Dit is een samenvatting van het vak Diagnostiek in de klinische praktijk aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. De samenvatting omvat artikelen van Luteijn, maar ook andere samenvattingen van verplichte literatuur en artikelen.
Week 1 – Luteijn Hoofdstuk 1: Het diagnostisch proces
Inleiding
Klinische psychodiagnostiek is een professionele activiteit die steunt op drie elementen:
1. Theorievorming over de problemen/klachten en problematische gedragingen
2. Operationalisatie en meting daarvan
3. Toepassing van relevante diagnostische methoden
Stappen van het diagnostisch proces
Een klinisch psychodiagnostisch onderzoek begint meestal met een doorverwijzing van de cliënt naar de
diagnosticus en soms met een directe vraag van cliënt naar diagnosticus. Dit gaat na de aanmelding als
volgt:
1. De aanvraag komt binnen bij de diagnosticus en hij/zij analyseert de aanvraag en bekijkt het
dossier (dossierstudie)
2. De hulpvraag van de cliënt analyseert de diagnosticus en exploreert de problemen
3. Deze vragen resulteren in een reflectie van de diagnosticus waarin de diagnosticus vragen
formuleert die opduiken tijdens het kennismakingsgesprek
4. Op basis van deze vragen stelt de diagnosticus een diagnostisch scenario op dat een voorlopige
theorie bevat over de cliënt en bevat het volgende:
a. Indeling in grondvragen
b. Formuleren van een theorie
5. Het toetsen van dit scenario en deze theorie vergt vervolgens 5 handelingen
a. Hypothesen: de theorie wordt omgezet in concrete hypothesen
b. Keuze instrumentarium: een specifiek onderzoek instrumentarium wordt gekozen dat de
hypothesen kan ondersteunen ofwel verwerpen
c. Toetsbare voorspellingen: er worden voorspellingen gedaan over resultaten of
uitkomsten op dit instrumentarium
d. Afname en verwerking: instrumenten worden afgenomen en verwerkt
e. Argumentatie: Op grond van de verkregen resultaten worden de hypothesen op
beargumenteerde wijze aanvaard of verworpen
6. Dit leidt tot de diagnostische conclusie en rapportering.
Vijf basisvragen in de klinische psychodiagnostiek
De meeste vragen hebben betrekking op:
1. Onderkenning: wat zijn de problemen, wat lukt er nog en wat gaat er mis
2. Verklaring: waarom zijn bepaalde problemen er en wat houdt ze in stand
3. Predictie: hoe zullen de problemen van de client zich in de toekomst verder ontwikkelen
4. Indicatie: hoe kunnen de problemen verholpen worden
5. Evaluatie: zijn de problemen voldoende verholpen als gevolg van de interventie
Deze worden hieronder verder besproken.
1. Onderkenning
De onderkenningsfase bevat het volgende:
a) Inventarisatie en beschrijving
b) Ordening en categorisering in disfunctionele gedragsclusters of stoornissen
c) Inschatting van de ernst van het probleemgedrag
,De onderkenning kan ook op verschillende manieren worden gedaan:
Criteriumgericht meten = onderkenning door te vergelijken met een vooraf bepaalde
standaard
Normgericht meten = door te vergelijken met een representatieve vergelijkingsgroep
Ipsatief meten = door te vergelijken met het individu zelf, bijvoorbeeld op een eerder
moment
Ook is er in onderkenning verschil tussen classificatie en diagnostische vergelijking:
Classificatie: dan wordt het klinische beeld ondergebracht bij een type problemen zoals
de DSM-categorieën (alles-of-nietsprincipe; cliënt wordt ingedeeld in een bepaalde
categorie) of de dimensies van klachten en persoonlijkheidsvragenlijsten (meer-of-
minderprincipe; de cliënt krijg een profiel van scores op een aantal dimensies). Een
nadeel is dat deze classificatie leidt tot ‘labeling’, maar voordeel is dat het de
communicatie tussen deskundigen vergemakkelijkt.
Diagnostische formulering: een voorbeeld is de holistische theorie waarin functionele en
theoretische relaties tussen probleemgedragingen onderling en de context centraal
staan. In deze aanpak gaat het om het beschrijven van het individu aan de hand van
specifieke kenmerken, dimensies en specifieke wijzen van functioneren (holistisch). Een
voordeel is dat deze aanpak recht doet aan de uniciteit van een individu maar dat soms
empirische ondersteuning ontbreekt.
2. Verklaring
Een verklaring geeft antwoord op de vraag waarom er een probleem is. Dit bevat:
a) Het deelprobleem
b) Condities die het optreden van het probleem verklaren
c) De relatie tussen 1 en 2 in termen van ‘omdat’ of ‘doordat’
Verklaringen kunnen daarnaast ingedeeld worden volgens:
1. De locus: de persoon of situatie, de verklaringsfactor ligt in de persoon zelf
2. De aard van de controle: dit gaat om de oorzaak en de reden waarvan oorzaken
verklaren en redenen het gedrag begrijpelijk maken
3. Synchrone en diachrone verklaringscondities: synchrone verklaringscondities vallen in de
tijd samen met het te verklaren gedrag en diachrone gaan aan dat gedrag vooraf
4. Inducerende en continuerende condities: inducerend doen een gedragsprobleem
ontstaan en continuerend houden het in stand
Het is belangrijk dat de diagnosticus weet heeft van de bovenstaande mogelijkheden als
verklaring zodat hij niet steeds maar met één type verklaring rekening houdt. Sommige
diagnostici hebben de neiging om bij hun verklaring vanuit één specifieke theorie te werken en dit
beperkt het diagnostisch proces en de indicatiestelling.
3. Predictie
Bij predictie gaat het erom uitspraken te doen over het probleemgedrag in de toekomst. Het is
een kansuitspraak, bijvoorbeeld de kans dat de cliënt een gevaar is voor andere personen of de
kans op zelfmoord. Deze kans bepaalt mede het behandelingsvoorstel. In de praktijk zijn
verbanden (correlaties) nooit perfect waardoor alleen over kans gesproken kan worden. Meta-
analyses zijn daarom nuttig om te gebruiken evenals intervisies omdat meer mensen ook meer
weten dan de diagnosticus alleen. De foutenmarges zijn bij predictie vaak heel erg groot.
4. Indicatie
Indicatie gaat over de vraag of de cliënt een behandeling nodig heeft en zo ja, welke hupverlener
en hulpverlening het meest geschikt is voor de cliënt met dit probleem. Om tot indicatie over te
gaan moeten de voorgaande onderdelen afgerond zijn en komen er elementen bij:
1. Kennis over behandelingen en behandelaars
2. Kennis over het relatieve nut van behandelingen
, 3. Kennis over de aanvaarding van de indicatie door de client, waarbij belangrijk is dat de
diagnosticus rekening houdt met het volgende:
a. Het cliënt perspectief wordt geëxploreerd
b. De diagnosticus verstrekt de cliënt informatie over behandelingsmethoden
c. De verwachtingen van de client worden vergeleken met die van e diagnosticus
d. De client kiest een behandelaar en behandeling uit
5. Evaluatie
Evaluatie vindt plaats op basis van het verloop van het therapeutisch proces en de resultaten van
de behandeling. Hierbij wordt vastgesteld of (1) de therapie rekening gehouden heeft met de
diagnose en (2) of het proces en de behandeling de verandering van gedrag bewerkstelligen.
De diagnostische cyclus
Het psychodiagnostisch proces moet worden opgebouwd volgens de wetenschappelijke cyclus:
1. Observatie: verzamelen van empirisch materiaal waaruit de totstandkoming van het
probleemgedrag gevormd wordt
2. Inductie: de formulering van theorie en hypothesen over het gedrag
3. Deductie: toetsbare voorspellingen afleiden uit de hypothesen
4. Toetsingsfase: nagaan of de voorspellingen juist of onjuist zijn
5. Dit leidt tot de evaluatie
Deze 5 fasen zijn slechts in de basis terug te vinden in de praktijk.
, Het diagnostisch proces; van aanmelding tot verslag
1. Aanmelding: deze bestaat uit de hulpvraag en de aanvraag en daarnaast benut de diagnosticus
dossiergegevens van de client indien die al bekend zijn uit verschillende bronnen.
a. Analyse van de aanvraag leidt tot informatie over de verwijzer en over het type en de
inhoud van de aanvraag:
i. Informatie over de verwijzer omvat verschillende elementen:
1. Referentiekader van de verwijzer (visie, opleiding en ervaring)
2. Verduidelijking van de relatie tussen diagnosticus en verwijzer
3. Onderscheid tussen feitelijke verwijzer en de eigenlijke verwijzer
4. Verschillen tussen verwijzers in de aard en uitgebreidheid van de
bevoegdheden waarover zij beschikken
ii. Type en de inhoud van de aanvraag:
1. Een open of gesloten aanvraag
2. De inhoud hangt samen met de setting van waaruit de aanvraag
afkomstig is (bijv ambulant of psychiatrische centra)
3. Aanvragen kunnen worden ingediend aan de hand van de vijf
basisvragen
b. Analyse van de hulpvraag omvat onder meer de exploratie van de belevingswereld van
de client. Komt hij bijvoorbeeld uit eigen beweging of niet, heeft hij een duidelijke
hulpvraag, wat is het voornaamste probleemdomein, wat zijn de voorkeuren voor
interventies etc.
2. Reflectie van de diagnosticus: in deze reflectiefase worden gewichten toegekend aan de
verschillende stukken informatie. Hierin moet de diagnosticus zich bewust zijn van de mogelijke
biases in het oordelen en ook tegenover cliënten. De reflectie houdt ook in dat bij de diagnosticus
nieuwe vragen kunnen opkomen over de problematiek.
3. Diagnostisch scenario: hierin ordent de diagnosticus alles uit de aanmeldingsfase en zijn kennis
over het probleem waardoor hij vervolgens de eerste voorlopige theorie over de problematische
gedragingen kan opstellen. Bijvoorbeeld: Een milde depressie (onderkenning), geïnduceerd door
psychologische afwezigheid van de partner en die in stand gehouden wordt doordat de client
over beperkte copingsvaardigheden beschikt.
In de praktijk worden alle vijf basisvragen vaak tegelijkertijd behandeld en gaat het niet zo
gestructureerd zoals hierboven beschreven. De meeste aanvragen omvatten drie basisvragen:
onderkenning, verklaring en indicatie.
4. Het diagnostisch onderzoek
a. Hypothesevorming de diagnosticus zet voorlopige theorie om in hypothesen
i. Hypothesen in het kader van de onderkenningsvraag gaan over aanwezigheid
van psychopathologie
ii. Hypothesen in het kader van de verklaringsvraag vereisen een lijst met
verklaringsfacturen en hun in standhoudende of inducerende rol
iii. Predictieve hypothesen steunen op empirische kennis over predictoren
iv. Hypothesen over de indicatievraag zijn veronderstellingen over welke
behandelingen het beste passen bij de client
b. Keuze van de onderzoeksmiddelen de hypothesen moeten tot toetsbare uitspraken
leiden en hieraan is de keuze van onderzoeksmiddelen verbonden:
i. Onderkenningsvraag: objectieve instrumenten die afgestemd zijn op meer
stoornissen tegelijk
ii. Verklaringsvraag: onderzoeksmiddelen zijn instrumenten die zich richten op
verklaringsfacturen zoals individuele verschillen in intelligentie of
persoonlijkheidseigenschappen of sociaaleconomische klasse
iii. Predictievraag: kan beantwoord worden met instrumenten die predictieve
validiteit bezitten
iv. Indicatievraag: te toetsen vanuit het client perspectief waarbij een
hulpvragenlijst gebruikt kan worden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FleurBurghard. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.