Deze samenvatting bevat het 'Basisboek sociaal onderzoek' en hoofdstuk 4 & 5 van het boek 'Epidemiologisch onderzoek'. Alles tekst is ondersteund met informatie en afbeeldingen uit de hoorcolleges van de pre-master gezondheidswetenschappen.
Samenvatting M&T
Stappen van onderzoek
1. Formuleren probleemstelling
2. Ontwerpen onderzoek
3. Verzamelen gegevens
4. Analyse
5. Schrijven van verslag
Fundamenteel onderzoek: onderzoek dat wordt gedaan om het maken en uitbreiden van
wetenschappelijke theorieën. Het doel van fundamenteel onderzoek is het opstellen en toetsen van
theorieën.
Praktijkgericht (toegepast) onderzoek: onderzoek waarvan de resultaten worden gebruikt om
bestaande situaties waar mensen niet tevreden mee zijn te veranderen in meer gewenste
resultaten. Onderzoek gericht op het leveren van kennis die nodig is om een praktisch probleem op te
lossen.
Er zijn 4 eisen voor een wetenschappelijk onderzoek:
Toetsbaar: wat wordt er onderzocht ten opzichte van wat?
Valide: zijn de gevonden uitkomsten vrij van vertekening?
Verifieerbaar/controleerbaar: kan het onderzoek nagedaan worden?
Reproduceerbaar/betrouwbaar: dezelfde uitkomst bij andere omstandigheden?
Probleemstellingen
Probleemstelling: vraag die de onderzoeker wil beantwoorden.
Het voorkomt ook dat je niet met een oplossing komt voor een niet bedoeld of relevant probleem. En het
voorkomt dat je de onderzoeksresultaten niet kunt evalueren. Om te weten of de resultaten bruikbaar
zijn moet je weten welke vragen er worden gesteld. Hoe scherper geformuleerd hoe meer je aan de
probleemstelling hebt.
Een probleem kan gesplitst worden door een PICO op te stellen.
P(probleem): populatie
I(interventie): experimentele interventie
C(comparison): controle interventie
O(outcome): uitkomstmaat
Er bestaan verschillende soorten vragen.
Beschrijvend: ‘Wat is’ vraag gericht op kenmerken van verschijnsel. Definiëren van een onderwerp.
Verklarend: ‘Hoe komt het dat’ vraag. Gericht op oorzaken of verklarende factoren.
Voorspellend: ’Wat is bepalend voor…..’ (op termijn). Een tijdsafhankelijke oorzaak-gevolg relatie.
Ontwerpvraag (evaluerend):’Wat is eraan te doen’ Interventiemaatregel hoe het beter kan.
, Analyse: Statistische analyse Argumentatieve analyse
Kwantitatief gaat over getallen en de data kan worden gemeten.
Kwalitatief gaat over beschrijvingen, data kan worden geobserveerd en niet gemeten.
Na de probleemstelling wordt de onderzoeksstrategie bepaald die gevolgd moet gaan worden.
Bureauonderzoek: internet, rapporten, archieven, persoonsgegevens, beschikbare
documenten.
Groepsbenadering: focusgroepen en delphi-procedures
Kleinschalig onderzoek: interviewen, gedragsobservatie, case studies, historisch onderzoek.
Grootschalig onderzoek: surveys.
Experimenten
Conceptueel model
Na de probleemstelling komt het conceptueel model, dat is een abstracte weergave van de
belangrijkste begrippen voor onze probleemstelling en de relaties daartussen. Theoretisch model
beschrijft maar 1 ding, hoe dingen samenhangen en gebruikt maar 1 theorie. Conceptueel model
beschrijft meerdere theorieën. Je hebt een afhankelijke variabele en een afhankelijke variabele. Je wil
weten hoe deze samenhangen, dat is je basis voor conceptueel model. Je onafhankelijke variabele
verklaart altijd je afhankelijke variabele.
Conceptueel model maken:
1. Definieer je afhankelijke variabele (de o in je pico)
2. Definieer je onafhankelijke variabele: alles wat je meet behalve die afhankelijke variabele.
3. Definieer relaties tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen en je onafhankelijke
variabelen onderling.
Associatie is elke vorm van samenhang tussen twee variabelen (concepten). Zodra twee concepten
met elkaar te maken hebben is dat associatie.
Causale relatie is een echte oorzaak-gevolg relatie. Het moet systematisch zijn, je kijkt bijv op de
eerste hulp en er komen twee jongen met gebroken pols binnen kan je niet zeggen voetballen
veroorzaakt een gebroken pols. Er moet ook een tijdsrelatie zijn. Er mogen ook geen alternatieve
verklaringen zijn. Falsificatie zegt dat iets waar is tot het tegendeel bewezen is. Alle zwanen zijn zwart
totdat je een witte zwaan vindt.
Afhankelijke variabelen: je uitkomstmaat.
Onafhankelijke variabelen: bv. Alle confounders zijn een onafhankelijke variabele maar niet alle
onafhankelijke variabelen zijn een confounder.
Confounder: heeft invloed op je onafhankelijke variabele en andersom, maar heeft ook invloed op je
afhankelijke variabele.
Mediator: dat is als er geen rechtstreeks verband is tussen je onafhankelijke variabele en je afhankelijke
variabele, maar je ov heeft nog een mediator die leidt tot de afhankelijke variabele.
Moderator: subgroepen waarvan het effect tussen de ov en de av verschillend is voor bv. mannen en
voor vrouwen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Michiko. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.