Samenvatting week 4 – verzekeringsrecht – samenloop van verzekeringen/subrogatie
Hoofdstuk 19 – Samenloop van verzekeringen
Inleiding
In de verzekeringspraktijk komt het veelvuldig voor dat eenzelfde belang onder meerdere
schadeverzekeringen verzekerd is. De term ‘belang’ kan in deze context het best omschreven worden
als de mogelijkheid die een verzekerde loopt om door een verzekerde gebeurtenis nadeel in zijn
vermogen te lijden. Indien dit belang – het huidige art. 7:961 BW spreekt overigens over ‘dezelfde
schade’ – onder meer dan en verzekering is gedekt, wordt in de verzekeringsrechtelijke literatuur
gesproken van meervoudige verzekering of samenloop van verzekeringen. In deze bijdrage wordt
ervanuit gegaan dat er sprake is van samenloop bij schadeverzekeringen indien er ten behoeve van één
verzekerde hetzelfde voorwerp meerdere malen is verzekerd tegen hetzelfde gevaar, voor hetzelfde
tijdvak en voor dezelfde schade. Samenloop van schadeverzekeringen wordt aar algemeen
aangenomen als ongewenst. Het uitvoeringsaspect van het indemniteitsbeginsel brengt immers mee
dat de verzekerde door een verzekeringsuitkering niet in een duidelijk voordeliger positie mag raken
(art. 7:960 BW). In geval van meervoudige verzekering overstijgt het totaal van de betrokken
verzekerde sommen evenwel niet zelfden de waarden van het verzekerde belang. Dit betekent dat bij
meervoudige verzekering de verzekerde in geval van schade doorgaans niet op alle betrokken
verzekeringen met succes een beroep kan doen, terwijl hij wel premie verschuldigd is ten aanzien van
alle betrokken verzekeringsovereenkomsten.
Het wettelijke samenloopregime
Art. 7:961 lid 1 BW geeft de verzekerde keuzevrijheid voor wat betreft de verzekeraar die hij wil
aanspreken en regelt de meldingsplicht van de verzekerde in dezen. De nieuwe regeling maakt een
einde aan het chronologie- of anciënniteitsbeginsel zoals dit onder het oude recht gold in het geval van
samenloop van verzekeringen. De in de rechtspraak onder het oude recht uitgemaakte regel dat het
chronologiebeginsel niet gold voor de aansprakelijkheidsverzekering en de ziektekostenverzekering
geldt nu in het algemeen voor samenloop van verzekeringen. Zie at. 7:961 lid 1 BW.
Verdeelsleutel bij het onderlinge verhaal
Het onderlinge verhaal van de schade tussen de betrokken verzekeraars bij samenloop van
verzekeringen verloopt op grond van art. 7:961 lid 3 BW volgens de volgende verdeelsleutel: ‘’… de
verzekeraars hebben onderling verhaal opdat ieder zijn eigen deel draagt, naar evenredigheid van de
bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden aangesproken’’. De verhaalsregeling ex art.
7:961 lid 3 BW is een zelfstandige regeling: de regelingen aangaande hoofdelijke verbondenheid ex
art. 6:6, 6:102 BW, de subrogatieregelingen ex art. 6:150 en art. 7:962 BW zijn niet van toepassing.
De onderlinge draagplicht moet worden vastgesteld naar evenredigheid van de bedragen waarvoor de
betrokken verzekeraars afzonderlijk kunnen worden aangesproken. Wat houdt deze maatstaf precies
in? De verdeelsleutel is in 7.17.2.24a lid 3 NBW en het huidige art. 7:961 lid 3 BW vervangen door
een verdeelsleutel volgens welke verzekeraar onderling verhaal hebben naar evenredigheid van de
bedragen waarvoor zij ieder afzonderlijk aangesproken kunnen worden. De onderlinge draagplicht
wordt dus vastgesteld naar evenredigheid van de bedragen waarvoor eenieder afzonderlijk kan worden
aangesproken en dus niet op basis van de verzekerde sommen zo blijkt uit de MvT. Deze
verdeelsleutel wordt het meest billijk geacht onder andere omdat zo bij de verdeling rekening wordt
gehouden met een eventueel opgenomen eigen risico.
Methode Wansink & Methode Mijnssen
1) Independent Liability Method (Wansink): naar verhouding van bedragen waarvoor in het
concrete geval verzekeraars los van elkaar kunnen worden aangesproken
2) Maximum Liability Method (Mijnssen): verhouding van de bedragen waarvoor verzekeraars
maximaal kunnen worden aangesproken los van de schade in het betreffende geval.
Voorbeeld Wansink I: Verzekerde som bij verzekering A = 250.000, verzekerde som bij verzekering B
= 300.000 en de schade bedraagt 250.000 (dit bedrag ontvangt de verzekerde ongeacht welke van
beide verzekeraars hij aanspreekt). Bedrag waarvoor ieder van de verzekeraars afzonderlijk kunnen
1
,worden aangesproken: bij ieder der verzekeraars is dat de gehele schade van 250.000. Aandeel van A
bedraagt: 250.000/500.000 x 250.000 = 125.000 & aandeel van B bedraagt: 250.000/500.000 x
250.000 = 125.000.
Voorbeeld Wansink II: Verzekerde som bij verzekering A = 250.000 (eigen risico van 50.000),
verzekerde som bij verzekering B = 300.000 (zonder eigen risico) en de schade bedraagt 250.000 (ligt
voor de hand dat verzekerde B aanspreekt, immers A kan voor 200,000 worden aangesproken en B
voor 250.000). Deze laatste twee bedragen bepalen de onderlinge uitkeringsverhouding: aandeel van A
bedraagt: 200.000/450.000 x 250.000 = 111.110 & aandeel van B bedraagt: 250.000/450.000 x
250.000 = 138.890.
Voorbeeld Mijnssen I: Verzekerde som bij verzekering A = 300.000, verzekerde som bij verzekering
B = 500.000 en de schade bedraagt 400.000 (verzekeraars dragen daarvan respectievelijk 3/8 en 5/8
deel). Aandeel van A bedraagt: 150.000 & aandeel van B bedraagt: 250.000.
Voorbeeld Mijnssen II: Verzekerde som bij verzekering A = 300.000 (eigen risico: 10.000),
verzekerde som bij verzekering B = 500.000 (eigen risico: 20.000) en de schade bedraagt 400.000 (in
dit geval is verzekerd 300.000 + 500.000 – 10.000 (eigen risico van B wordt gedeeltelijk door A
gedekt) = ontvangst door verzekerde 390.000). Verzekeraars dragen daarvan respectievelijk 29/77 en
48/77 deel). Aandeel van A bedraagt: 146.883 & aandeel van B bedraagt: 243.117.
Voorbeeld Mijnssen II zal bij Wansink er zo uit zien: A kan in concreet geval aangesproken worden
voor 390.000 en B voor 380.000. Uiteindelijk ontvangt verzekerde 390.000 omdat het eigen risico van
B gedeeltelijk kan worden goedgemaakt door A aan te spreken. Verzekeraars dragen daarvan
respectievelijk 29/67 en 38/67 deel). Aandeel van A bedraagt: 168.806 & aandeel van B bedraagt:
221.194.
Welke kosten vallen onder de verhaalsmogelijkheid van art. 7:961 lid 3 BW?
Art. 7:961 lid 3 BW bepaalt dat de betalende verzekeraar bij het verhaal niet alleen de aan de
verzekerde betaalde verzekeringsuitkering mag betrekken maar ook redelijke kosten tot het vaststellen
van de schade alsmede redelijke kosten van verweer binnen en buiten rechte die deze verzekeraar in
het kader van zijn claim van de verzekerde heeft gemaakt. De wetgever merkt op dat het alleszins
redelijk is dat de door de verzekerde aangesproken verzekeraar bij zijn verhaal kosten betrekt zoals
door hem gemaakte kosten van advocaten en medische experts.
Mijnssen merkt op dat de wettelijke regeling de betalende verzekeraar niet de mogelijkheid geeft om
aan de verzekerde verschuldigde wettelijke rente en aan de verzekerde op grond van art. 6:96 lid 2 BW
verschuldigde buitengerechtelijke kosten bij het verhaal te betrekken. Dit zijn immers geen kosten van
verweer maar vergoeding van schade wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde uitkering.
Hijmeent dat de verzekeraar bij zijn verhaal in het kader van art. 7:961 lid 3 BW ook deze
kostenposten zou moeten kunnen meenemen mits gezegd kan worden at deze kosten in redelijkheid
zijn gemaakt. Ingeval de kosten van een – mislukt – verweer gezamenlijk door de verzekeraars dienen
te worden gedragen, behoort dit naar de mening van Mijnssen ook het geval te zijn met betrekking tot
de verschuldigde wettelijke rente en de door de verzekerde gemaakte buitengerechtelijke kosten. Het
antwoord op de vraag of de kosten in redelijkheid zijn gemaakt zal ervan afhangen of de verzekeraar
in redelijkheid kon menen dat de verzekerde geen aanspraak had op een verzekeringsuitkering.
Verplichtingen van de verzekerde
Lid 3 van art. 7:961 BW verbiedt de verzekerde om door zijn gedragingen afbreuk te doen aan het
onderlinge regres van de bij de samenloop betrokken verzekeraars. Wanneer de verzekerde deze
verplichting niet nakomt, zal hij op grond van art. 6:71 BW schadevergoeding moeten betalen, tenzij
de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Wat de verzekerde in dit kader nu precies wel of
niet mag doen en of er een actieve houding voor de verzekerde uit deze verplichting voortvloeit is niet
geheel duidelijk.
2
, Coulancehalve uitkering
Op grond van lid 2 van art. 7:961 BW heeft de verzekeraar ook een verhaalsrecht wanneer hij,
‘coulancehalve’, aan zijn verzekerde heeft uitgekeerd. Deze regeling brengt mee dat de verzekeraar die
op grond van coulance uitkeert een grondslag heeft voor verhaal van deze uitkering op de andere bij
de samenloop betrokken verzekeraars, welke grondslag anders zou ontbreken nu er in beginsel geen
verhaalsgrondslag op grond van samenloop is. Het doen van een coulancehalve uitkering wordt op
deze wijze mogelijk bemoedigt. Het is evenwel niet per definitie zo dat een zodanige onverplichte
uitkering altijd verhaald kan worden op de andere bij de samenloop betrokken verzekeraar. Aan de
verhaalsvordering van de verzekeraar die coulancehalve uitgekeerd heeft, kan bijvoorbeeld door de
aangesproken verzekeraar worden tegengeworpen dat op grond van zijn polis geen dekking bestaat
voor de schade waarop de coulance-uitkering door de eerst aangesproken verzekeraar betrekking
heeft. Er moet bij deze coulance-uitkering, wil zij verhaald kunnen worden, wel sprake zijn van
vergoeding van schade in verband met de tussen verzekerde en de uitkerende verzekeraar gesloten
verzekeringsovereenkomst.
Regelend recht
Van art. 7:961 BW kan worden afgeweken, de bepaling is van regelend recht.
Samenloopclausules
Algemeen
Het is voor verzekeraars onder het regime van 7.17 BW mogelijk om in hun verzekeringsvoorwaarden
van de wettelijke regeling af te wijken. Belangrijk in dezen zijn de zogenoemde voor-u- en na-u-
clausules, waarbij de na-u-clausule voor de praktijk van het grootste belang is.
De ‘voor-u-clausule’.
Deze clausule houdt in dat de verzekering waar deze polis betrekking op heeft voor eventuele andere
verzekeraars gaat. Indien een schade is gedekt onder meerdere verzekeringen en één van die
verzekeringen kent een voor-u-dekkingsclausule, wort de schade door die laatste verzekeraar vergoed.
Hij heeft dan uiteraard geen regres op de andere verzekeraar(s). Door het hanteren van een voor-u-
dekkingsclausule heeft hij (impliciet of expliciet) afstand van dit regresrecht gedaan en geldt er een
van art. 7:961 lid 3 afwijkende onderlinge draagplicht. Wanneer er sprake is van een meerdere voor-u-
clausules, vallen deze clausules niet tegen elkaar weg. Zij zijn immers niet strijdig. In feite betekent
een voor-u-dekkingsclausule een renunciatie aan de wettelijke regeling van samenloop van
verzekeringen de verzekeraar geeft te kennen dat hij bereid is de schade voor zijn rekening te nemen,
ongeacht de vraag of ook een andere verzekeraar dekking biedt. De clausule gaat niet zo ver dat hij
andere verzekeraars verbeidt de schade te vergoeden.
De verzekerde kan dus alsof er geen voor-u-dekkingsclausule bestaat beide verzekeraars aanspreken.
Het ligt voor de hand dat zeer weinig verzekeraars een voor-u-dekkingsclausule hanteren. Immers, wie
kiest er bewust voor bij meervoudige verzekering schade te vergoeden zonder de mogelijkheid van
regres te hebben.
De ‘na-u-dekkingsclausule’
De ‘na-u-clausule’, ook wel ‘non-contribution clausule’ of ‘mits-niet-elders-gedekt-clausule’
genoemd, is er in twee varianten:
- De verzekeraar verleent geen dekking indien en voor zover de schade wordt gedekt door een
andere verzekering, al dan niet van oudere datum (zachte clausule).
- De verzekeraar verleent geen dekking indien en voor zover de schade door een andere
verzekering wordt gedekt of gedekt zou zijn indien de onderhavige verzekering niet bestond
(harde clausule).
Het subsidiaire karakter van de eigen polis is beter gewaarborgd met een harde ‘non-contribution’
clausule.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller im6. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.