Fa-BA106 oefentoets. Behandeld alle onderwerpen die op de eindtoets zullen komen. Inclusief uitwerkingen + uitleg voor iedere vraag. Trefwoorden: baroreceptorreflexraas systeemtroponine cadhnefronstoplichttabelaceace-remmerpikrinezuurcreatinine
Vraag 1. Baroreceptorreflex en bloeddruk (7 punten)
A. Vul de volgende alinea in met de juiste termen, zodat de rol van de baroreceptorreflex bij hoge
arteriële bloeddruk wordt beschreven. Neem de nummers duidelijk over in jouw antwoord (4
punten).
Hogedruk-baroreceptoren worden aangetroffen in de (1)_______ en de (2)_______, en detecteren
(3)_______ van bloedvaten veroorzaakt door hoge arteriële bloeddruk. Wanneer de arteriële
bloeddruk wordt verhoogd, gaan de signalen van baroreceptoren via afferente neuronale paden naar
de (4)_______ in het centrale zenuwstelsel.
Vervolgens worden er signalen naar effectororganen gestuurd via efferente neuronale paden van het
autonome zenuwstelsel.
De baroreceptorrespons bij verhoogde arteriële bloeddruk leidt tot grofweg twee effecten: a)
(5)_______ van sympathische input, en dus (6)_______ van de afgifte van de neurotransmitter
(7)_______ en stimulatie van de (8)_______ receptoren op het hart en de (9)_______ receptoren in
de bloedvaten. b) (10)_______ van parasympatische input, en dus (11)_______de afgifte van de
neurotransmitter (12)_______ en stimulatie van de (13)_______receptoren op het hart.
De bovengenoemde effecten van het sympathische en parasympatische zenuwstelsel resulteren in
(14)_______ en afname van de (15)_______ en (16)_______, wat op zijn beurt leidt tot een verlaging
van de arteriële bloeddruk.
(1) sinus carotis/halsslagader, (2) de aorta(boog), (3) mechanische vervorming/strekking/rek (4)
medulla (oblongata)/NTS, (5) afname, (6) afname, (7), norepinefrine/noradrenaline, (8) beta-1 (alleen
punten indien subtype ook goed is), (9) alfa-1 (alleen punten geven als subtype goed is), (10)
toename, (11) toename, (12) acetylcholine, (13) muscarine (M2) (hier hoeft het subtype niet genoemd
te worden voor de punten) (14) vasodilatatie, (15) hartslag, (16) contractiliteit.
B. Leg stapsgewijs uit hoe doxazosine tachycardie kan veroorzaken (3 punten).
Doxazosine: selectieve a1-blokker (blokkade van alfa-1-receptoren op de bloedvaten dus
geen vaatvernauwing mogelijk) --> vasodilatatie --> verlaging van de bloeddruk --> baroreflex
--> activatie van sympathische --> enkel stimulatie van b1-receptoren --> tachycardie
, Vraag 2. Spieren (8 punten)
A. Zet onderstaande stappen in de juiste volgorde (2 punten)
Gegeven volgorde Juiste volgorde
1. Troponine C verandert van vorm doordat Actiepotentiaal bereikt T-tubulus. (3)
er drie calciumionen binden.
2. Tropomyosine verschuift en de L-type calciumkanalen gaan open en
myosinekop bindt aan actine. calciumionen stromen het cytoplasma in. (5)
3. Actiepotentiaal bereikt T-tubulus. Calciumionen activeren de RYR-receptor. (6)
4. PKA fosforyleert fosfolamban (PLN) Troponine C verandert van vorm doordat er
waardoor de SERCA-pomp wordt drie calciumionen binden. (1)
geactiveerd.
5. L-type calciumkanalen gaan open en Tropomyosine verschuift en de myosinekop
calciumionen stromen het cytoplasma in. bindt aan actine. (2)
6. Calciumionen activeren de RYR-receptor. PKA fosforyleert fosfolamban (PLN)
waardoor de SERCA-pomp wordt
geactiveerd. (4)
B. Op welk type spiercel (hart-, skelet- of gladde spiercel) hebben bovenstaande stappen betrekking?
Leg duidelijk uit hoe je tot dit antwoord komt (3 pnt).
Antwoord:
Hartspiercel (1 pnt)
De aanwezigheid van T-tubuli duidt op een hart- of skeletspiercel, net als de calciumsensor troponine
C. Het verschil is echter op te maken uit het feit dat de instroom van calciumionen zorgt voor
activatie van de RYR-receptor (calcium induced calcium release, CICR). Bij de skeletspier zorgt een
mechanische interactie daarvoor. Tot slot valt het ook nog op te maken uit de regulatie van de
SERCA-pomp, alleen bij een hartspiercel gebeurt dat oiv fosfolamban.
Een extra aanwijzing (hoeven studenten niet te weten, maar kan de oplettende student wel helpen)
is dat bij de hart 3 calciumionen binden aan troponine en bij de skeletspier binden er vier ionen.
Alleen fosfolamban noemen = 2 pnt (onderscheidend genoeg)
T-tubulus en/of troponine C moet icm CICR worden genoemd om 2 pnt te verdienen. Een van deze
kenmerken alleen is niet onderscheidend genoeg en betekent 1 pnt, tenzij wordt gezegd dat er 3
calciumionen binden aan troponine C (dan ook 2 pnt). Ook CICR alleen noemen is niet genoeg
aangezien dat ook bij glad spiercelweefsel optreedt (ook 1 pnt).
C. Leg duidelijk uit hoe bètablokkers de mean arterial pressure (MAP) beïnvloeden en verwerk twee
relevante formules in je toelichting. (3 pnt)
Juiste formule benoemen voor de MAP = CO (HMV) x TPR (TPW) (0,5 pnt)
Bètablokkers zorgen voor een daling van de bloeddruk (MAP) (0,5 pnt).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Sosa05. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.78. You're not tied to anything after your purchase.