Samenvatting van het boek 'Bescherming van de Intellectuele Eigendom' van P.G.F.A. Geerts. De samenvatting is geschreven ten behoeve van het vak OE154 Law binnen de opleiding Business Studies, afstudeerrichting Marketing. De samenvatting bevat de leerstof voor het tentamen.
Intellectuele eigendom en ongeoorloofde mededinging
Mededinging is een belangrijke motor tot het verwezenlijken van economische
doelstellingen. Eigen aan mededinging is dat een marktpositie die een
marktdeelnemer heeft opgebouwd, niet zonder meer door het recht wordt
geschermd. Wie aan de gevolgen van concurrentie bezwijkt, is nog niet perse
onrecht (in juridische zin) aangedaan.
Het beginsel van de ‘vrijheid van handel en bedrijf’ is het uitgangspunt van ons
mededingingsrecht. Het trekt echter een grens daar waar mededinging als
ongeoorloofd moet worden aangemerkt.
Belangrijk voor het intellectueel eigendom zijn:
- Belangrijke delen van de wetten betreffende de intellectuele eigendom; en
- De zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162BW (de ongeoorloofde mededinging)
Object en terrein
De wettelijke regelingen omtrent intellectuele eigendom beslaan telkens een
afgeperkt terrein van menselijke activiteit. Soms overlappen deze activiteiten elkaar
en soms vallen prestaties overal juist buiten, waardoor ze niet door een specifieke
wet worden beschermd.
Voorbeelden:
Afbakening: een vorm van de waar kan als merk worden beschermd. Dit is niet
mogelijk als die vorm noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Is dat
het geval, dan is men aangewezen op het octrooirecht. Octrooirecht en merkenrecht
kunnen elkaar dus niet overlappen.
Overlapping: een originele titel van een tijdschrift kan zowel merk als werk zijn. Het
uiterlijk van een product kan ook zowel door auteurs- als modelrecht worden
beschermd.
Niet door enige specifieke wet beschermde prestatie: de vondst van de
zelfbedieningswinkel.
Wat al deze objecten gemeen hebben is dat ze onstoffelijk van karakter zijn. Het kan
zich wel in de stoffelijkheid manifesteren (machine, reclameprent, sculptuur), maar
het gaat niet om deze materiële ‘drager’. Het gaat om dat wat gedragen wordt, het
immateriële project.
Er kan onderscheid worden gemaakt met betrekking tot het object dat beschermd
wordt. Zo is er de bescherming van prestaties en de bescherming van
onderscheidingstekens. Bescherming van prestaties staat voorop in het octrooi- en
auteursrecht. Een handelsnaam of merk is een onderscheidingsteken: het dient ertoe
een bepaalde onderneming of product voor het publiek herkenbaar te maken. De
herkenbaarheid maakt het de ondernemer mogelijk om een goodwill bij het publiek
op te bouwen. Het merkenrecht en het handelsnaamrecht helpen voorkomen dat de
herkenbaarheid verwatert of wordt aangetast. De regelingen zijn zowel in het belang
van de ondernemer en van het publiek; beiden zijn erbij gebaat dat er geen
verwarring ontstaat.
Intellectuele eigendomsrechten die berusten op een geestelijke prestaties
(bijvoorbeeld octrooi- en auteursrecht) zijn begrensd naar duur. Voor
onderscheidingstekens geldt dit principe niet. Hun beschermingsduur kan
,onbeschermd zijn. De reden dat intellectuele eigendomsrechten zijn begrensd naar
duur, is dat dit voortbouwen op elkaars prestaties in de weg kan staan. Deze
toestand wil de wetgever niet eeuwig laten voortbestaan. Daarom heeft een octrooi
een duur van 20 jaar gerekend vanaf de dag der aanvraag.
Inhoudelijke eisen, aanspraak en procedure
Ten aanzien van de vraag wie aanspraak heeft op het recht, geldt: de regelingen
lopen te zeer uiteen om algemene opmerkingen te kunnen maken.
Met betrekking tot de wijze waarop men het uitsluitend recht verkrijgt, zijn drie
systemen te onderscheiden:
1. Verlening na een inhoudelijk onderzoek
Er wordt door een administratief orgaan onderzocht of degene die het recht
aanvraagt, daarvoor ook in aanmerking komt. Bekeken wordt dan of het
object van de aanvraag voldoet aan de wettelijke eisen. Dit gebeurt veelal bij
octrooi- en kwekersrecht.
2. Verkrijging door middel van het verrichten van bepaalde formaliteiten
(inschrijfstelsel)
Dit systeem komt veel voor in het modellenrecht. Het recht kan verkregen
worden door bepaalde formaliteiten te verrichten. Dit wordt ook wel een
inschrijfstelsel genoemd. Een merkdepot kent ook een inschrijfstelsel, echter
wordt daar wel aan bepaalde inhoudelijke vereisten getoetst.
3. Verkrijging van rechtswege
Dit systeem geldt bij het auteursrecht, handelsnaamrecht, chipsrecht,
naburige rechten en het databankrecht. Er worden ook inhoudelijke eisen
gesteld aan het te beschermen object.
Uitsluitend recht
De hierboven beschreven regelingen kennen aan de gerechtigde een vorm van
monopolie toe. Dit monopolie is in de vorm van een absoluut recht. De monopolist
heeft een exclusief recht om bepaalde handelingen te verrichten. Dit heten
‘voorbehouden handelingen’. Derden zonder toestemming mogen deze handelingen
niet verrichten: de gerechtigde kan dit verbieden. Dit verbod kan tegenover iedereen
gelden. Daarom is het een absoluut recht.
Volgens artikel 5:1 BW is eigendom het meest omvattende recht dat een persoon op
een zaak kan hebben. Artikel 3:2 BW bepaalt dat zaken de voor menselijke
beheersing vatbare stoffelijke objecten zijn. Intellectuele eigendom is dus geen
eigendom in de zin der wet. Een recht van intellectuele eigendom is een
vermogensrecht in de zin van artikel 3:6 BW. Daarmee is een recht van intellectuele
eigendom volgens artikel 3.1 BW ook een goed.
Het absolute recht vormt de basis voor de civielrechtelijke rechtsbescherming. Tegen
schending van het subjectieve recht kan worden opgekomen. De meest effectieve
maatregel is een verbod. Ook kan de strafrechtelijke bescherming van belang zijn.
Het (bewust) inbreuk maken op een recht van intellectuele eigendom levert soms
een strafbaar feit (soms zelfs een misdrijf) op. Grootschalige namaak en piraterij zijn
hier voorbeelden van.
Grenzen aan monopolies
Een monopolie levert vooral voor de monopolist voordelen op, voor de derden soms
nadelen. Bescherming van intellectuele eigendom kan andere belangen soms in de
weg zitten. Deze belangen kunnen soms zo zwaar wegen dat op het monopolie een
uitzondering wordt gemaakt. Hoe deze afweging wordt gemaakt is afhankelijk van de
aard van het rechtsgebied.
, Bij bescherming van prestaties is de belangrijkste begrenzing die in duur. Ook
kunnen de belangen van derden tegemoet gekomen worden door een dwanglicentie.
Deze kan zonder instemming van de monopolist tot stand komen. De houder van de
licentie krijgt via een bepaalde procedure het recht voorbehouden handelingen te
verrichten. Hier tegenover zal wel een vergoeding staan. Voorbeeld is een jongere
geoctrooieerde uitvinding die alleen toegepast kan worden door gebruik te maken
van een oudere geoctrooieerde uitvinding.
Een belangrijke beperking van het monopolie ligt besloten in het begrip ‘uitputting’.
Uitputting gebeurd door het rechtmatig op de markt brengen van goederen. Als de
monopolist of een ander (met toestemming) een bepaald exemplaar op de markt
brengt, dan brengt de uitputtingsregel mee dat de monopolist zich niet kan verzetten
tegen de verdere verhandeling van dat exemplaar. Ten aanzien van dat exemplaar is
zijn recht uitgeput. Deze uitputtingsregel heeft betrekking op een bepaalde materiële
drager. Dat de octrooihouder een machine in het verkeer brengt, geeft anderen de
vrijheid dat ding verder te verhandelen. Een toneelstuk dat wordt geëxploiteerd door
het als boekje uit te brengen en het stuk op te voeren, kent de uitputtingsregel voor
het boekje, maar voor de opvoeringen (niet tastbare zaken) gaat dit niet op.
Exploitatie van het uitsluitend recht
Bij de prestatie gaat het erom dat de monopolist door zijn uitsluitend recht een
beloning kan verwerven voor zijn inspanningen.
Het onderscheidingsteken vormt meestal geen zelfstandige bron van profijt. Het is
slechts een positie op de markt. Deze positie levert het profijt op.
Bij exploitatie van intellectueel eigendomsrecht zijn drie vormen denkbaar:
1. Zelf de voorbehouden handelingen verrichten
2. Een ander daarvoor contractueel toestemming geven (licentie)
3. Het recht aan een ander overdragen
Een licentie kan worden beperkt naar plaats en naar tijd. Hij kan ook onbegrensd
zijn. Daarnaast kan de licentie onbegrensd zijn. De licentie kan ook exclusief zijn:
alleen de licentiehouder mag dan de voorbehouden handelingen verrichten. De
licentie kan overdraagbaar zijn.
Prestaties en de zorgvuldigheidsnorm
Nabootsing op een wijze die nodeloos verwarring veroorzaakt, is een vorm van
oneerlijke mededinging, waartegen met een vordering uit onrechtmatige daad kan
worden opgenomen.
Verwarringsgevaar kan direct of indirect zijn. Van directe verwarring is sprake als het
publiek de imitatie het origineel kan houden. Van indirecte verwarring is sprake als
de betrokken producten, hoewel verschillend, zodanige overeenstemmende
kenmerken vertonen dat het publiek aan een herkomst uit eenzelfde onderneming
kan denken. Verwarring veronderstelt dat het product een eigen gezicht op de
relevante markt heeft. Dat wil zeggen dat het product door vorm en/of afmeting
voldoende afwijkt van hetgeen er al op de markt aanwezig is.
Het nabootsen van producten is onder bijzondere omstandigheden onrechtmatig.
Wanneer het om bescherming van prestaties gaat, kunnen de door IE-wetten
verstrekte monopolies in duur beperkt worden. Zolang verwarring wordt gesticht kan
op grond van de zorgvuldigheidsnorm worden opgetreden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller businessstudies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.