (dwaling) dat wil zeggen als
de verzekeraar de nemer op verkeerde been heeft gezet, door verkeerde info te geven, ofwel door geen
info geven waar wel info had moeten gegeven worden om een juist beeld te schetsen, deze situaties
worden door algemene regelingen geregeld. De verzekeraar zou bijv. door toezeggingen te doen
beticht kunnen worden van dwaling: je hebt dat gezegd en nu blijkt dat dat er niet is dus ik heb
gedwaald. (Makkelijker dan dwaling, is wanprestatie, je kan praktischer nakoming eisen) bij dwaling
zeg je ik ga de ovk vernietigen, er is nooit een ovk geweest kan heel nadelig zijn, zeker als er al
schade heeft voorgedaan (dit moet je dan ook weer teruggeven) voor praktijk is belangrijker: de
precontractuele infoplicht van de aspirant verzekeringsnemer. Boek 7: afwijkend van boek 3 en boek
6. Regeling is van belang omdat (blijkt uit 931 absoluut dwingend recht) zegt dat je niet mag
terugvallen op boek 3 of boek 6 (daar mag en kan de verzekeraar geen gebruik van maken). Gaat boek
7 niet al voor boek 3? Bijzondere regeling gaat voor algemene boek 7 is bijzondere regeling en
gaat voor op algemeen. Gek dat het er nog eens staat vermeld in art 931. 7:943 lid 3 alleen
dwingend indien consumentenovk. Merkwaardig. Vraag kan worden gesteld: of die werking wat
betreft dwingend recht voor zover er sprake is van een consumenten ovk wat is daar de achtergrond
van? Hele verzwijgingsregeling is een van de kernelementen van het nieuwe verzekeringsrecht (is
afwijkend van wat vroeger geldend recht was), waarom is zon fundamentele wijziging alleen
dwingend voor consument? Oude verzwijgingsregeling is nogal zwart wit, alles of niets past niet goed
bij deze tijdsgeest. Bescherming moest meer evenwichtig worden. Is dat alleen vereist i.g.v.
consumenten? In landen om ons heen is deze regeling buiten consumenten ook dwingend recht.
Verzwijging: Inleiding (3)
In het Hotel Wilhelmina-arrest van 19 mei 1978, NJ 1978, 607 introduceerde de Hoge Raad het
criterium van de ‘redelijk handelend verzekeraar’ in het kader van het leerstuk verzwijging (art. 251
oud WvK): bij beantwoording van de vraag of de verzekeraar bij de ware stand van zaken de
verzekeringsovereenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, het
relevantievereiste, diende het acceptatiebeleid van de ‘redelijk handelend verzekeraar’ als norm te
worden gehanteerd.
1
,Gewezen onder het oude recht, het gaat niet om het acceptatiebeleid van de individuele verzekeraar,
maar om dat van de ‘redelijk handelend verzekeraar’. Dit arrest is ook nog van belang voor het
huidige recht, zie Verzwijging: Inleiding (5) & (6).
Verzwijging: Inleiding (4) (zie tevens artikel Hendrikse/Rinkes)
Het criterium ‘redelijk handelend verzekeraar’ roept de volgende drie vragen op:
1) Wat is reikwijdte van het criterium van de ‘redelijk handelend verzekeraar?
2) Wat omvat de toets van de ‘redelijk handelend verzekeraar’?
3) Hoe is de stelplicht en de bewijslast in dezen geregeld?
Verzwijging: Inleiding (5)
Vlak voor de invoering van titel 7.17 BW heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat het criterium van de
‘redelijk handelend verzekeraar’ het uitgangspunt is voor in ieder geval art. 7:928 lid 1 BW en 7:930
lid 4 BW:
“De leden van de fracties van de PvdA en de VVD vragen of in artikel 7.17.1.4 (7:928 lid 1,
MLH/JGJR) en ook artikel 7.17.1.6 lid 4 (art. 7:930 lid 4 BW, MLH/JGJR) sprake is van de
individuele verzekeraar of de redelijk handelend verzekeraar (zie HR 19 mei 1978, NJ 1978, 607,
Hotel Wilhelmina). Het arrest Hotel Wilhelmina is niet met zoveel woorden in het nieuwe recht
neergelegd. In art. 7.17.1.4 lid 1 wordt immers gesproken over feiten waarvan de beslissing van de
verzekeraar afhangt of kan afhangen. Indien evenwel een verzekeraar een acceptatiebeleid hanteert dat
afwijkt van dat van een redelijk handelend verzekeraar, dan is dit bij toepassing van artikel 7.17.1.4 lid
1 alleen van betekenis indien de verzekeringnemer zulks wist of behoorde te begrijpen. Is dit laatste
niet het geval dan zal ingevolge 7.17.1.4 lid 1 buiten de mededelingsplicht vallen hetgeen een
verzekeraar, anders dan andere verzekeraars, relevant acht. Langs deze weg wordt een zelfde resultaat
bereikt als met het door deze leden genoemde arrest. Zie ook Asser-Clausing-Wansink, 5-VI, nr. 104.
Wordt aldus een beperking bereikt voor de omvang van de mededelingsplicht, dan werkt dit ook door
in artikel 7.17.1.6 lid 4, in die zin dat de verzekeraar voor aldus buiten de mededelingsplicht vallende
feiten zich ook niet aan uitkering kan onttrekken door te stellen dat hij bij kennis daarvan in zijn
geheel geen verzekering zou hebben gesloten.” PG titel 7.17 BW, p. 27 en 39.
Van belang om vast te stellen dat er steeds gesproken wordt over de verzekeraar (welke verzekeraar is
dat?) voor oude recht het uitgangspunt was (arrest hotel wilhelmina) de redelijk handelend
verzekeraar is uitgangspunt toen, ook nu nog?? Waarom uitgangspunt redelijk handelend en niet
individueel Oude recht: alles of niets, in geval van verzwijging mag vernietigd worden. Om scherpe
kantjes eraf te halen, moest het gaan over redelijk handelend verzekeraar en niet individueel. Is het
met het nieuwe recht ook zo logisch? Wetgever heeft gezegd dat dit wel ook voor het nieuwe recht het
uitgangspunt is. Wetgever noemt 2 bepalingen (930 lid 4 en 928 lid 1, hiervoor geldt het niet) arrest
hotel geldt ook voor het huidige recht nog. Wat houden die begrippen dan in? Individuele verzekeraar
verzekeraar in kwestie. Gemiddeld verzekeraar verzekeraar die het branche gemiddelde volgt,
wat er in de branche gebruikelijk is. Redelijk handelend geen synoniem van gemiddeld. Dus niet
iedere gemiddeld = redelijk handelend, en niet ieder redelijk handelend = gemiddeld. Woekerpolis
problematiek (heel veel verzekeraars was op een bepaalde manier bezig met belegging verzekeren,
allemaal op foute manier, gemiddeld > maar was niet redelijk. Hele branche kan het wel zo doen,
maar kan ook branche breed helemaal fout gegaan zijn. Als jij niet gemiddeld bezig bent kan wel
redelijk zijn, maar moet wel erbij zetten: gemiddelde verzekeraar is: dat deze twee worden verzekerd,
maar wij doen alleen één (en daarom is onze premie lager). Als je het niet communiceert mag je je
niet op dat beleid beroepen, moet in precontractuele fase al duidelijk zijn dat jij afwijkt van het
gemiddelde van de branche. Anders ben je niet redelijk handelend. Wat betreft woekerpolis al mijn
collega’s geven indirecte transparantie, en wij wijken af want wij zijn wel transparant.
Verzwijging: Inleiding (6)
In zijn arrest van 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841 neemt de Hoge Raad dit criterium over
onder verwijzing naar voorgenoemd citaat uit de Parl. Gesch. en overweegt ten aanzien van de de
reikwijdte van onderhavig criterium in r.o. 3.4.9: ‘’ ‘’Hetgeen hiervoor in 3.4.3-3.4.8 is overwogen, is
mede van toepassing – dus naast 7:930 lid 4 BW, de bepaling die in de procedure centraal stond, MLH
2
, - indien de verzekeraar de overeenkomst opzegt op grond van art. 7:929 lid 1 BW en indien de
verzekeraar zich erop beroept dat hij de verzekering bij kennis van de ware stand van zaken weliswaar
zou hebben gesloten, maar tegen een hogere premie, voor een lager bedrag, of op andere voorwaarden
(art. 7:930 lid 3 BW).’’ Bedoeld is waarschijnlijk art. 7:929 lid 2 nu lid 1 geen
opzeggingsbevoegdheid voor de verzekeraar kent.
Verzwijging: Inleiding (7)
Betekent dit dat de Hoge Raad het uitgangspunt van de redelijk handelend verzekeraar niet ziet als een
algemeen uitgangspunt voor de verzwijgingsregeling in art. 7:928-931 BW? Dit is niet duidelijk.
Rinkes en ik zijn van mening dat het uitgangspunt van de redelijk handelend verzekeraar naar het
oordeel van de Hoge Raad in ieder geval ook betrekking heeft op art. 7:928 lid 1 BW nu de Hoge
Raad verwijst naar bovengenoemd citaat in de parlementaire geschiedenis waarin deze wetsbepaling
wordt genoemd. Overigens zijn wij van mening dat het criterium van de ‘redelijk handelend
verzekeraar’ een algemeen uitgangspunt is voor de verzwijgingsregeling ex art. 7:928-931 BW. Wij
zien niet in waarom dit uitgangspunt alleen zou gelden voor bepaalde delen van deze regeling. Zie
NTHR 2018/6.
Verzwijging: Inleiding (8)
In de vierde zin van het eerdergenoemde citaat uit de parlementaire geschiedenis is er naar de mening
van Rinkes en mij sprake van een verschrijving. Niet een verschrijving in de zin van een typefout,
maar een verschrijving in de zin dat de wetgever het anders bedoeld moeten hebben nu de huidige
opzet logisch inconsequent is. In plaats van ‘redelijk handelend verzekeraar’ had er naar onze mening
moeten staan ‘gemiddelde verzekeraar’. Het gaat immers – zie de vijfde zin van onderhavig citaat
(‘’anders dan andere verzekeraars’’) – om een vergelijking met hetgeen in de verzekeringsbranche
gebruikelijk is, de ‘gemiddelde verzekeraar’. Zie NTHR 2018/6.
Verzwijging: Inleiding (9)
‘Redelijk handelend verzekeraar’ en ‘gemiddelde verzekeraar’ zijn geen synoniemen. Een verzekeraar
die zich met zijn acceptatiebeleid aansluit bij de gangbare opvattingen op dat punt in de branche, een
‘gemiddelde verzekeraar’, zal in vele gevallen ook als ‘redelijk handelend verzekeraar’ worden
aangemerkt. Dit zal anders zijn in de situatie dat de gangbare opvattingen in de verzekeringsbranche
niet redelijk zijn. Indien een individuele verzekeraar om die reden afwijkt van deze opvattingen en zijn
individuele beleid wel redelijk is, handelt deze verzekeraar als een ‘redelijk handelend verzekeraar’.
Een individuele verzekeraar die in de precontractuele fase een redelijk acceptatiebeleid hanteert dat
afwijkt van hetgeen in de verzekeringsbranche gangbaar is, de ‘gemiddelde verzekeraar’, kan evenwel
toch als ‘redelijk handelend verzekeraar’ worden aangemerkt als dit afwijkende acceptatiebeleid voor
de aspirant-verzekeringnemer duidelijk moet zijn geweest voorafgaand van het sluiten van de
verzekeringsovereenkomst. Zie NTHR 2018/6.
Verzwijging: Inleiding (10)
De Hoge Raad gaat in r.o. 3.4.7 van zijn arrest van 5 oktober 2018: minder ver: ‘’ Dat een
verzekeringnemer die zijn mededelingsplicht niet nakomt daarvan gevolgen ondervindt die een
redelijk handelend verzekeraar daaraan niet zou verbinden, is alleen dan aanvaardbaar, als de
verzekeringnemer wist of behoorde te begrijpen welk acceptatiebeleid de verzekeraar hanteerde. Dan
kon hij immers de relevantie van de niet-meegedeelde feiten of omstandigheden binnen dat
acceptatiebeleid overzien. In een dergelijk geval geldt, naast de eis dat de verzekeringnemer op de
hoogte was, of moest zijn, van het acceptatiebeleid, niet ook de eis dat de verzekeringnemer bij het
aangaan van de verzekering, wist dat het acceptatiebeleid van zijn verzekeraar afweek van dat van een
redelijk handelend verzekeraar. De noodzaak die wetenschap te verlangen, volgt niet uit de genoemde
bepalingen. De verzekeringnemer wordt ook afdoende beschermd zonder dat die wetenschap wordt
verlangd.’’
Verzwijging: Inleiding (11)
Allereerst is het interessant dat de Hoge Raad een vergelijking maakt tussen het acceptatiebeleid van
de individuele verzekeraar en dat van een redelijk handelend verzekeraar. De Hoge Raad bespreekt het
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller im6. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.