100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting The selfmade Land $4.88   Add to cart

Summary

Samenvatting The selfmade Land

3 reviews
 193 views  18 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting The selfmade Land

Preview 4 out of 33  pages

  • No
  • H1, h4, h5, h6, h7
  • September 16, 2019
  • 33
  • 2016/2017
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: gbruining77 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: raaijmakerstom • 4 year ago

review-writer-avatar

By: julianvalkenaars • 4 year ago

avatar-seller
RUIMTELIJKE TRANSFORMATIES SAMENVATTING
H1 A CULTURE OF ORDER
Nederland is een rivierdelta die bedreigd wordt door hoogtij en hoogwaterniveau. Het water is de
grootste dreiging waterwolf. Als bescherming: dijken en polders.13e eeuw: waterschappen:
waterbeheer werd een publieke verantwoordelijkheid. Goede organisatie, regulering en
proportionele kostentoerekening waren nodig om alle dijken en dammen te bekostigen. Er ontstond
een collectivistische mentaliteit, belangrijk voor de succesvolle expansie van NLse handel.

1530: groeiende vraag naar brandstof: grootschalige turfsteken: meren: overstromingen steden:
reclaimen meren (17e /18e eeuw; 19e /20e eeuw Haarlemmermeer, Zuiderzee): polders met
rechthoekige percelen. Vanaf 1960: stop reclaimen meren: Vinkeveense Plassen voor zandextractie
en recreatie (nieuwe waarde).

Order, symmetrie en optimalisatie, Schama: Moral Geography van NL = Nederlanders hebben hun
eigen land gemaakt wat heeft geleid tot morele rechten en individuele vrijheid; diep geworteld in
nationale identiteit; lokale autonomie (lokale heffingen op waterbeheer, partnerships (geen
centralisatie).

Weinig goede voorzieningen en diensten in grote steden; maar ook conflictoplossing door praten in
plaats van afdwingen: armenzorg. Dutch Reformed Church most important public institution.

Orderlijke samenleving waarin publieke en private belangen samengingen. 1648: Treaty of Munster:
gedecentraliseerd bestuur met 7 soevereine provincies en 20 autonome steden. Provincies en steden
hadden 2 belangen gemeen: strijd tegen water + veiligstellen internationale handelsroutes.
Langzame besluitvorming, maar modern. De horizontale besluitvorming meer door corporaties dan
individuen (gilden, kooplieden, kerk, militairen, armenzorg: urban social life): corporaties werden
bottum-up beheerd en beschermd door de leden. Social care!

Vanaf 1850: liberal movement = harmonieuze cohesie van onafhankelijke en verantwoordelijke
stedelingen met gelijke rechten. Daarna stromingen die partijen werden en één concept deelden:
- Conservative liberalism (individuele vrijheid, vrije markt, overheid alleen als beschermer
vrijheidsrechten).
- Social liberalisme (emancipatie individuele stedeling).
- Protestant (Kuyper: samenleving is niet een som van individuen, maar een levend organisme
onder God) ; en Roman Catholic takken van Christelijke democratie (tegen klassenstrijd,
symmetrie en coöperatie als basis voor solidariteit, ontwikkelen individuele talenten van
werknemers en werkgevers, moderate markteconomie).
- Democratic socialism (Socialisten: belangen working-class)

1900: Verzuiling: elke zuil organiseerde zijn eigen organisaties, scholen, verenigingen, kranten etc.
(daily life): emancipation in a familiar setting.

1917: Kiesrecht verzuilde samenleving geen gepolariseerde samenleving: businesslike approach
(results), tolerantie, elites rule.

Het principe van subsidiariteit past goed in de Christelijke emanciperende democratie: staat mag
alleen bemoeien als organisaties, huishoudens en individuen er zelf niet uitkomen: civil society. Door
de onderlinge onderhandelingen tussen zuilen werd de publieke regulering juist goed geaccepteerd.

1945: na-oorlogse Reconstructie: zuilen werden losser: nieuwe context social life: intern
secularisatie, groeiende welvaart, onafhankelijkheid, welzijn, individualisatie; extern staat nam

,algemene emancipatie doelen over van zuilen en maakte hun organisaties in zorg en huisvesting
ondergeschikt aan publieke in tijden van schaarste.

1968: democratische participatiebewegingen: besluitvorming ingewikkeld: bottomup urban renewal.
1970/80: secularisatie en bottom-up leidden tot afbraak traditionele partijen/zuilen.

1990: privatisering staatactiviteiten (en dus ook verzuilde organisaties opgenomen door de staat) om
rol van NGO’s te sterken. Quangos = geprivatiseerde quasi-autonome niet-gouvernementele
organisaties; commerciële management om stedelingen te veranderen in klanten: meer mensen aan
de politieke tafel en vervagen publieke en private verantwoordelijkheden.

2000: meer radicale (kleine) partijen erbij: nog ingewikkelder. Nu nog altijd veel coöperatie, overleg
en begrip.

Cultuur = alle kennis, technologie en de complexiteit van waarden en activiteiten in een samenleving;
van tradities en symbolen tot verhalen en waarden. Planning culture = planning als reactie op sociale
veranderingen die leiden tot ruimtelijke veranderingen. Faludi: complexiteit van luisterende en
verantwoordelijke staat, publiek-private samenwerking, erkenning van collectieve actie, en
traditionele respect voor instituties.

Dutt en Costa: NL planland door milieubeperkingen, moeilijke geschiedenis, economische noodzaak,
sociaal-culturele ontwikkelingen en omvang. CEC (Europese Commissie): alleen vergelijkbaar met
Denemarken. Altijd zoeken naar overleving en optimalisatie: efficiëntie landgebruik, tolerantie
perspectieven, pragmatisch.

Rhineland model of capitalism = veel sociale wetten om individuen en huishoudens te beschermen
tegen de risico’s van een markteconomie: publieke sector neemt groot deel van GNP en sinds 1950
herverdeling welvaart staatsverantwoordelijkheid. Altijd kijken naar de wetten, efficiëntie en sociale
gevolgen.

Anders dan in Amerikaanse planning hebben plannen in NL een institutionele status waarin actoren
kunnen participeren in het proces en zo processen in de samenleving kan sanctioneren.
Subsidiariteit: oudste democratische instanties toch meeste macht; kunnen via plannen de
samenleving sturen.

Planning culture (Sanyal) = het collectieve ethos en de dominante houding van planners tegenover de
geschikte rol van de staat, marktkrachten en burgers in het beïnvloeden sociale uitkomsten
(institutionele benadering).

Kernkarakteristieken van NLse planning culture:
- dienen gemeenschappelijk goed door onderhandeling en pragmatische maatregelen.
- promotie fysieke veiligheid en produceren landschap door technische maatregelen.
- plannen als instrument voor ruimtevorming én samenleving en economie.
- een institutionele status van plannen en een hoog level van respect voor publieke instituties.
- een sterke positie voor lokale overheden en grote vertrouwen op subsidiariteitprincipe.

De sterke band tussen ruimtelijke planning en de grotere context van cultuur en samenleving zijn
geworteld in de selfmade land en de cultuur van onderhandelingen. Uitkomst: planningsysteem met
veel debat. Gerespecteerde hogere macht nodig om dit goed te organiseren. NLse planning is
gebaseerd op plannen: minimaliseren negatieve externe effecten van lokale/individuele beslissingen
en maximaliseren collectieve voordelen investeringen door coördineren naar beste landgebruik.

,Tot 1900 zagen conservatieven planning vooral als een vrij ondernemerschap. 1901: Housing Act
(social liberals): verplichtte steden/grote dorpen stedelijke plannen te tekenen. 1945: uitgebreid
juridisch systeem verving lokale, regionale en nationale planning. Planning at all levels: verticale
(publieke administraties) en horizontale consensus (lobbygroepen, instituties met 1 probleem).

40 jaar na WO2: bloeiperiode stedelijke en regionale planning. Na 1985: neoliberalisme doelde op
privatisering en deregulering, planning paste zich aan: individualisme, consumentisme, NIMBY-
activisme, groeiend belang erfgoed enz. NLse planning werd meer open voor privaat initiatief en
investeringen, maar integreerde ook sterk in EU-regels. Planning blijft framework voor maatregelen.

Adam Smith: soeverein heeft 3 taken: beschermen tegen geweld en invasies van andere
onafhankelijke staten, beschermen tegen onrecht en onderdrukking van een ander lid van de
samenleving/goed rechtssysteem, en behouden belangrijk publiek goed wat individuen zelf niet
kunnen behouden (kost meer geld dan het oplevert, maar levert wel veel op voor de gehele
samenleving: infrastructuur bijv.).

Een plan is een politiek machtig instrument en kent verschillende namen voor verschillende typen.
2008: Wet Ruimtelijke Ordening (reactie op inflexibele, langzame vorige wet): transitie van
hiërarchische naar netwerksturing; decentralisatie en centralisatie (lokaal meer vrijheid tot initiatief,
nationaal ook meer vrijheid). Elk niveau is nu verantwoordelijk voor zijn eigen belangen:
Structuurvisie (overeenkomsten, plannen, belangen).

Uiteindelijk moet dit leiden tot een Bestemmingsplan. Als belangen van verschillende niveaus
botsen, wordt een Inpassingsplan opgesteld (oplegging). WRO: scheiding beleid en regulering:
verplicht algemene reguleringen over inhoud plannen opstellen (AMVB nationaal, verordening
provinciaal) (centralisatie!). Correctie van onherroepelijke WRO wordt gecorrigeerd in het
Projectbesluit. Alle niveaus mogen plannen maken: General Act of Environment (2010) met daarin de
Omgevingsvergunning. Een WRO bepaalt de toekomstige lay-out van landgebruik op verschillende
ruimtelijke en temporale niveaus:
- sectiebeleid met beschrijvingen en analyse van het karakter van het plangebied
- een kaart die het toekomstige landgebruik weergeeft: ruimtelijke functie- en
activiteitenverdeling
- verbinden bouw-, landgebruik- en zoneringregels
Belangrijkste onderscheid: plannen (uitkomsten van plan-making proces: institutionele
instrumenten), planning (organisatie acties: voorbereiding, besluitvorming en implementatie) en
stedelijke en regionale planning (bijdrage van wetenschap aan planning).
De evolutie van NLse planning: 5 perioden:

Renaissance Planning (Late Middeleeuwen - 1700): groeiende handel (Gouden Eeuw), industriële
productie, bevolkingsgroei: stedelijke groei. Van fragmentarische planning naar holistische,
strategische planning: urban developer. Doel: verbeteren concurrentiepositie steden door
optimaliseren locatiefactoren.

Complete plannen voor het aantrekkelijker maken van de stad. Stagnatie volgde (-50% stedelingen).
Eind 18e eeuw werd NL geannexeerd door Napoleon.

Free Market Dominance (1870-1920): relatief late NLse industrialisatie samen met introductie
moderne democratie, Hygiënische Revolutie, Demografische Revolutie, Fossiele Brandstofrevolutie
en Communicatie en Transportrevolutie. Industriële Revolutie  Stedelijke Revolutie. Spoorwegen,
massaproductie, maar ook parken en een mix van fabrieken en villawijken buiten de stad. Oude
binnensteden werden clusters van moderne voorzieningen: stations, scholen, theaters enz. In het
begin was planning een private onderneming en exploitatie, maar niet vrij van publieke interventie

, en goedkeuring. Vanaf 1875 planning door gemeenten. Het besef dat planning economische groei
stimuleert won steun. Aanpassen aan technologische ontwikkeling. Modernisme(1930-1970):
bloeiperiode planning. Grote Depressie en WO2: meer publieke marktinterventie, Periode van
Reconstructie: grote sociaaleconomische invloed publieke sector; begon met dekolonisatie Indonesië
en baby boom, eindigde met Eerste Oliecrisis (1973); dankzij economische herstelprogramma en
natuurlijke gasreserves welvarend NL: beleid gericht op creëren exporteconomie en moderne
verzorgingsstaat. 3 Problemen planning: voorkomen urban sprawl en groei stedelijke agglomeraties
(nationale plannen 1950/60: overlopen overpopulatie grote steden naar andere steden/dorpen),
economische verlies van perifere regio’s (planning voor regionale gelijkheid en welvaart), huistekort
(huizen bouwen). Top-down: survey before plan.

Sociocratische Planning (1970-1990): Post-industrieel; sociocratic planning = shift van
technocratische planning naar een democratische en transactieve bottom-up planning proces.
Culturele Revolutie eind 1960: meer democratie, anti-gezag/kapitalisme/groei sentimenten. Eerste
Oliecrisis (1973) stopte de groei sinds 1950, de tweede (1979) leidde tot een vierjarige recessie. Einde
linkse Keynesian politiek en opkomst neoliberale marktconcept. Einde massa-industrieën
(scheepbouw), vanaf 1960 de-industrialisatie: verplaatsing naar lagelonenlanden. 3 Demografische
ontwikkelingen: minder geboorten, kleinere huishoudens (individualisatie) en NL werd in jaren ’70
immigratieland (Mediterrane unificatie en Suriname onafhankelijk). Bottom-up; stedelijke crisis en
stedelijke vernieuwing, milieuproblemen; instrumenteel: niet meer volledigheid maar verschillende
paden. Herverdeling welvaart door subsidies.

Planning for Consumerism (vanaf 1990): Post-Industriële Economie of Postmoderne Periode.
Opkomende globale dienstensector. Participatie voor comfortabel wonen voor welvarend volk. Shift
van transactieve planning naar collaboratieve planning. Liberalisme, minder barrières vanaf 1980 en
de val van het IJzeren Gordijn en de opkomst van Azië zorgden voor een economische boost. Nadelen
nieuwe economische wereldorde: meer volatiliteit (risico) en gevoeligheid voor crises. In jaren 90
dienstensector, sociale zekerheid. Vanaf 1990 shift van inhoud naar project planning, gericht op het
creëren van een concurrerende en op maat gemaakte samenleving. Design voor specifieke
identiteiten voor specifieke plekken en doelgroepen: blueprint! Duurzaamheid. Toekomst: vergrijzing
(sociale zorg), toenemende regionale verschillen (groei naast verval), toenemende concurrentie,
kleiner en flexibeler plannen maar wel voor hogere kwaliteit omgeving.

Plannen weerspiegelen grote economische en sociale ontwikkelingen en kwesties, en kunnen
tegengestelde trends weergeven. Sinds 1970 zijn plannen meer instrumenten voor communicatie en
participatie: opstarten van een discussie over de toekomst en maatregelen. De modernistische blue
print planning is geschikt voor het oplossen van simpele landgebruik problemen. De meer recente
collaboratieve planning is geschikter voor participatie van verschillende stakeholders en het grote
publiek: future-seeking (meer dan future-making). Vaak acteren individuen niet alleen, maar delen ze
hun gedachten met actoren uit dezelfde sociale formatie. Onderliggende culturele en psychologische
laag: waarden, gevoelens, concepten  nieuwe gebruiken. Landgebruik, planning discourses en de
instituties die de context van de planning vormen, veranderen continu.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nooortj. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.88  18x  sold
  • (3)
  Add to cart