Samenvatting module 3 pedagogiek en
sociologie
Boek: basisboek sociaal werker
Thema 1: methodisch handelen
Als professional werk je planmatig. Dat wil zeggen dat je volgens een
bepaalde aanpak toewerkt naar het bereiken van een doel. De aanpak
bespreek je met alle betrokkenen.
Methodisch handelen betekent dat je professioneel werkt volgens de
methodische cyclus.
Bij systematisch handelen draait het om ordelijk werken, volgens een
bepaalde systematiek. Alle stappen horen bij elkaar en hebben een
logische volgorde.
Je werkt doelgericht, dat betekent dat je je richt op het bereiken van een
doel.
Begeleiden is een cirkelvormig proces, dat noem je een cyclisch proces.
Als je een doel hebt bereikt, komt er vanzelf een nieuw doel. Als een doel
onhaalbaar blijkt, pas je het aan. Is er specifieke begeleiding nodig? Dan
verwijs je door.
De methodische cyclus bestaat uit vijf fasen. Beginsituatie vaststellen,
ondersteuningsvraag beschrijven, doel formuleren, plannen maken en
uitvoeren, uitvoering evalueren en bijstellen.
Fase 1: beginsituatie vaststellen
In deze fase verzamel je informatie over de persoon of groep zodat je je
plan erop kan aanpassen. Je zoekt bij het vaststellen van de beginsituatie
een aantal aspecten uit:
- Waarbij wil de persoon of groep ondersteuning ontvangen?
- Wat kan de persoon of groep al wel?
- Wat kan de persoon of groep nog niet zo goed?
- Is de persoon of groep al eerder begeleid met deze
ondersteuningsvraag?
- Wat zijn de ondersteuningsmogelijkheden in de instelling en/of
omgeving van de persoon of groep?
- Welk budget en welke middelen zijn er beschikbaar?
- Wat is er mogelijk binnen de wet- en regelgeving?
,Focus je niet alleen op de problemen maar breid de vaardigheden verder
uit.
Fase 2: ondersteuningsvraag beschrijven
Beschrijf samen met alle betrokkenen precies wat de
ondersteuningsvraag is. Je kent de beginsituatie en weet wat alle
betrokkenen willen bereiken. Je beschrijft een duidelijke en concrete
ondersteuningsvraag.
Fase 3: doel formuleren
Vanuit de ondersteuningsvraag formuleer je een doel, hierin staat precies
wat alle betrokkenen willen bereiken en hoe jij daarbij kunt ondersteunen.
Fase 4: plannen maken en uitvoeren
Het doel is duidelijk en iedereen is het ermee eens. Hoe je het doel bereikt
verwerk je in een Plan Van Aanpak. Daarin geef je antwoord op de
volgende vragen: wie zijn er betrokken? Wat wil je bereiken? Waar en
wanneer voer je het plan uit? Welke middelen en begeleiding gebruik je
hiervoor? Daarna start je de begeleiding.
Activiteiten en begeleiding die je inzet om het doel te bereiken, noem je
middelen.
Fase 5: uitvoering, evalueren en bijstellen
Je kijkt terug of het doel bereikt is, zo niet dan stel je het doel bij. Je
beschrijft een doel zo precies mogelijk met de SMART-methode.
Om ervoor te zorgen dat je doelen formuleert die passen bij de hulpvraag
en aansluiten bij de mogelijkheden van de instelling, gebruik je SMART:
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdsgebonden
Specifiek: je beschrijft precies wat je wilt bereiken. Woorden die op ‘er’
eindigen zijn niet precies genoeg.
Meetbaar: je moet kunnen meten of het doel behaald is.
,Acceptabel: een doel dat niet aansluit bij de wensen van de persoon of
mogelijkheden van de instelling is niet acceptabel.
Realistisch: de doelen moeten haalbaar zijn.
Tijdsgebonden: je geeft aan hoelang je denkt dat het duurt tot een doel
behaald is.
Een algemeen doel is breed en pas na lange tijd haalbaar. Een algemeen
doel verdeel je onder subdoelen. Je brengt prioriteit aan in de keuze van
de doelen. Werk aan maximaal drie doelen tegelijk. Een kortetermijndoel
is binnen vier weken haalbaar. Een langetermijndoel is pas bereikt na drie
maanden of langer. Een langetermijndoel kan ontmoedigend werken.
Mensen hebben succes nodig om gemotiveerd te blijven.
Thema 4 signaleren en observeren
Waarnemen is het opnemen van prikkels die op je afkomen, dit doe je
altijd. Het gebeurt vrijwel altijd onbewust.
In je werk is het van belang dat je dit bewust doet. Het helpt je om de
persoon beter te leren kennen, je weet dan wat de persoon nodig heeft en
past de begeleiding daarop aan. Het opmerken van bijzonderheden in
gedrag noem je signaleren. Je speelt vervolgens in op het gesignaleerde
gedrag.
Aan verzamelde informatie moet je een betekenis geven. Je noemt dit
interpreteren, vervolgens handel je hiernaar.
Na een signalering moet je vaak de begeleiding aanpassen. Soms is het
ook nodig om een persoon extra te observeren.
Wanneer je in je toekomstige beroep professioneel kijkt naar de
doelgroep, noem je dat observeren. Observeren is anders dan
waarnemen, waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere
situatie. Je observeert altijd doelgericht en volgens een bepaalde
methode. Je beschrijft vooraf wie, wat, waar en wanneer je gaat
observeren. Observeren gaat altijd over gedrag. Wanneer je observeert, is
het van belang dat je niet interpreteert. Je mag dus alleen naar de feiten
kijken.
Je observeert altijd volgens een stappenplan. Je beschrijft de reden van de
observatie, vervolgens beschrijf je het observatiedoel en de
observatievraag. Dan beschrijf je de deelvragen, daaruit kies je een
observatiemethode en maak je een Plan Van Aanpak.
, Observatietechnieken:
Participerend observeren noem je ook wel intern observeren. Je bent dan
actief bezig in de groep, terwijl je ook observeert. Een valkuil is dat je
makkelijk invloed uitoefent op de situatie. Intern observeren is een goede
keuze wanneer je vraagstelling nog niet concreet is. Je kunt dan meer
informatie verzamelen en op basis hiervan je vraagstelling concretiseren.
Het is vaak ook een praktische keuze, er is niet altijd iemand aanwezig die
jouw taken kan overnemen terwijl jij observeert.
Niet-participerend observeren noem je ook wel extern oberveren. Hierbij
ben je wel aanwezig in de groep, maar neem je niet deel aan de
activiteiten. Je richt je volledig op de observatie. Dit is fijn als je een
complexe observatievraag hebt. Nog een voordeel is dat je geen invloed
uitoefent op de situatie. Nadelen zijn dat iemand jouw taken moet kunnen
overnemen en dat je iemand kunt afleiden door te observeren. Dit kun je
voorkomen door een spiegelwand.
Je werkt zoals altijd met een doel maar je observatievragen zijn nog niet
concreet. Je gebruikt deze vorm ook als vooronderzoek. Je observeert
meestal continue, je probeert zoveel mogelijk gedragingen objectief vast
te stellen. Je noteert dus alleen de feiten. Vrije observatie gaat vaak
samen met participerend observeren.
Gestructureerde observatie:
Je werkt met een exact doel, je hebt een duidelijke observatievraag. De
resultaten worden vaak in getallen uitgedrukt. Je gebruikt deze vorm als je
wilt observeren hoe vaak iets voorkomt of om vast te stellen hoelang iets
duurt. Je gebruikt een observatieverslag waarop je gedrag aankruist of
turft. Omdat je deze gegevens exact moet registreren, heb je meestal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller indykleverlaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.66. You're not tied to anything after your purchase.