Boost je cijfers met mijn samenvatting micro-economie (vervolg op "Inleiding tot de Micro-economie"). Met deze beknopte en duidelijke samenvatting, waarmee ik een 17/20 heb behaald, begrijp je snel de essentiële theorieën en concepten. Perfect voor betere examenresultaten!
DEEL 1: DE CONSUMENT
Hoofdstuk 2: De budgetbeperking
We veronderstellen dat consumenten de beste bundel kiezen die ze zich kunnen
veroorloven.
➔ Gedrag consument: wil (doel) + kan (beperking) = doe
De budgetbeperking toont de goederenbundels die de consument kan betalen.
Consumptiebundel: X(x1, x2)
Prijzen van de 2 goederen: (p1, p2)
Budget van de consument: m (inkomen)
Budgetbeperking: p1x1 + p2x2 ≤ m
➔ De consumptiebundels die de consument zich kan veroorloven zijn de bundels die minder kosten dan m.
Budgetverzameling is alle bundels die betaalbaar zijn. Het zijn alle budels die de consument zich kan veroorloven
A. De budgetrechte
➔ p1x1 + p2x2 = m
𝑚 𝑝1
We kunnen de budgetrechte omvormen tot: x2 = − 𝑥1
p2 𝑝2
Deze formule zegt hoeveel eenheden van goed 2 je moet consumeren om aan het budget te voldoen indien je
x1 eenheden van goed 1 consumeert.
𝑝1
Helling van de budgetrechte is gelijk aan −
𝑝2
➔ Dit meet de opportuniteitskost van goed 1. Om meer van goed 1 te consumeren moet je eenheden van
goed 2 opgeven.
De opportuniteitskost is hoeveel eenheden x2 je moet opofferen voor een extra eenheid van x1
𝑚
Snijpunt met de y-as is gelijk aan
𝑝2
Hoe teken je een budgetrechte? →
• Hoeveel van goed 1 kan de consument kopen met het budget? m/p1
• Hoeveel van goed 2 kan de consument kopen met het budget? m/p2
➔ Teken deze 2 punten en verbind.
Vaak zijn 2 goederen genoeg
1 goed kan alle goederen representeren die de consument wil.
Vb. x1 staat voor boeken, x2 staat voor alle andere goederen die de consument nog wil kopen.
➔ Goed 2 is een samengesteld goed.
Het is makkelijk om goed 2 te zien als het aantal euro dat de consument kan spenderen aan andere goederen.
De prijs van goed 2 zal dan automatisch 1 zijn.
➔ p1x1 + x2 ≤ m
B. Wijzigingen van de budgetrechte
Inkomen
− Het budget m wijzigt naar m’.
− De budgetrechte verschuift parallel.
o Bij een stijging van het inkomen, verschuift de budgetrechte naar buiten. De
budgetverzameling is groter. Er zijn meer haalbare bundels.
o Bij een daling van het inkomen, verschuift de budgetrechte naar binnen. De
budgetverzameling is kleiner. Er zijn minder haalbare bundels
𝑚 𝑝1 𝑚′ 𝑝1
x2 = − 𝑥1 → x2 = − 𝑥1
p2 𝑝2 p2 𝑝2
,Prijs daalt
− De prijs van goed 1 daalt van p1 naar p’1.
− Alle vroeger haalbare consumptiebundels blijven haalbaar en er worden nieuwe toegevoegd.
− De budgetrechte roteert naar buiten.
➔ DUS: een vermindering van één prijs kan de consument nooit slechter af maken!
𝑚 𝑝1 𝑚 𝑝′1
x2 = − 𝑥1 → x2 = − 𝑥1
p2 𝑝2 p2 𝑝2
Prijs stijgt
− De prijs van goed 1 stijgt van p1 naar p’1
− De budgetrechte roteert inwaarts. Er zijn minder haalbare bundels.
𝑚 𝑝1 𝑚 𝑝′1
x2 = − 𝑥1 → x2 = − 𝑥1
p2 𝑝2 p2 𝑝2
De prijzen van beide goederen stijgen
Bij een verandering van beide prijzen is het mogelijk dat de budgetrechte er
helemaal anders uitziet dan in de oorsprong.
Indien er dezelfde procentuele stijging/daling voor beide prijzen is dan verandert de budgetlijn niet.
C. Andere beperkingen
Keuze heeft niet enkel budgettaire beperkingen. Een bundel is enkel haalbaar indien aan alle beperkingen is voldaan.
Vb. consumptie van voedsel
Beperking 1: men moet ten minste 10 eenheden consumeren opdat men zou overleven.
Beperking 2: men heeft beperkt budget.
Beperking 3: men krijgt maximum 3 uur om te eten (stel dat je in die tijd maximum 24 eenheden voedsel kan opeten).
• Onder 1e beperking: punten in grijs vlak
• Onder 2e beperking: groene driehoek
• Onder 3e beperking: rood vlak
Je raakt zekerheid op een raakpunt kwijt.
Rantsoenering
Het consumptieniveau van een goed staat vast en kan niet groter zijn dan een bepaalde hoeveelheid.
Belastingen
De prijs die de consument moet betalen voor een goed wordt hoger. De budgetrechte wordt steiler.
➔ Hoeveelheidsbelasting (afhankelijk van gekochte hoeveelheid)
➔ waardebelasting (percentage bovenop prijs)
Subsidies
De prijs die de consument moet betalen voor een goed wordt lager. De budgetrechte wordt vlakker.
➔ Hoeveelheidssubsidie (afhankelijk van de gekochte hoeveelheid)
➔ Waardesubsidie (percentage van prijs)
P1 → P1 + t. (vanaf x’1)
𝑚 (𝑝1+𝑡)
x2 = − 𝑥1
p2 𝑝2
Rantsoenering Belastingen
,Hoofdstuk 3: Voorkeuren
Mensen kiezen de beste consumptiebundel die ze zich kunnen veroorloven.
➔ Het beste wordt gedefinieerd door de consument zelf.
➔ Wat het beste is hangt af van wanneer, waar, onder welke omstandigheden.
A. Voorkeuren
We veronderstellen dat de consument steeds een voorkeur kan maken tussen twee verschillende bundels met
(x1,x2) en (y1,y2) als bundels →
• Strikte voorkeursrelatie: (x1, x2) ≻ (y1, y2)
• Indifferent: (x1, x2) ~ (y1, y2)
• Zwak verkozen: (x1, x2) ≽ (y1, y2)
Assumpties
Volledigheid: De consument kan eender welke 2 bundels vergelijken.
(x1, x2) ≽ (y1, y2) en/of (y1, y2) ≽ (x1, x2)
Reflexiviteit: Een bundel is minstens even zo goed als dezelfde bundel.
(x1, x2) ≽ (x1, x2)
Transiviteit: Als bundel A boven bundel B wordt verkozen en bundel B wordt boven bundel C verkozen, dan
volgt dat bundel A boven bundel C wordt gekozen.
(x1, x2) ≽ (y1, y2) en (y1, y2) ≽ (z1, z2) → (x1, x2) ≽ (z1, z2)
B. Indifferentiecurves
Indifferentiecurves verbinden bundels die voor de consument evenwaardig zijn. De voorkeuren van een
consument worden afgebeeld door een veld van interferentiecurven.
Alle consumptiebundels die
zich hier bevinden worden
boven de consumptiebundel
(q1, q2) gekozen omdat ze
beter zijn voor de consument.
A~B
B~C
D≻A
➔ Indifferentiecurven kunnen niet snijden !!
, C. Voorbeelden van indifferentiecurven
Perfecte substituten
Twee goederen zijn perfecte substituten als de consument bereid is een goed te ruilen
voor een ander goed aan een constante verhouding. Vb. blauwe en rode potloden.
De consument beschouwt a eenheden van goed 1 equivalent aan 1 eenheid van goed 2.
➔ De indifferentiecurven lopen parallel, aan een helling van -1.
Perfecte complementen
Perfecte complementen zijn goederen die altijd samen geconsumeerd worden in vaste
proporties.
Vb een linker en een rechter schoen.
De consument consumeert goederen in vaste verhoudingen. a eenheden van goed 1 bij
iedere eenheden van goed 2.
Het is een vaste verhouding, niet noodzakelijk 1 en 1.
Vb 1 koffie en 2 klontjes suiker.
Goods Bads
Consumenten verkiezen meer boven minder. Consumenten verkiezen minder boven meer.
➔ Hoe meer, hoe beter ➔ Hoe minder, hoe beter
Neutrals
Consument is onverschillig ten opzichte van de consumptie van het goed. Curves lopen verticaal of horizontaal
afhankelijk van bij welke goed de consumptie onverschillig is!
➔ (Hier tov goed 2)
Verzadiging (satiation)
Een situatie met verzadiging is wanneer er een algemene beste bundel bestaat voor
de consument, en hoe dichter bij die bundel, hoe beter hij af is t.o.v. zijn eigen
voorkeuren. De beste bundel is het ideaal punt (bliss point). Wanneer de consument
te veel van een goed heeft, wordt het een bad.
➔ Consumenten hebben een ideaal punt en deze is de bliss point!
Vb. peper en zout in de soep. Peper en zout zijn een good, zolang er niet genoeg in
de soep is. Eens er te veel in de soep is, wordt het een bad.
Verschillende zones zie WPO slides
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller arthurpeyrard. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.82. You're not tied to anything after your purchase.