Hoofdstuk 1: Sociologie, een eerste kennismaking
1.1 Inleiding: Niet iedereen leeft even lang
Er zijn grafieken die aantonen dat mannen en vrouwen die van een hogere opleiding genieten ook
daadwerkelijk langer en gezonder leven (met vrouwen die langer leven dan mannen telkens).
Wanneer we dit gaan verklaren kijken we naar een aantal zaken:
1. Een hoge opleiding s6timuleert het vermogen om ingewikkelde problemen in te schatten,
en heeft invloed op de vorming van de persoonlijkheid
2. In onze samenleving leidt een diploma naar een job: hoe hoger het diploma, hoe hoger de
job.
Hoe hoger de job, hoe hoger het loon. En hoe hoger het loon, hoe meer er te
besteden is aan betere gezondheid (huisvesting, voeding, …)
Meer variatie in het werk en gezondere arbeidsomstandigheden bieden ook hun
voordeel
Arbeidstevredenheid neemt toe naar gelang het opleidingsniveau, en tevredenheid
draagt direct bij tot gezondheid (stress)
uit (1) en (2) volgt dus dat een hogere opleiding materiële voordelen heeft, maar ook de persoonlijke
vorming kan bepalen.
Deze vorm van redenering is een typisch sociologische redenering. Een socioloog gaat steeds op zo’n
manier naar zaken kijken, opleiding, sociale omgeving, plaatsen en groepen, … Ze sluiten de
biologische en psychologische aspecten niet uit, maar vinden de sociale omgeving een meer cruciale
factor.
1.2 De sociologische verbeelding
sociologische verbeelding: individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit het geheel van
sociale relaties die zelf een specifieke historische oorsprong hebben. Het startpunt van een
sociologische verklaring. De sociologische verbeelding is een specifieke wijze van kijken naar wat met
mensen in hun leven gebeurt. bv: mensen verliezen hun werk, ervaren discriminatie, beperken hun
gezin tot 2 kinderen, … Hoe komt dit? Al deze zaken maken deel uit van onze biografie, en die kent
een specifiek verloop juist omdat wij met andere mensen samen leven, een individuele biografie is
helemaal niet zo individueel.
samenleving: het geheel van sociale relaties waarvan we deel uitmaken. Dit geheel van sociale
relaties is echter wel het resultaat van een historische ontwikkeling
bv: een groot deel van de hedendaagse jongeren volgen universitair onderwijs (biografisch) maar dit
ligt niet alleen aan de intelligentie van de jongeren (individueel biografisch) maar ook omdat de
samenleving deze trend beïnvloed
verklaring voor de werkloosheid van hedendaagse 50-60+ : vroeger was het helemaal niet zo
vanzelfsprekend dat men na de humaniora verder ging studeren, en de eisen op de
arbeidsmarkt qua scholing lagen ook veel lager.
het gedachte-experiment: wat zou er gebeuren als dit of dat niet zou hebben plaatsgevonden?
,1.3 Van gedrag tot samenleving
1.3.1 Gedrag
gedrag: elke actie of reactie van een individu zoals een lichamelijke beweging, verbale uiting of een
subjectieve gewaarwording. bevat altijd zowel een objectief als subjectief waarneembare dimensie.
de objectieve waarneembare componenten= externe componenten = aspecten die ten
minste door 2 individuen kunnen worden waargenomen, door alter en door ego.
bv: gebaren, lichamelijke beweging, gesproken woord
de subjectieve component= de interne = door maar 1 waarnemer waarneembaar, namelijk
door ego.
o een belangrijk onderdeel hiervan is het motivationele component: de ultieme
drijfveren van het handelen die aanzetten tot gedrag bv: winstmaximalisatie, zucht
naar controle, seksuele lust, zucht naar sociale erkenning
o emotionele component bv: innerlijke gevoelens van onrust en angst, schaamte,
schuld
o cognitieve component: beelden die wij ons vormen van de werkelijkheid
o reflexieve component: beeld dat je van jezelf vormt
Deze 4 componenten kunnen enkel analytisch van elkaar worden gescheiden; in de
werkelijkheid doorkruisen ze elkaar. bv: het beeld dat je van jezelf vormt: reflexiviteit (je
beschouwt jezelf vanuit een “externe” positie) + cognitie (je identificeert jezelf met een
persoon als een abstracte categorie) + emotie (je bent blij over wie je bent)
Een mooi voorbeeld van de combinatie van extern en intern is gelaatsuitdrukking.
1.3.2 Sociaal handelen
handelen: heeft als finaliteit altijd de realisatie van een doel, gedrag met een nadrukkelijke
doelgerichtheid. bv: als we kijken naar waar de uitgang van een lokaal zich bevindt, zijn we het
verlaten van het lokaal al aan het voorbereiden. Dit kijken is dus een handeling met een bepaald doel,
namelijk weten hoe we de zaal kunnen verlaten. Door de doelgerichtheid krijgt de handeling aldus
een betekenis.
betekenis van een handeling: de mentale voorbereiding of projectie van de voltooide handeling
sociaal handelen: wanneer de actor bij het plannen van zijn handelen rekening houdt met wat
anderen deden, doen of kunnen doen. Dus, wanneer we kijken naar het vroegere, huidige of
toekomstige handelen van anderen. Er is vanuit de handelende actor een subjectieve betekenis
aanwezig die in verband staat met een tweede actor bv: een fietser besluit om een fluo vestje aan te
doen op basis van ongelukken die zijn gebeurt vanwege slechte zichtbaarheid.
Max Weber maakt hier bij nog onderscheid tussen 5 soorten handelen:
instrumenteel rationeel handelen: actoren willen een bepaald doel bereiken binnen een
specifieke handelingssituatie. Een handelingssituatie bestaat uit:
o condities: niet te wijzigen elementen
o middelen: te wijzigen elementen
Kenmerkend bij het doel rationeel handelen is dat de actoren gaan afwegen welke middelen
het best geschikt zijn om een bepaald doel te bereiken.
waarde rationeel handelen: een bewust geloof in de waardevolheid van de handeling staat
centraal. Deze waarde kan ethisch, esthetisch, religieus of van een andere aard zijn. De
handeling is dus waardevol, niet het doel
, vaak is het onderscheid tussen waarde en instrumenteel rationaal handelen weer
analytisch, en zien we dat handelingen vaak omwille van beide gemaakt worden
affectief handelen: gedreven door het navolgen van gevoelens. Dit kan zowel
ongecontroleerd of gecontroleerd zijn. bv: toen een Irakese journalist een schoen gooide naar
Bush was dit een affectieve handeling, maar hij heeft er bewust voor gekozen om met zijn
schoen te gooien omdat dit in Irak een enorme belediging is.
traditioneel handelen: dit volgt uit ingewortelde gewoontehandelingen. Gewoonte mag hier
echter niet worden gezien als een puur psychisch of individueel kenmerk, maar localiseert
zich in de sociale dimensie van het leven. bv: het kerkelijk huwen
Wanneer mensen zich bewust worden van een traditionele handeling en deze gaan
waarderen, wordt het een waarde rationele handeling
reflexief handelen: disruptief en breekt de continue lijn van verleden naar heden. Dit soort
handelen is gebaseerd op stoppen, denken en kiezen. bv: familie die altijd vlees eet.
Wanneer in het nieuws komt dat er een koeienziekte is gaan ze reflexief nadenken: moeten
wij wel vlees eten?
Globaal voorbeeld: trouwen
- instrumenteel: belastingvoordeel
- waarde: het huwelijk is schoon
- affectief: om de liefde te bezegelen
- traditioneel: iedereen hoort gewoon te trouwen
- reflexief: moeten we wel echt allemaal trouwen?
1.3.3 Interactie
Interactie: wordt gevormd door handelingen van een persoon en de reactie daarop door een ander
persoon. Interactie ontstaat dus wanneer twee of meer mensen een gedeelde of complementaire
betekenis aan elkaars handelen geven.
We kunnen binnen het sociale handelen 2 soorten motieven onderscheiden: opdat en omdat
bv: Alter steekt haar hand uit, opdat Ego haar teken tot groet zou beschouwen. Ego steekt
zijn hand uit omdat Alter tot het begroeten overging.
1.3.4 Vormen van interactie
Los van de concrete inhoud nemen interactie ook steeds een bepaalde vorm aan. Sociologen gaan uit
van een oneindig aantal mogelijke interacties, maar een beperkt aantal vormen:
conforme interactie: integratie die verloopt volgens de betekenis die beide partners aan de
interactie vastknopen. Steeds 2 aspecten:
o wederzijds akkoord over wat in de interactiesituatie zal gebeuren (bv: kennis
overdracht tussen leraar en leerling)
o akkoord over hoe de overdracht zal gebeuren (bv: leraar geeft les aan zwijgende
leerlingen)
Het tegengestelde van conforme interacties zijn noemen we deviantie of afwijking. Bij
deviantie houdt 1 van de interactiepartners zich niet aan de (al dan niet expliciete) regels (bv:
leerlingen praten terwijl er les wordt gegeven)
, coöperatie=samenwerking: sociale eenheden werken samen om een doel te proberen
realiseren. Conformiteit is zeker ook een deelaspect van.
conflict: tegengestelde van samenwerking. Het centrale kenmerk is dat ten minste 2 partijen
niet akkoord gaan met hoe een interactie zal verlopen.
Verduidelijking: wanneer bij het verdelen van de schaarse middelen geen akkoord komt, is er
sprake van een conflict. Toch hebben conflicten niet alleen betrekking tot schaarse middelen.
Er zijn er ook over waarden, aanzien en macht (denk aan protesten).
Toch moeten wij conflicten niet altijd als iets negatiefs beschouwen. Conflicten brengen
mensen ook dichter bij mekaar (ontstaan VN) en over het algemeen kunnen we beschouwen
dat een gemeenschappelijke vijand voor groepscohesie zorgt (zie 9/11)
ruil: uitwisseling van zowel goederen als immateriële zaken op basis van baten of beloningen,
wat meestal kosten betekenen voor anderen.
bv. Een kind krijgt eten van zijn moeder. Het kind krijgt dus een beloning (eten) en dat
betekent een tijdsinvestering voor de moeder (kosten). Daar staat echter ook iets tegenover.
Het is normaal dat het kind het eten opeet en dankbaarheid toont.
Toch merken we op dat de neiging om anderen te helpen vaak wel is ingegeven door sociale
erkenning. Altruïsme = egoïsme. We moeten ook opmerken dat er heel vaak een ongelijke
verdeling is van kosten en baten (minimumloon arbeiders)
Principe vd wederkerigheid: mensen zien interacties vaak als ruil en menen dat de kosten
van baten evenredig moeten verdeeld worden over de in de interactie betrokken actoren. Als
je iets in anderen investeert, wordt verwacht dat er een tegenprestatie komt. Dit is een
algemeen aanvaard sociaal principe => wederzijds geschenken geven bij kerstmis
Waarom zijn al deze interactievormen zo belangrijk? Omdat wat de interactie ook is, deze
interactievormen zijn altijd aanwezig. Een algemeen sociaal principe is echter ook dat als je iets in een
ander investeert, er ook degelijk een tegenprestatie komt.
1.3.5 De stolling van interactie in cultuur en structuur
Interacties hebben verregaande gevolgen, en al gauw gaan we merken dat mensen met elkaar gaan
interageren en afspraken zullen maken. In een samenleving gaan er bepaalde mensen jagen, anderen
vissen, … Er ontstaan tussen mensen altijd spontaan allerlei ideeën over wat goed en wat slecht is =
een essentieel kenmerk van cultuur = gedeelde betekenis die mensen aan het handelen en de
objecten uit hun omgeving toekennen en die geformaliseerd wordt in waarden, normen,
overtuigingen en wetten. Structuur = het ontstaan van verschillende posities van actoren en de vorm
van interacties en relaties tussen die actoren.
Structuren en culturen zijn vast, en bewegen enkel na langdurige en massale niet-conformistische
handelingen = sociale orde en stabiliteit vs sociale verandering en dynamiek
1.3.6 De context
De maatschappij wordt dus gecreëerd door de interactie van personen. De context waarbinnen
interacties plaatsvinden kunnen we verdelen:
demografische factoren:
o primaire demografische kenmerken: geboortes, huwelijken, migraties, sterftes
o secundaire demografische kenmerken: leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid,
gemiddelde gezinsgrootte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller edlbare. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.36. You're not tied to anything after your purchase.